De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Syntaxis 2.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Syntaxis 2."— Transcript van de presentatie:

1 Syntaxis 2

2 Inleiding Syntaxis: de combinaties van woorden tot woordgroepen en zinnen. Wat voor rol spelen de eigenschappen van de woorden hierbij? Wat voor soort woordvolgordes vinden we? Hoe kunnen die woordvolgordes veranderd worden door middel van verplaatsing.

3 Inleiding: Dit college
Woorden Woordvolgorde Verplaatsing

4 Woorden: Categorieën We zagen al dat woorden tot een bepaalde syntactische categorie behoren. N, V, A, P, Det, Pro, … Die categorie bepaalt een belangrijk deel van het syntactisch gedrag van een woord. Voorbeeld: combinatie met determiner the man, *the happy, *the eat, *the away

5 Woorden: Kenmerken We hebben ook al gezien dat kenmerken (features) een belangrijke rol spelen. Kenmerken zijn een manier om categorieën verder te verfijnen. Vooral als dat voor het syntactische gedrag belangrijk is.

6 Woorden: Kenmerken V[+finiet]: maak, maakt, maken, maakte, maakten
V[finiet]: maken, makend, gemaakt Wat zijn syntactische verschillen tussen finiete en infiniete werkwoorden?

7 Woorden: Kenmerken V[+finiet]: Ik maak, jij maakt, wij maken, dat ik maak, of jij maakt, als wij maken onderwerp met naamval en congruentie bepaalde voegwoorden V[-finiet]: *Ik te maken, *jij makend, *wij gemaakt *dat ik te maken, *of jij makend, *als wij gemaakt

8 Woorden: Argumenten Derde eigenschap:
valentie subcategorisatie-frame (predikaat)argumentstructuur Min of meer synonieme termen: het aantal en het soort constituenten dat een woord bij zich moet of kan hebben.

9 Woorden: Argumenten

10 Woorden: Argumenten Pol vindt een schat *Pol vindt Pol slaapt
*Pol slaapt een dutje vinden is transitief slapen is intransitief

11 Woorden: Argumenten Vinden is een predikaat met twee argumenten:
de vinder (subject) het gevondene (direct object) twee-plaatsig; ariteit, valentie is 2 Slapen is een predikaat met één argument, dus één-plaatsig

12 Woorden: Argumenten Hoeveel argumenten heeft geven? Drie argumenten:
Gever – subject Gegevene – direct object Begunstigde – indirect object Geven is drie-plaatsig.

13 Woorden: Argumenten Hoeveel argumenten heeft regenen?
Regenen is nul-plaatsig. Het regent heeft een expletief subject, een subject zonder betekenis.

14 Woorden: Argumenten Hoeveel argumenten hebben de volgende werkwoorden:
Hiermee kunt u het laatst gekozen nummer herhalen. Het lampje brandt onafgebroken in de handsfree- of headsetmodus. Hiermee kunt u informatie krijgen over de (voorgeprogrammeerde) toetsen. wanneer hier door een z.g. automatische telefoniste om gevraagd wordt

15 Woorden: Argumenten Semantisch is een woord een predikaat met 0 of meer argumenten. Predikaat(Argument1, …, Argumentn) Maar hoe wordt dat syntactisch uitgedrukt? Twee belangrijke aspecten: Woordvolgorde Markering

16 Woordvolgorde: Introductie
Vergelijk de volgende zinnen: Brutus bemint Lucia Brutus Luciam amat (Latijn) Een verschil: Nederlands: S(ubject) V(erb) O(bject) Latijn: S(ubject) O(bject) V(erb)

17 Woordvolgorde: Typen De meeste talen in de wereld zijn SVO of SOV.
VSO en VOS komt ook wel voor. OSV en OVS het minst. Hixkaryana (Brazilië, OVS, 600 sprekers) toto yonoye kamara persoon at jachtluipaard

18 Woordvolgorde: Afrika
Uit: World Atlas of Linguistic Structures

19 Woordvolgorde: Endo kiyaat cheeliima kuurkee
ki-yaat chee-liima kuur-ka-i DP-open FEM-LIMO deur-TH-DF ‘Chelimo opende de deur’ DP = distant past, FEM = feminine, TH = thematic, DF = definite

20 Woordvolgorde: Regels
VSO is een problematische volgorde Neem de volgende regels: S  NP VP (introduceert subject) VP  V NP (introduceert object) Hoe krijgen we een SOV-taal? Hoe krijgen we een VSO-taal?

21 Woordvolgorde: Parameters
SVO en SOV zijn volgordes die gegenereerd kunnen worden met herschrijfregels + volgorde-parameters S  NP VP en VP  V NP (SVO) S  NP VP en VP  NP V (SOV) VSO is niet zonder meer mogelijk, omdat de VP discontinu is.

