Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdLander Molenaar Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
CAPITA SELECTA Psychomotorische Therapie Academiejaar 2003-2004 Prof. H. Van Coppenolle
5
PMT and anorexia nervosa
10
inhoud en structuur capita selecta PMT omvat deze technieken van PMT die algemeen bij psychiatrische patiënten bij personen met psychische problemen en mentaal gehandicapte personen (volwassenen en kinderen) worden toegepast
11
ze omvatten zowel: A. observatie-en evaluatietechnieken
B. therapeutische technieken
12
A. OBSERVATIE-EN EVALUATIE TECHNIEKEN
13
observatie-en evaluatietechnieken
bij volwassen psychiatrische patiënten bij kinderen met psychische problemen (cfr.gedeelte J. Simons) bij mentaal gehandicapte personen
14
therapeutische technieken
bij volwassen psychiatrische patiënten bij kinderen met psychische problemen (cfr cursusgedeelte J. Simons) bij mentaal gehandicapte personen
15
korte historiek van technieken in de psychomotorische therapie
16
met technieken wordt bedoeld
een op systematische wijze gebruik maken van observatie- en therapeutische methoden in het kader van de psychomotorische behandeling
17
deze historiek valt grotendeels samen met onze loopbaan
in 1964 was er van systematiek nog niet zoveel sprake PMT bij volwassen psychiatrische patiënten werd gezien als een algemene vorm van “activering” waarin spel en bewegingsvormen een bijdrage konden leveren
18
de methode Van Roozendaal ( 1964)
als geïndividualiseerde observatietechniek gold toendertijd enkel de methodiek van de Nederlander Van Roozendaal die op dit ogenblik baanbrekend werk had verricht vertrekkend van individuele observatie kwam hij tot specifieke psychomotorische doelstellingen
19
Hoe zou men kunnen het bewegen van nu en vroeger kunnen vergelijken?
20
vergelijking huidig (13) vroeger bewegen (4)
hij wilde weten wat er met het bewegen van een patiënt gebeurd was daarom vergeleek hij het huidig bewegen(13 factoren) met het te verwachten bewegen (4 factoren)
21
het huidig bewegen: motorische factoren
coördinatie evenwicht bewegingsharmonie balbehandeling speltactiek
22
het huidig bewegen: belevingsfactoren
bewegingsintensiteit bewegingsinstelling bij opdrachten bewegingsinstelling bij spel sociaal spelgedrag
23
het huidig bewegen: creatieve factor
creatief bewegen
24
het huidig bewegen: aanleringsfactoren
maataanpassing bewegingsinzicht bewegingsaanleringsvermogen
25
het vroeger bewegen: het bewegingsniveau
bewegingservaring (vragenlijst) leeftijd lichamelijke habitus het beroep
26
items bewegingservaring informatie betreffende:
leeftijd waarop men kon lopen leeftijd waarop men kon fietsen zwemmen rolschaatsen dansen kleuterschool verder onderwijs
27
items bewegingservaring: informatie betreffende
legerdienst sportvereniging vrijetijdssportbeoefening beroep droomsport
28
leeftijdschaal 58-60: score 1 43-45: score 5 23-25: score 10
29
lichaamsbouw of habitus
lichaamsbouw buitengewoon geschikt: score 10 geen afwijkingen: score 5 lichamelijke handicap: score 0
30
beroep beroep dat heel veel lichamelijke eisen stelt: score 10 (sportleraar) beroep dat gemiddelde lichamelijke eisen stelt: score 5 beroep dat helemaal geen lichamelijke eisen stelt: score 0 (burgemeester)
31
vergelijking: het motorisch percentage
MP= 100 :aangepast bewegen MP< 85: motorische deterioratie
32
specifieke geïndividualiseerde therapeutische doelstellingen
werden afgeleid op basis van dit motorisch percentage en vooral op basis van de scores van het huidig bewegen voorloper van de LOVIPT
33
de Leuvense Observatieschalen voor gebruik in de Psychomotorische Therapie (De LOVIPT) J. Simons- H. Van Coppenolle (1984)
34
therapeutische doelstellingen kunnen eveneens geformuleerd worden door middel van uitwendig geobserveerd gedrag ( LOVIPT) Leuvense observatieschalen voor gebruik in de Psychomotorische Therapie
35
9 items die op een 7 punt schaal gescoord worden
score 0 stemt overeen met “niet pathologisch gedrag” scores -2 en +2 wijzen op pathologisch gedrag dat duidelijk remediëring behoeft
36
2 versies van de LOVIPT algemene LOVIPT waarbij de -2 en +2 scores omschreven zijn door algemene adjectieven (LOVIPT A) specifieke LOVIPT waarbij de -2 en scores omschreven zijn door specifieke omschrijvingen
37
het grote voordeel van de LOVIPT is
dat de observatiegegevens rechtstreeks naar therapeutische doelstellingen verwijzen dat er een gestructureerd observatierapport mogelijk wordt op basis van de afwijkende scores
38
systematiek = methodologie
de LOVIPT (Leuvense Observatieschalen voor gebruik in de Psychomotorische Therapie is een belangrijk methodologisch middel in de PMT
39
er wordt uitgegaan van een systema tische observatie
van het psychomotorisch gedrag tijdens bewegingssituaties om therapeutische doelstellingen te formuleren
40
hoe kan men tot belangrijke observatie-items komen in functie van therapeutische doelstellingen komen ?
41
DE 9 OBSERVATIE ITEMS 2. de zelfverzekerdheid 3. het actief zijn
1. de gevoelsmatige relaties 2. de zelfverzekerdheid 3. het actief zijn 4. het ontspannen zijn 5. het beheerst bewegen 6. het gericht zijn op de situatie 7. de expressiviteit in het bewegen 8. de verbale communicatie 9. het regulatievermogen
42
1. de gevoelsmatige relaties
definitie: de mate waarin de patiënt in overeenstemming met de aard van de situatie tot kontakten komt die gevoelsgeladen zijn dit wil zeggen kontakten waarin een zekere graad van gevoelsmatig beleefde verbondenheid is met de medepatiënten en de observator
43
+3 de patiënt vertoont in sterke mate overgevoelige relaties
+2 de patiënt vertoont overgevoelsmatige relaties +1 de patiënt vertoont in lichte mate overgevoelsmatige relaties 0 de patiënt vertoont aangepaste gevoelsmatige relaties -1 de patiënt vertoont in lichte mate ondergevoelsmatige relaties -2 de patiënt vertoont ondergevoelsmatige relaties -3 de patiënt vertoont in sterke mate ondergevoelsmatige relaties
44
lovipt A ondergevoelsmatige relaties (-2)
komen tot uiting in een kontaktname die: geremd afstandelijk te formeel apathisch of ontoegankelijk is
45
ondergevoelsmatige relaties :-2
lovipt S ondergevoelsmatige lovipt S ondergevoelsmatige relaties :-2 relaties (-2) patiënt reageert niet en vertoont geen belangstelling voor kontakt als hij door anderen benaderd wordt patiënt neemt geen kontakt met medepatiënten of met observator, of slechts op gebrekkige wijze hij plaatst zich afzonderlijk
46
één student speelt het bewegingsgedrag -2
PRACTICUM één student speelt het bewegingsgedrag -2
47
lovipt A overgevoelsmatige relaties (+2)
komen tot uiting in een kontaktname die kunstmatig vleierig te familiair opdringerig aanklampend of kleverig is
48
hij is op een overdreven wijze bekommerd om de andere patiënten
lovipt S overgevoelsmatige relaties (+2) hij is op een overdreven wijze bekommerd om de andere patiënten hij bemoeit zich met alles en iedereen hij kleeft als het ware aan de anderen of de observator
49
één student speelt overgevoelige relaties +2
PRACTICUM één student speelt overgevoelige relaties +2
50
2. de zelfzekerheid definitie: de mate waarin de patiënt , zonder zich te onderschatten en op een niet angstige wijze, onafhankelijk van de anderen beweegt
51
schaal voor zelfzekerheid
+3 de patiënt overschat zich in sterke mate +2 de patiënt overschat zich +1 de patiënt overschat zich in lichte mate 0 de patiënt is zelfverzekerd -1 de patiënt is in lichte mate niet zelfverzekerd -2 de patiënt is niet zelfverzekerd -3 de patiënt is in sterke mate niet zelfverzekerd
52
lovipt A een tekort aan zelfzekerheid (-2)
een tekort aan zelfzekerheid kan tot uiting komen in een bewegingsgedrag dat: weinig ondernemend niet zelfstandig aarzelend twijfelend te bescheiden weinig assertief of steunzoekend is
53
lovipt S tekort aan zelfzekerheid (-2)
patiënt neemt nooit initiatieven en volgt slaafs de anderen na hij vraagt steeds om goedkeuring hij ontwijkt ieder duel
54
lovipt S zich overschatten (+2)
patiënt denkt alles aan te kunnen maar mislukt vaak patiënt dringt zich op als de centrale figuur zonder dat aan te kunnen hij spreekt onterecht minachtend over de prestaties van anderen
55
Speel per de rol van iemand die een score
PRACTICUM Speel per de rol van iemand die een score -2 krijgt een bewegingssituatie idem maar nu score +2
56
3. het actief zijn definitie: de mate waarin de patiënt met inzet aan de bewegingssituaties participeert
57
schaal het actief zijn +3 de patiënt is in sterke mate hyperactief
+2 de patiënt is hyperactief +1 de patiënt is in lichte mate actief 0 de patiënt is actief -1 de patiënt is in lichte mate passief -2 de patiënt is passief -3 de patiënt is in sterke mate passief
58
lovipt A het passief zijn (-2)
kan tot uiting komen in een bewegingsgedrag dat : ongeïnteresseerd weinig dynamisch lui vertraagd of futloos is
59
lovipt S het passief zijn (-2)
patiënt neemt slechts sporadisch aan de activiteiten deel patiënt verplaatst zich weinig tijdens de bewegingssituaties hij heeft steeds aanmoediging nodig
60
lovipt A het hyperactief zijn (+2)
kan tot uiting komen in een bewegingsgedrag dat: overdreven intens is
61
lovipt S het hyperactief zijn (+2)
de bewegingsintensiteit is te hoog in functie van de situatie patiënt is al bezig vooraleer de bewegingssituatie uitgelegd is hij kan moeilijk stilzitten bij de nabespreking
62
speel de rol van een patiënt die passief is (-2)
PRACTICUM speel de rol van een patiënt die passief is (-2) die hyperactief is (+2)
63
4. het ontspannen zijn definitie: de mate waarin de patiënt zonder overdreven spierspanningen en op een niet zenuwachtige wijze de situatie uitvoert en /of bekijkt
64
schaal van het ontspannen zijn
+3 de patiënt is in sterke mate gespannen +2 de patiënt is gespannen +1 de patiënt is in lichte mate gespannen 0 de patiënt is ontspannen -1 de patiënt is in lichte mate overdreven ontspannen -2 de patiënt is overdreven ontspannen -3 de patiënt is in sterke mate overdreven ontspannen
65
lovipt A het gespannen zijn (+2)
het overdreven gespannen zijn kan tot uiting komen in een bewegingsgedrag dat: houterig niet soepel nerveus of verkrampt is
66
lovipt S het gespannen zijn (+2)
kan tot uiting komen in de volgende gedragsomschrijvingen: de lichaamshouding is krampachtig hij beweegt niet vloeiend, eerder hoekig de bewegingen verlopen met een klein amplitudo
67
lovipt A het overdreven ontspannen zijn (-2)
kan tot uiting komen in een bewegingsgedrag dat: atonisch slap is
68
lovipt S het overdreven ontspannen zijn (-2)
kan in de volgende gedragsomschrijvingen tot uiting komen: patiënt vertoont verminderde spierspanning: de schouders hangen naar beneden, het hoofd naar voor, de rug is gebogen en ook de benen zijn lichtjes gebogen de armen zwaaien ver mee patiënt schuift eerder met de voeten dan te stappen
69
Speel de rol van een patiënt die: te gespannen is (+2)
PRACTICUM Speel de rol van een patiënt die: te gespannen is (+2) te ontspannen is (-2)
70
5. het beheerst bewegen definitie: de mate waarin de patiënt controle heeft over zijn lichaam, rustig beweegt en de inspanningen kan doseren
71
schaal het beheerst bewegen
+3 de patiënt beweegt in sterke mate overbeheerst +2 de patiënt beweegt overbeheerst +1 de patiënt beweegt in lichte mate overbeheerst 0 de patiënt beweegt beheerst -1 de patiënt beweegt in lichte mate onbeheerst -2 de patiënt beweegt onbeheerst -3 de patiënt beweegt in sterke mate onbeheerst
72
lovipt A het onbeheerst bewegen (- 2)
kan tot uiting komen in een bewegingsgedrag dat: ontremd roekeloos ondoordacht onrustig is
73
lovipt S het onbeheerst bewegen (-2)
de patiënt beweegt te geweldig waardoor hij tegen alles en iedereen aanloopt beweegt nu eens erg veel, dan weer is hij buiten adem en blijft een tijd staan de opgelegde bewegingen worden op een slordige en niet afgewerkte wijze uitgevoerd
74
lovipt A het overbeheerst bewegen (+2)
kan tot uiting komen in een bewegingsgedrag dat te bedachtzaam is
75
lovipt S overbeheerst bewegen (+2)
de patiënt beweegt te afgemeten, maakt geen enkele bweging te veel hij beweegt op een overgecontroleerde wijze waardoor de bewegingen op een overdreven punctuele wijze afgewerkt worden patiënt beweegt dwangmatig beheerst waardoor hij te veel tijd nodig heeft om een activiteit te starten
76
speel de rol van iemand die onbeheerst beweegt (-2)
PRACTICUM speel de rol van iemand die onbeheerst beweegt (-2) overbeheerst beweegt (+2)
77
6. het gericht zijn op de situatie
definitie: de mate waarin de patiënt zich rekenschap geeft van de situatie, er op ingesteld is en dit volhoudt