22 Woordvolgorde: Universalia
Volgorde tussen V en O is geen geïsoleerd fenomeen, maar hangt samen met andere volgordes, zoals: Prepositie en object Nomen en adjectief In het algemeen: hoofden voorop of hoofden achteraan

23 Woordvolgorde: Hoofd Het hoofd van een woordgroep is het woord dat de eigenschappen van de hele groep bepaalt: V van VP P van PP N van NP A van AP

24 Woordvolgorde: Endo Wat zijn dit voor woordgroepen?
Wat voor woord staat voorop?

25 Woordvolgorde: Marking
Woordvolgorde is niet de enige manier om de argumenten van een predikaat te identificeren. Een alternatieve of complementaire manier: marking, dat wil zeggen, door het argument een speciale vorm te geven: Brutus Luciam amat Brutus Lucia bemint nom acc

26 Verplaatsing: Introductie
Een taal kan wel bepaalde basisvolgorde hebben, maar soms verschijnen de woorden in andere volgordes. Een van de manieren om dat te analyseren: als de verplaatsing van een woord of woordgroep.

27 Verplaatsing: Inversie
Vergelijk: John could walk Could John walk? De ja/nee-vraag kan worden afgeleid van de bevestigende zin door subject en hulpwerkwoord om te draaien (subject-auxiliary inversion)

28 Verplaatsing: V2 Nederlands heeft twee volgordes: In hoofdzinnen:
Jan kuste Marie In bijzinnen: (Ik denk dat) Jan Marie kuste SVO versus SOV Wat is de basisvolgorde? Welke volgorde is afgeleid? Hoe?

29 Verplaatsing: V2 Nog een vergelijking:
(a) Jan belde Marie op (b) dat Jan Marie op belde De positie van op laat zien wat de basispositie is van het werkwoord. Conclusie: V is verplaatst naar de tweede positie van de zin: V2.

30 Verplaatsing: V2 Jan _____ Marie op belde
Jan belde Marie op _____

31 Verplaatsing: V2 NP NP X V  deep structure surface structure Vergelijk met fonologische regel. Zie boek p82 voor toepassing op actief - passief. NB: in deze vorm achterhaald

32 Verplaatsing: Wh-movement
Vraagzinnen (wh-question) worden in het Nederlands gemaakt door een vraagwoord (wh-phrase) aan het begin van de zin te plaatsen: Ik zei dat Jan Marie op belde Ik vroeg wie Jan op belde

33 Verplaatsing: Wh-movement
Onderliggende structuur: Ik vroeg ___ Jan wie op belde? Oppervlaktestructuur: Ik vroeg wie Jan ___ op belde?

34 Verplaatsing: Wh-movement
Filler-gap-structuur: Er wordt iets verplaatst (de filler) en er blijft een gap of trace achter op de oorspronkelijke positie. Ik vroeg wie Jan t op belde Ich fragte wen Jan hat t angerufen (wen: accusatief)

35 Verplaatsing: Wh-movement
Unbounded of long-distance De verplaatsing kan soms over lange afstanden plaatsvinden: Wie dacht jij dat Piet zei dat Marie had voorgesteld om t op te bellen Wie dacht jij [ dat Piet zei [ dat Marie had voorgesteld [ om t op te bellen ]]]

36 Verplaatsing: Eilanden
Tegelijk is ook niet alles mogelijk. Er zijn eilanden waaruit je niet kunt verplaatsen. Bekende gevallen: *Who did you hear the rumor that Mary kissed? *What did you wonder to whom Bill gave? *Who did you kiss Mary and

37 Verplaatsing: Eilanden
*Who did you hear [NP the rumor that [S Mary kissed t ]]? (Complex NP island) *What did you wonder [ to whom Bill gave t ]? (Wh-island) *Who did you kiss [ your mother and t ]? (Coordinate structure constraint)

38 Verplaatsing: Meer kandidaten
dat ik een boek over taalkunde las dat ik een boek las over taalkunde dat ik gisteren een meisje zag dat ik haar gisteren zag dat ik een boek heb gelezen dat ik een boek gelezen heb

39 Verplaatsing: Meer kandidaten
dat ik een boek over taalkunde las dat ik gisteren haar zag dat ik een boek gelezen heb

40 Verplaatsing: Alternatieven
Het is niet altijd duidelijk of er werkelijk een filler-gap-structuur is. In Transformational Grammar worden filler-gap structuren werkelijk als verplaatsingen behandeld. In veel andere modellen worden afhankelijkheden en volgorde-variaties op andere manieren beregeld.


Download ppt "Syntaxis 2."

Verwante presentaties


Ads door Google