78
schaal het gericht zijn op de situatie
+3 de patiënt is in sterke mate gericht op de situatie +2 de patiënt is overgericht op de situatie +1 de patiënt is in lichte mate overgericht op de situatie 0 de patiënt is aangepast gericht op de situatie -1 de patiënt is in lichte mate niet gericht op de situatie -2 de patiënt is niet gericht op de situatie -3 de patiënt is in sterke mate niet gericht op de situatie
79
lovipt A niet gericht zijn op de situatie (-2)
dit kan tot uiting komen in een bewegingsgedrag dat: ongeconcentreerd onoplettend ongeïnteresseerd niet gemotiveerd en niet volhardend is
80
lovipt S het niet gericht zijn op de situatie (-2)
kan tot uiting komen in de volgende gedragsomschrijvingen: de patiënt volgt de bewegingssituatie niet, hij lijkt voortdurend in gedachten verzonken hij kan de bewegingsactiviteit niet tot het einde volhouden patiënt is vlug afgeleid door zaken die niets met de bewegingssituatie te maken hebben, en of praat met de medepatiënten tijdens de bewegingssituatie of tijdens de uitleg ervan
81
lovipt A het overgericht zijn op de situatie (+2)
kan tot uiting komen in een bewegingsgedrag dat: te geconcentreerd te betrokken op de situatie is
82
lovipt S het overgericht zijn op de situatie (+2)
de patiënt gaat op een overdreven wijze in de situatie op zodat hij al de rest vergeet hij voert de bewegingsactiviteit overdreven ernstig uit alsof zijn leven ervan afhangt hij wil op een overdreven geperfectioneerde wijze de situatie uitvoeren
83
PRACTICUM :speel een bewegingsgedrag dat overeenstemt met
score -2 score +2
84
7. de expressiviteit in het bewegen
definitie: de mate waarin de patiënt in zijn bewegen, houding en mimiek al of niet iets uitdrukt
85
schaal van de expressiviteit in het bewegen
+3 de patiënt is in sterke mate overexpressief +2 de patiënt is overexpressief +1 de patiënt is in lichte mate overexpressief 0 de patiënt is expressief -1 de patiënt is in lichte mate onderexpressief -2 de patiënt is onderexpressief -3 de patiënt is in sterke mate onderexpressief
86
lovipt A het onderexpressief zijn (-2)
kan tot uiting komen in een vlakke mimiek
87
lovipt S het onderexpressief zijn (-2)
de patiënt heeft een vlakke gelaatsuitdrukking de patiënt heeft een lichaamshouding die zo weinig verandert dat we de indruk van een standbeeld krijgen
88
lovipt A het overexpressief zijn(+2)
kan tot uiting komen in een bewegingsgedrag dat: theatraal onecht gemaakt of euforisch is
89
lovipt S het overexpressief zijn (+2)
de patiënt heeft een gelaatsuitdrukking die extreem overkomt hij weent of lacht te pas en te onpas hij maakt opeen overdreven wijze gebruik van bewegingen om iets uit te drukken hij overdrijft in zijn bewegingsuitdrukking
90
Practicum : speel een bewegingsgedrag dat overeenstemt met een score:
91
8. de verbale communicatie
definitie: de mate waarin de patiënt op een zinvolle manier tot verbale contacten kan komen met anderen het zinvolle omvat namelijk het voldoende luid spreken en het oogcontact hebben
92
schaal verbale communicatie
+3 is in sterke mate overcommunicatief +2 is verbaal overcommunicatief +1 is in lichte mate overcommunicatief 0 communiceert verbaal aangepast -1 is in lichte mate verbaal subcommunicatief -2 is verbaal subcommunicatief -3 is in sterke mate subcommunicatief
93
lovipt A verbaal subcommunicatief (-2)
kan tot uiting komen in zwijgzaamheid moeizaam spreken onhoorbaar spreken mutisme
94
lovipt S verbaal subcommunicatief (-2)
komt er niet toe zich verbaal uit te drukken antwoordt bij aanspreking enkel op zeer bondige wijze praat erg stil, nauwelijks hoorbaar
95
lovipt A verbaal overcommunicatief (+2)
kan tot uiting komen in : een overdreven spraakzaamheid woordenvloed versneld spreken breedsprakerigheid
96
lovipt S verbaal overcommunicatief (+2)
de patiënt praat voortdurend kan niet zwijgen, onderbreekt de anderen en antwoordt steeds in plaats van de anderen praat overdreven snel en luid
97
Practicum per 2 score -2 score + 2
98
9. het regulatievermogen
definitie: de mate waarin de patiënt er al dan niet op ingesteld is zich aan bepaalde afspraken, gedragsregels en spelregels te houden
99
schaal :het regulatievermogen
+3 heeft een sterk dwangmatig regulatievermogen +2 heeft een dwangmatig regulatievermogen +1 heeft een licht dwangmatig regulatievermogen 0 heeft een aangepast regulatievermogen -1 heeft een licht gebrek aan regulatievermogen -2 heeft een gebrek aan regulatievermogen -3 heeft een sterk gebrek aan regulatievermogen
100
lovipt S gebrek aan regulatievermogen (-2)
hij overtreedt de regels van de beleefdheid; hij vloekt, slaat, trekt, schopt of duwt de anderen hij heeft een grof taalgebruik hij houdt zich niet aan afspraken, komt te laat, gaat te vroeg weg, houdt zich niet aan de spelregels hij vecht alle beslissingen van de observator aan
101
lovipt S dwangmatig regulatievermogen (+2)
hij kijkt nauwgezet toe of anderen de afspraken respecteren hij maakt bij de minste fout de anderen attent op overtredingen hij verontschuldigt zich te pas en te onpas bij de geringste tekortkoming
102
lovipt S dwangmatig regulatievermogen (+2)
hij kijkt nauwgezet toe of anderen de afspraken respecteren hij maakt bij de minste fout de anderen attent op overtredingen hij verontschuldigt zich te pas en te onpas bij de geringste tekortkoming
103
PRACTICUM PER 2 Score +2 Score -2
104
PMT op basis van de LOVIPT
bestaat erin om door middel van doelbewust gekozen PMT situaties en door middel van een doelbewust gekozen geïndividualiseerde aanpak door de therapeut de afwijkende LOVIPT scores te “normaliseren”
105
deze psychomotorische situaties
kunnen zowel spel en sportsituaties zijn als specifieke bewegingsopdrachten als situaties in het zwembad als relaxatieoefeningen
106
1 therapeut met 1 patiënt Verbeter op systematische en progressieve wijze de afwijkende scores (-2) van de 9 items bij één patiënt (10 minuten per patiënt) na eerst een vragenlijst naar bewegingservaring afgenomen te hebben
107
betekenis van het bewegen
om de situaties doelbewust therapeutisch te kunnen maken dient vooreerst informatie te worden ingewonnen over de betekenis van bewegingssituaties voor de patiënt (zie vragenlijst naar bewegingservaring en beleving)
108
evaluatie methodes
109
I. VRAGENLIJSTEN NAAR BEWEGINGS- ERVARING-en BELEVING
110
A. Vragenlijst naar bewegingservaring- en beleving (Knapen 1992)
is zeer belangrijk omdat hierin de individuele betekenis die het bewegen heeft of kan hebben voor iedere patiënt afzonderlijk duidelijk wordt
111
bijkomende voordelen van deze vragenlijst
ook het inzicht van de patiënt in de therapeutische effecten wordt gestimuleerd het is ook een ideaal middel als eerste therapeutische kontaktname met een nieuwe patiënt
112
geeft informatie over 5 belangrijke aspecten
bewegingservaring activiteit bij een sportclub lid van een jeugdbeweging positieve en negatieve bewegings-en sportervaringen therapeutische verwachtingen van een fitnessprogramma
113
1. algemene activiteit welke studies hebt u gevolgd of volgt u ?
welk(e) beroep(en) hebt u uitgeoefend ? hoeveel jaar ? hebt u legerdienst gedaan ? hebt u sport beoefend in het leger ? zo ja welke sporten ? bent u lid geweest van een jeugdbeweging, dewelke en hoelang ?
114
2. sportactiviteit zijt u ooit lid (geweest) van een sportclub ?
hoelang en hoeveel uren per week besteedde u aan die sport ? zijt u op dit ogenblik lid van een sportclub ? dewelke en hoeveel uren sport u per week ? kunt ge zwemmen ? doet ge dit graag en hoe dikwijls zwemt ge ? kunt ge fietsen? hoe dikwijls fietst ge ?
115
3. motieven tot sportdeelname
houdt ge van sport ? waarom wel of niet ? wat zijn uw positieve ervaringen en wat zet er u aan om aan sport te doen ? wat zijn uw negatieve ervaringen en wat weerhoudt er u om aan sport te doen ?
116
sport ge liever individueel of in groep en waarom ?
welke activiteiten zoudt ge het liefst willen beoefenen binnen de PMT ? op welke wijze hebben de moeilijkheden waarvoor ge in deze instelling opgenomen zijt uw bewegings-en sportinteresse beïnvloed ?
117
4. gezondheidsgedrag hoe beoordeelt ge uw lichaamsgewicht ?
te hoog/ goed/ te laag besteedt ge speciale aandacht aan uw voeding ? ja/ neen
118
rookt ge? ja/ neen : hoeveel?
gebruikt ge alcohol? teveel/ met mate/ zelden/ nooit hebt ge gezondheidsklachten die u belemmeren bij het uitvoeren van bewegingsactiviteiten? ja/ neen
119
indien ja in welke mate vormen deze gezondheidsklachten een belemmering?
helemaal niet nauwelijks enigszins een grote belemmering een heel grote belemmering omschrijf dit
120
5. verwachte effecten van deelname aan PMT
wat zijn naar uw mening de te verwachten positieve effecten? welke eventuele negatieve effecten verwacht ge?
121
in welke mate verwacht ge dat PMT uw psychische klachten kan beïnvloeden?
zeer grote positieve invloed grote lichte positieve invloed geen invloed lichte negatieve invloed grote negatieve invloed zeer grote negatieve invloed
122
in welke mate verwacht ge dat PMT uw lichamelijke gezondheidstoestand kan beïnvloeden?
zeer grote positieve invloed grote licht positieve invloed geen invloed licht negatieve invloed grote negatieve invloed zeer grote negatieve invloed
123
en lichamelijke klachten
omschrijf kort op welke wijze ge verwacht dat PMT invloed kan hebben op uw psychische en lichamelijke klachten
124
II. PSYCHOLOGISCHE-en PSYCHOMOTORISCHE MEETINSTRUMENTEN
125
A. De Beck Depression Inventory (BDI)
zelfrapportagevragenlijst waarop nagegaan wordt in hoeverre de patiënt het eens is met bepaalde uitspraken 21 items die betrekking hebben op verschillende kenmerken van het depressief syndroom 4 antwoordmogelijkheden variërend van afwezigheid tot aanwezigheid (in ernstige mate) van een bepaald symptoom
126
score varieert van 0-63 0- 9 = normaal 10-15 = milde depressie
= milde tot matige depressie = matige tot ernstige depressie = ernstige depressie
127
1. zich verdrietig voelen
0 ik voel me niet verdrietig 1 ik voel me verdrietig 2 ik ben voortdurend verdriet en kan het niet van me afzetten 3 ik ben zo verdrietig of ongelukkig dat ik het niet meer verdragen kan
128
2. moedeloosheid over de toekomst
0 ik ben niet bijzonder moedeloos over de toekomst 1 ik ben moedeloos over de toekomst 2 ik heb het gevoel dat ik niets heb om naar uit te zien 3 ik heb het gevoel dat de toekomst hopeloos is en dat er geen kans is op verbetering
129
3. zich een mislukkeling voelen
0 ik voel me geen mislukkeling 1 ik heb het gevoel dat ik vaker iets verkeerd heb gedaan dan een gemiddeld iemand 2 als ik op mijn leven terugkijk zie ik alleen maar een hoop mislukkingen 3 ik heb het gevoel dat ik als mens een volledige mislukkeling ben
130
4. minder voldoening vinden
0 ik beleef overal net zoveel plezier aan als vroeger 1 ik geniet niet meer zoals vroeger 2 ik vind nergens nog echte bevrediging in 3 ik heb nergens meer voldoening van; ik vind alles vervelend
131
5. zich schuldig voelen 0 ik voel me niet bijzonder schuldig 1 ik voel me vaak schuldig 2 ik voel me meestal schuldig 3 ik voel me voortdurend schuldig
132
6. zich gestraft voelen 0 ik heb niet het gevoel dat ik ergens voor gestraft word 1 ik heb het gevoel dat ik nog wel eens gestraft zal worden 2 ik verwacht dat ik gestraft zal worden 3 ik heb het gevoel dat ik nu gestraft word
133
7. zich teleurgesteld voelen
0 ik voel me niet teleurgesteld in mezelf 1 ik ben teleurgesteld in mezelf 2 ik walg van mezelf 3 ik haat mezelf
134
8. zich slechter voelen 0 ik heb niet het gevoel dat ik slechter ben dan iemand anders 1 ik heb kritiek op mezelf vanwege mijn zwakheden of fouten 2 ik geef mezelf steeds de schuld van mijn gebreken 3 ik geef mezelf de schuld van al het slechte dat gebeurt
135
9. overwegen om een einde aan het leven te maken
0 ik overweeg absoluut niet om een einde aan mijn leven te maken 1 ik overweeg wel eens om een einde aan mijn leven te maken maar ik zou dat nooit doen 2 ik zou een eind aan mijn leven willen maken 3 ik zou een eind aan mijn leven willen maken als ik de kans kreeg
136
10. het wenen 0 ik huil niet meer dan normaal
1 ik huil nu meer dan vroeger 2 ik huil nu voortdurend 3 ik kon vroeger wel huilen, maar nu kan ik het niet meer, ook al wil ik het
137
11. het zich meer ergeren 0 ik erger me niet meer dan anders
1 ik raak sneller geërgerd of geprikkeld dan vroeger 2 ik erger me tegenwoordig voortdurend 3 ik erger me helemaal niet meer aan dingen waaraan ik me vroeger ergerde
138
12. minder belangstelling hebben voor anderen
0 ik heb mijn belangstelling voor andere mensen niet verloren 1 ik heb nu minder belangstelling voor andere mensen dan vroeger 2 ik heb mijn belangstelling voor andere mensen grotendeels verloren 3 ik heb mijn belangstelling voor andere mensen helemaal verloren
139
13. het minder vlot beslissingen nemen
0 ik neem nu nog net zo gemakkelijk beslissingen als vroeger 1 ik stel het nemen van beslissingen meer uit dan vroeger 2 ik heb meer moeite met het nemen van beslissingen 3 ik kan helemaal geen beslissingen meer nemen
140
14. het gevoel er minder goed uit te zien
0 ik heb niet het gevoel dat ik er minder goed uitzie dan vroeger 1 ik maak me er zorgen over dat ik er oud en onaantrekkelijk uitzie 2 ik heb het gevoel dat mijn uiterlijk blijvend veranderd is, waardoor ik er onaantrekkelijk uitzie 3 ik geloof dat ik er lelijk uitzie
141
15. het werk minder goed aankunnen
0 ik kan mijn werk ongeveer even goed doen als vroeger 1 het kost me extra inspanning om ergens aan te beginnen 2 ik moet mezelf er echt toe dwingen om iets te doen 3 ik ben tot helemaal niets meer in staat
142
16. het minder goed slaapgedrag
0 ik slaap even goed als anders 1 ik slaap niet zo goed als vroeger 2 ik word s’morgens één tot twee uur eerder wakker dan gewoonlijk en kan moeilijk weer in slaap komen 3 ik word uren eerder wakker dan vroeger en kan dan niet meer in slaap komen
143
17. het sneller vermoeid worden
0 ik word niet sneller moe dan anders 1 ik word eerder moe dan vroeger 2 ik word moe van bijna alles wat ik doe 3 ik ben te moe om ook maar iets te doen
144
18. het minder eetlust hebben
0 ik heb niet minder eetlust dan vroeger 1 ik heb minder eetlust dan vroeger 2 ik heb veel minder eetlust dan vroeger 3 ik heb helemaal geen eetlust meer
145
19. het verminderen in lichaamsgewicht
0 ik ben zo goed als niets afgevallen de laatste tijd 1 ik ben meer dan 2 kilo afgevallen 2 ik ben meer dan 4 kilo afgevallen 3 ik ben meer dan 6 kilo afgevallen ik probeer af te vallen door minder te eten ja / neen (omcirkelen)
146
20. meer zorgen maken over de gezondheid
0 ik maak me niet meer zorgen over mijn gezondheid dan anders 1 ik maak me zorgen over lichamelijke problemen, bv. als ik ergens pijn voel, als mijn maag van streek is, als ik last heb van verstopping, enz. 2 ik maak me veel zorgen over mijn lichamelijke problemen en het valt niet mee om aan iets anders te denken
147
3 ik maak me zoveel zorgen over mijn lichamelijke problemen dat ik aan niets anders meer kan denken
148
21. minder belangstelling voor seks
0 ik ben me niet bewust dat er de laatste tijd iets veranderd is aan mijn belangstelling voor seks 1 ik heb minder belangstelling voor seks dan vroeger 2 ik heb tegenwoordig veel minder belangstelling voor seks 3 ik heb mijn belangstelling voor seks helemaal verloren
149
B. De ‘Zelf-Beoordelings- Vragenlijst (ZBV)
doel: dit is een Nederlandse bewerking van Spielbergers State-Trait Anxiety Inventory (STAI) de ZBV omvat twee afzonderlijke vragenlijsten waarmee de angst-concepten ‘toestandsangst’ (state anxiety) en ‘angstdispositie’ (trait anxiety) worden gemeten
150
uitvoering en scoring de ZBV is een zelf-rapportagevragenlijst
elk van de schalen bestaat uit twintig korte uitspraken (‘Ik voel me prettig’, Ik ben een rustig iemand’) waarop de respondent zichzelf dient te beoordelen er zijn telkens vier antwoordmogelijkheden gaande van ‘bijna nooit/ geheel niet’ (1) tot ‘bijna altijd/ zeer veel’(4)
151
voor de toestandsangst-schaal
wordt gevraagd zichzelf te beoordelen zoals men zich op dit moment voelt
152
voor de angstdispositie-schaal
dient men de oordelen te baseren op het algemene angstgevoel (...’hoe u zich in het algemeen voelt’) elk van beide schalen bevat voor de helft omkeeritems de totaalscore per schaal kan variëren tussen 20 en 80 de handleiding voorziet in een aantal tabellen die toelaten de ruwe scores om te zetten in decielscores
153
gebruik de ZBV kan zowel voor klinische als voor research-doeleinden aangewend worden wegens de afwezigheid van somatische items is het instrument voornamelijk geschikt om de cognitieve component van angst na te gaan
154
gegeven het situationeeel bepaalde karakter lijkt vooral de toestandangst-schaal geschikt om behandelingseffecten op korte termijn (bv binnen één sessie) te evalueren terwijl de angst-dispositie-schaal dan eerder gericht kan zijn op effecten over meer dan één sessie
155
onderzoek Nederlands onderzoek toont een sterke interne consistentie voor beide schalen deze waarden liggen uiteraard lager voor de toestand-schaal gegeven het situationeel karakter er is ok een sterke evidentie voor de validiteit van het instrument
156
vooral onderzoek op Nederlands populatie
recent werd de angstdispositieschaal ook genormeerd op een een Vlaamse proefgroep van 365 eerstejaarsstudenten psychologie van de KU Leuven gemiddelde scores liggen beduidend hoger (meer angstig) dan die voor Nederlandse groepen.
157
conclusie de ZBV is een bondig instrument waarmee in een klinische setting toestandsangst en angstdispositie eenvoudig kunnen nagegaan worden vooral om het verloop of de effectiviteit van therapeutische ingrepen te evalueren wegens de korte afnameduur ( bij herhaalde afname minder dan 5 minuten per schaal) zijn deze gemakkelijk toe te passen
158
toestandsangst -vragenlijst (state anxiety): antwoordmogelijkheden : het gaat er om dat u weergeeft hoe u zich OP DIT MOMENT voelt 1. geheel niet 2. een beetje 3. tamelijk veel 4. zeer veel
159
U kunt de vraag antwoorden door 1, 2, 3 of 4 te omcirkelen
er zijn geen goede of slechte antwoorden denk niet te lang na en geef uw eerste indruk, die is meestal de beste
160
1. Ik voel me kalm * 2. Ik voel me veilig* 3. Ik ben gespannen 4. Ik voel me onrustig 5. Ik voel me op mijn gemak * 6. Ik ben in de war 7. Ik pieker over nare dingen die kunnen gebeuren 8. Ik voel me voldaan *
161
9. Ik ben bang 10. Ik voel me aangenaam * 11. Ik voel me zeker * 12. Ik voel me nerveus 13. Ik ben zenuwachtig 14. Ik ben besluiteloos 15. Ik ben ontspannen*
162
16. Ik voel me tevreden * 17. Ik maak me zorgen 18. Ik voel me gejaagd 19. Ik voel me evenwichtig * 20. Ik voel me prettig *
163
Angstdispositie-vragenlijst (trait anxiety) U kunt aangeven hoe u zich IN HET ALGEMEEN voelt
1. bijna nooit 2. soms 3. vaak 4. bijna altijd
164
U kunt de vraag beantwoorden door 1,2,3 of 4 te omcirkelen
er zijn uiteraard geen goede of slechte antwoorden denk niet te lang na en geef uw eerste indruk, die is meestal de juiste
165
1. Ik voel me prettig * 2. Ik voel me nerveus en onrustig 3. Ik voel me tevreden * 4. Ik kan een tegenslag maar heel moeilijk verwerken 5. Ik voel me in vrijwel alles tekort schieten 6. Ik voel me uitgerust * 7. Ik voel me rustig en beheerst * 8. Ik voel dat de moeilijkheden zich opstapelen zodat ik er niet meer tegenop kan
166
9. Ik pieker teveel over dingen die niet zo belangrijk zijn
10. Ik ben gelukkig * 11. Ik word geplaagd door storende gedachten 12. Ik heb gebrek aan zelfvertrouwen 13. Ik voel me veilig * 14. Ik voel me op mijn gemak * 15.. Ik ben gelijkmatig van stemming
167
16. Ik ben tevreden * 17. Er zijn gedachten die ik heel moeilijk los kan laten 18. Ik neem teleurstellingen zo zwaar op dat ik ze niet van me af kan zetten 19. Ik ben een rustig iemand * 20. Ik raak helemaal gespannen en in beroering als ik denk aan mijn zorgen van de laatste tijd
168
C. de Algemene Competentie Schaal (ALCOS) Bosscher 1992
hierbij wordt gepoogd om de competentieverwachting van de patiënt te kennen 17 items (beweringen) betreffende een algemene capaciteit geformuleerd aan de hand van successen en teleurstellingen in verschillende situaties
169
ALCOS schaal 5 punten- schaal: niet mee eens ( 5)
enigszins mee eens (4) noch mee eens, noch mee oneens (3) enigszins mee eens (2) mee eens (1)
170
interpretatie ALCOS scores
minimumscore: 17 maximumscore: 85 hoe hoger de score: hoe slechter de algemene competentie
171
ALCOS items 1-4 1. Wanneer ik plannen maak ben ik er zeker van dat ik ze met succes zal uitvoeren 2. ik kan er me vaak niet toe zetten om aan het werk te gaan 3. wanneer iets mij niet goed lukt, bijt ik er mij in vast tot dat het beter gaat 4. ik heb vertrouwen in mijn eigen capaciteiten
172
ALCOS items 5-9 5. wanneer ik iets beslist wil, gaat het meestal fout
6. ik ga moeilijkheden liefst uit de weg 7. wanneer ik denk dat iets ingewikkeld is, begin ik er niet aan 8. ook bij onplezierige taken hou ik vol totdat ik klaar ben 9. ik heb er moeite mee om problemen in mijn leven goed op te lossen
173
ALCOS items 10-13 10. wanneer ik besloten heb iets te doen dan doe ik het ook 11.wanneer ik met iets nieuws bezig ben, moet het snel een beetje lukken want anders hou ik ermee op 12. onverwachte moeilijkheden kan ik slecht aan 13.wanneer ik denk dat ik ergens in zal falen, probeer ik het te ontlopen
174
ALCOS items 14-17 14. ik twijfel aan mijn mogelijkheden
15. ik geef gemakkelijk op 16.wanneer ik een fout maak, ga ik juist extra mijn best doen 17. het gebeurt vaak dat ik dingen laat liggen en niet meer afmaak
175
psychometrische gegevens van de ALCOS schaal
interne consistentie (.89) en de test-retest betrouwbaarheid (.84) zijn goed validiteitsonderzoek dient nog op een grotere groep verdergezet te worden
176
zelfwaarderingsvragenlijst van Rosenberg
10 items en 4 antwoordmogelijkheden: geheel niet mee eens ( score 1) niet mee eens (score 2) mee eens (score 3) mee eens- volledig mee eens ( score 4)
177
hoogste score is beste zelfbeeld
items 3, 5, 8, 9, 10 worden tegengesteld gescoord (*) sore varieert van
178
1. Ik heb het gevoel dat ik iets waard ben, tenminste in vergelijking met anderen
2. Ik heb het gevoel dat ik een aantal goede eigenschappen bezit 3.Over het algemeen heb ik het gevoel dat ik een mislukkeling ben* 4. Ik kan de meeste dingen net zo goed als andere mensen 5. Ik heb het gevoel dat ik niet veel heb om trots op te zijn*
179
6. Ik heb een positieve houding ten opzichte van mijzelf
7. In het algemeen ben ik tevreden met mijzelf 8. Ik zou willen dat ik wat meer respect voor mezelf had* 9.Ik heb soms erg het gevoel dat ik nutteloos ben* 10. Soms denk ik dat ik helemaal niet deug*
180
D. de Lichamelijke Vaardigheden Schaal (LIVAS) (Bosscher 1992)
hierbij worden de competentieverwachtingen met betrekking tot lichamelijke vaardigheden geëvalueerd bv hoe sterk ervaart de patiënt zich, hoe evalueert hij zijn uithoudingsvermogen ? enz.
181
enigszins mee oneens (4) geheel mee oneens (5)
5 punten schaal geheel mee eens (1) enigszins mee eens (2) weet ik niet (3) enigszins mee oneens (4) geheel mee oneens (5)
182
interpretatie LIVAS minimum score: 1O maximum score: 5O
hoe hoger de score hoe slechter de competentiebeleving interne consistentie en test- retest betrouwbaarheid zijn goed validiteit dient nog verder onderzocht
183
items Lichamelijke Vaardigheden Schaal (LIVAS) (1-4)
1. ik heb een voortreffelijke reactiesnelheid 2 .ik beweeg mij soepel en elegant 3. ik ben tamelijk sterk 4. ik kan niet erg hard lopen
184
items LIVAS (5-7) 5. ik ben niet zeker van mezelf wanneer ik dingen moet doen waarvoor lichamelijke behendigheid nodig is 6. ik heb vrij slappe spieren 7. ik kan niet erg trots zijn op mijn sportieve vaardigheden
185
items LIVAS (8-10) 8. aan mijn lichamelijke snelheid heb ik het te danken dat ik mij een paar keren uit een benauwde situatie heb kunnen redden 9. ik heb kracht in mijn handen 10. door mijn lichamelijke behendigheid kan ik dingen doen die anderen niet kunnen
186
E. De Aangepaste Lichamelijke Vaardigheden Schaal (Knapen)
deze aanpassing werd uitgevoerd om aan de vraag naar een taakspecifieke vragenlijst te voldoen
187
items Aangepaste Lichamelijke Vaardigheden Schaal ALIVAS (1-5)
1. Ik heb een voortreffelijke reactiesnelheid (plate tapping) 2. ik ben niet erg lenig en soepel (sit and reach) 3. ik ben tamelijk sterk in mijn armen (bent arm hang)
188
4. korte sprintjes gaan mij niet goed af (korte shuttle run)
5. ik heb kracht in mijn handen
189
items ALIVAS (6-10) 6. ik heb een goed uithoudingsvermogen (fietsproef en wandelproef) 7. ik heb een goed lichaamsevenwicht (flamingo balance)
190
8. ik kan ver springen (standing broad jump)
9. ik heb sterke buikspieren (sit-ups) 10.ik beschik niet over veel sportieve vaardigheden
191
De fysieke zelfwaarderingsvragenlijst van Fox
192
5 factoren sportvaardigheden (goed zijn in sporten) (items 1,6,11,16,21,26) fysieke conditie ( items 2,7,12,17,22,27) aantrekkelijkheid van het lichaam (items 3,8,13,18,23,28) kracht ( items 4,9,14,19,24,29) fysieke zelfwaardering (items 5,10,15,20,25,30)
193
iedere factor heeft subschaaltotalen voor elke factor
scores variëren van 6-24
194
sommige items worden omgekeerd gescoord (*)
scorebereik 1-4 sommige items worden omgekeerd gescoord (*)
195
vragenlijst van Fox deze uitspraken geven de mogelijkheid zichzelf te beschrijven er bestaan geen juiste of foute antwoorden, aangezien de meeste mensen veel van elkaar verschillen beslis eerst welke twee uitspraken het best bij jou passen beslis dan of deze uitspraak ‘ongeveer’ of ‘volledig’waar is voor jou je mag maar 1 kruisje zetten
196
1. Sommige mensen vinden dat ze niet erg goed zijn wat sporten betreft
MAAR Anderen vinden dat ze echt goed zijn in bijna elke sport
197
2. Sommige mensen zijn niet erg zeker van hun fysieke conditie
MAAR anderen zijn ervan overtuigd dat ze hun fysieke conditie zullen behouden
198
3. Sommige mensen vinden dat ze vergeleken met de meeste anderen een aantrekkelijk lichaam hebben*
MAAR anderen vinden dat, vergeleken met de meeste anderen , hun lichaam niet zo aantrekkelijk is
199
anderen vinden dat ze minder sterk zijn dan hun sexegenoten
4. Sommige mensen vinden dat ze lichamelijk sterker zijn dan de meeste anderen van hun geslacht* MAAR anderen vinden dat ze minder sterk zijn dan hun sexegenoten
200
anderen zijn niet zo trots over hun fysiek voorkomen, kunnen
5. Sommige mensen voelen zich trots om wie ze zijn en wat ze fysiek kunnen* MAAR anderen zijn niet zo trots over hun fysiek voorkomen, kunnen
201
anderen vinden dat ze niet bij de besten zijn wat atletiek betreft
6. Sommige mensen vinden dat ze tot de besten behoren wanneer het gaat om atletisch vermogen* MAAR anderen vinden dat ze niet bij de besten zijn wat atletiek betreft
202
7. Sommige mensen zorgen ervoor dat ze regelmatig deelnemen aan één of andere vorm van zware fysieke oefeningen* MAAR anderen slagen er niet in om regelmatig zware fysieke oefeningen te doen
203
anderen vinden het gemakkelijk om hun lichaam aantrekkelijk te houden
8. Sommige mensen vinden dat ze moeilijkheden hebben om hun lichaam aantrekkelijk te houden MAAR anderen vinden het gemakkelijk om hun lichaam aantrekkelijk te houden
204
9. Sommige mensen vinden dat hun spieren veel sterker zijn dan die van de meeste anderen van hun geslacht* MAAR anderen vinden dat hun spieren niet zo sterk zijn in vergelijking met de meeste anderen van hun geslacht
205
anderen zijn altijd gelukkig met de fysieke persoon die ze zijn
10. Sommige mensen zijn soms niet zo gelukkig met de fysieke persoon die ze zijn MAAR anderen zijn altijd gelukkig met de fysieke persoon die ze zijn
206
11. Sommige mensen zijn niet zo zeker wat deelnemen aan sportactiviteiten betreft
MAAR anderen hebben er helemaal geen moeite mee om deel te nemen aan sportaciviteiten
207
12. Sommige mensen hebben meestal geen goede conditie en geen goed uithoudingsvermogen
MAAR anderen behouden altijd een goede conditie en een goed uithoudingsvermogen
208
13. Sommige mensen schamen zich om hun lichaam wanneer ze weinig kleding dragen
MAAR anderen voelen zich helemaal niet onwennig wanneer ze weinig kleding dragen
209
14. Wanneer het gaat om situaties die kracht vereisen zijn sommige mensen de eersten om op de voorgrond te treden* MAAR wanneer het gaat om situaties die kracht vereisen zijn sommige mensen de laatsten om de eerste stap te wagen
210
anderen voelen zich zeker wanneer het om hun fysieke conditie gaat
15. Sommige mensen voelen zich niet zeker wanneer het om hun fysieke conditie gaat MAAR anderen voelen zich zeker wanneer het om hun fysieke conditie gaat
211
16. Sommige mensen vinden dat ze steeds één van de besten zijn bij deelname aan sportactiviteiten*
MAAR anderen vinden dat ze niet uitblinken bij deelname aan sportactiviteiten
212
17. Sommige mensen voelen zich nogal vlug ongemakkelijk tijdens fitness en oefensituaties
MAAR anderen voelen zich altijd zelfzeker en op hun gemak tijdens fitness- en oefensituaties
213
18. Sommige mensen vinden dat ze dikwijls bewonderd worden omwille van hun lichaamsbouw*
MAAR anderen vinden dat ze zelden bewonderd worden om hun lichamelijk voorkomen
214
anderen zijn heel zelfzeker wat hun fysieke kracht betreft
19. Sommige mensen hebben vrij weinig zelfvertrouwen wanneer het gaat om hun fysieke kracht MAAR anderen zijn heel zelfzeker wat hun fysieke kracht betreft
215
20. Sommige mensen hebben altijd een positieve indruk over hun fysiek*
MAAR anderen hebben niet altijd een positieve indruk over hun fysiek
216
21. Sommige mensen zijn soms een beetje trager dan de meeste anderen bij het leren van nieuwe vaardigheden in een sportsituatie MAAR ànderen lijken altijd bij de snelste in het leren van nieuwe sportvaardigheden
217
22. Sommige mensen voelen zich zeer zeker van hun vermogen om regelmatig te oefenen en hun fysieke conditie te behouden* MAAR anderen voelen zich niet zo zeker van hun vermogen om regelmatig te oefenen en hun fysieke conditie te behouden
218
23. Sommige mensen vinden dat vergeleken met de meeste anderen, hun lichaam niet in optimale conditie is MAAR anderen vinden dat, vergeleken met de meeste anderen hun lichaam altijd in optimale conditie is
219
24. Sommige mensen vinden dat ze heel sterk zijn en goed ontwikkelde spieren hebben , vergeleken met de meeste anderen* MAAR anderen vinden dat ze niet zo sterk zijn en dat hun spieren niet zo goed ontwikkeld zijn
220
anderen hebben altijd veel respect voor hun fysiek
25. Sommige mensen wensen dat ze meer respect voor hun fysiek zouden kunnen opbrengen MAAR anderen hebben altijd veel respect voor hun fysiek
221
26. Sommige mensen zijn altijd bij de eersten om deel te nemen aan sportaciviteiten als ze de kans krijgen* MAAR anderen voelen zich geremd en gewoonlijk niet bij de eersten om deel te nemen aan sportactiviteiten
222
27. Sommige mensen vinden dat ze, vergeleken met de meeste anderen , altijd een hoog niveau van fysieke conditie behouden* MAAR anderen vinden dat ,vergeleken met de meeste anderen, hun niveau van fysieke conditie niet zo hoog is
223
28. Sommige mensen zijn heel zeker over hun lichamelijk voorkomen*
MAAR anderen zijn weinig zelfzeker over hun lichamelijk voorkomen
224
29. Sommige mensen vinden dat ze niet zo goed zijn als de meeste anderen in situaties die fysieke kracht vereisen MAAR anderen vinden dat ze bij de besten zijn in situaties die fysieke kracht vereisen
225
30. Sommige mensen voelen zich heel tevreden over de fysieke persoon die ze zijn*
MAAR anderen voelen zich soms een beetje ontevreden over de fysieke persoon die ze zijn
226
De belangrijkheids factor
Hoe belangrijk zijn de volgende uitspraken voor u ?
227
4 factoren sportvaardigheden fysieke conditie fysieke aantrekkeljkheid kracht lichamelijk zelfwaardegevoel
228
Volledig waar voor mij Ongeveer waar voor mij MAAR
229
1. Sommige mensen vinden dat goed zijn in de sport heel belangrijk is voor hen*
MAAR anderen vinden dat goed zijn in de sport niet zo belangrijk is voor hen
230
2. Sommige mensen vinden dat het behouden van een hoog niveau van fysieke conditie niet echt belangrijk is voor hen MAAR anderen vinden dat het behouden van een hoog niveau van fysieke conditie echt heel belangrijk is voor hen
231
3. Sommige mensen geloven dat een aantrekkelijke lichaamsbouw van vitaal belang is voor hen*
MAAR anderen geloven dat een aantrekkelijke lichaamsbouw niet het belangrijkste is in hun leven
232
anderen vinden dat fysiek sterk zijn heel belangrijk is vor hen
4. Sommige mensen geloven dat fysiek sterk zijn niet zo belangrijk is voor hen MAAR anderen vinden dat fysiek sterk zijn heel belangrijk is vor hen
233
5. Sommige mensen vinden dat sportvaardigheden en bekwaamheden niet zo belangrijk zijn voor hen
MAAR anderen vinden dat een hoog niveau van sportvaardigheden belangrijk is voor hen
234
6. Sommige mensen vinden dat regelmatige zware oefeningen van vitaal belang zijn voor hen*
MAAR anderen vinden dat regelmatige zware oefeningen niet zo primair belangrijk zijn voor hen
235
7. Sommige mensen vinden het niet zo belangrijk voor hen om veel tijd en energie te steken in het behoud van een aantrekkelijk lichaam MAAR anderen denken dat het van vitaal belang is om veel tijd en energie te besteden aan het behoud van een antrekkelijk lichaam
236
8. Sommige mensen vinden dat kracht en goed ontwikkelde spieren van vitaal belang zijn voor hen*
MAAR anderen vinden dat kracht en goed ontwikkelde spieren niet zo belangrijk zijn voor hen
237
“Self Description Questionnaire” van Marsh
aan de hand van de volgende vragen willen we dat je even nadenkt over jezelf. dit is geen test, er zijn geen juiste of foute antwoorden, en iedereen antwoordt verschillend de bedoeling is na te gaan hoe je jezelf beschrijft en welke kenmerken je belangrijk vindt voor jezelf
238
op de volgende bladzijden staan een aantal uitspraken die in zekere mate waar of niet waar zijn voor jou. kan je aan de hand van de volgende 8 punten-schaal aanduiden hoe waar elk item is voor jou probeer te antwoorden zoals je je nu voelt, ook al was dit in het verleden anders op sommige vragen ( vb de relatie met je ouders maar die zijn overleden) antwoord je dan zoals dat in het verleden was
239
probeer op alle vragen een antwoord te formuleren en vul het cijfer van de corresponderende antwoordmogelijkheid in op de daartoe voorziene lijn
240
antwoordmogelijkheden
1: absoluut niet waar 2. niet waar 3. meestal niet waar 4. meer niet waar dan waar 5. meer waar dan niet waar 6. meestal waar 7. waar 8. absoluut waar
241
factoren (13) wiskunde godsdienst algemeen eerlijkheid andere geslacht
verbaliteit emotionaliteit
242
ouders academische vaardigheden problemen oplossen fysiek voorkomen zelfde geslacht fysieke vaardigheden
243
1. Ik vind heel wat wiskundige problemen interessant en uitdagend
2. Mijn ouders zijn niet erg spiritueel of religieus ingesteld* 3. In het algemeen heb ik veel respect voor mezelf 4. Ik vertel dikwijls een leugentje om lastige situaties te ontwijken*
244
5. Ik krijg veel aandacht van personen van het andere geslacht
6. Ik heb moeilijkheden om mezelf uit te drukken als ik iets moet opschrijven * 7. Ik ben meestal behoorlijk rustig en ontspannen 8.Ik zag de dingen nauwelijks op dezelfde manier als mijn ouders tijdens mijn jeugd*
245
9. Ik hou ervan met de meeste theoretische onderwerpen te werken
10. Ik kan nooit antwoorden bedenken die origineel zijn* 11. Ik heb een fysiek aantrekkelijk lichaam 12. Ik heb weinig vrienden van hetzelfde geslacht op wie ik echt kan rekenen*
246
13. Ik ben een goede atleet 14. Ik heb geaarzeld om studies te volgen waarin wiskunde aan bod komt* 15. Ik ben een spiritueel/religieus geïnspireerd iemand 16. In het algemeen ontbreekt het mij aan zelfvertrouwen*
247
17. Anderen kunnen altijd op mij rekenen
18. Ik vind het moeilijk om afspraken te maken met personen van het andere geslacht die ik tof vind* 19. Ik kan doeltreffend schrijven 20. Ik pieker veel*
248
21. Ik wil mijn eigen kinderen (als ik er heb) , opvoeden zoals mijn ouders mij opgevoed hebben
22. Ik haat het om veel theoretische vakken te moeten studeren* 23. Ik ben goed in het combineren van ideeën die anderen nog niet geprobeerd hebben 24. Ik ben lelijk*
249
25. Ik kan gemakkelijk praten met mensen van hetzelfde geslacht
26. Ik ben onhandig en heb een slechte zin voor coördinatie in vele sporten en fysieke vaardigheden* 27. Ik heb over het algemeen betere resultaten behaald in wiskunde dan in andere vakken
250
28. Religieuze/spirituele geloofsovertuigingen hebben weinig te maken met mijn levensfilosofie*
29. In het algemeen accepteer ik mezelf wel 30. Eerlijk zijn is niet zo bijzonder belangrijk voor mij* 31. Ik heb veel vrienden van het andere geslacht
251
32. Ik heb een beperkte woordenschat*
33. Ik ben meestal blij 34. Ik heb nog steeds veel onopgeloste conflicten met mijn ouders* 35. Ik hou van de meeste theoretische onderwerpen
252
36. Ik wou dat ik meer inbeeldingsvermogen en originaliteit had
37. Ik heb een goede lichaamsbouw 38. Ik kan niet zo goed omgaan met andere personen van hetzelfde geslacht* 39. Ik heb een goed uithoudingsvermogen in sport en fysieke activiteiten
253
40. Wiskunde geeft mij het gevoel onbekwaam te zijn*
41. Religieuze en spirituele geloofsovertuigingen maken mijn leven aangenamer en maken van mij een gelukkiger mens 42. In het algemeen heb ik weinig respect voor mezelf*
254
43. Ik vertel bijna altijd de waarheid
44. De meeste van mijn vrienden voelen zich beter bij personen van het andere geslacht dan ik* 45. Ik lees graag veel 46 Ik ben dikwijls angstig*
255
47. Mijn ouders waren meestal ongelukkig*
48. Ik heb problemen met de meeste theoretische onderwerpen* 49. Ik hou ervan problemen op een nieuwe manier op te lossen 50. Er zijn een heleboel dingen die ik zou willen veranderen aan de manier waarop ik er uit zie*
256
51. Ik maak snel vrienden met personen van hetzelfde geslacht
52. Ik haat sport en fysieke activiteit* 53. Ik ben behoorlijk goed in wiskunde 54. Mijn religieuze overtuiging is een gids doorheen mijn leven
257
55. In het algemeen heb ik veel zelfvertrouwen
56. Ik neem soms voorwerpen weg die niet van mij zijn* 57. Ik voel me comfortabel in gesprek met personen van het andere geslacht 58. Ik presteer niet zo goed op tests die veel verbaal denkvermogen veronderstellen*
258
59. Ik voel me nooit depressief
60. Mijn waarden zijn dezelfde als deze van mijn ouders 61. Ik ben goed in de meeste theoretische onderwerpen 62. Ik ben niet zo goed in het oplossen van problemen*
259
63. Mijn lichaamsgewicht is vrijwel in orde ( niet te dik, niet te dun)
64. Andere personen van hetzelfde geslacht vinden mij vervelend* 65. Ik verbruik veel energie tijdens sport en fysieke activiteit 66. Ik heb problemen om alles wat op wiskunde gebaseerd is te begrijpen*
260
67. Voortdurende religieuze en spirituele groei is belangrijk voor mij
68. In het algemeen heb ik een heel goed zelfbeeld 69. Ik bedrieg nooit 70. Ik ben tamelijk verlegen bij leden van het andere geslacht*
261
71. In verhouding tot de meeste anderen zijn mijn verbale capaciteiten behoorlijk goed
72. Ik heb de neiging prikkelbaar, gespannen en rusteloos te zijn* 73. Mijn ouders hebben nooit veel respect voor mij gehad* 74. Ik ben niet speciaal geïnteresseerd in de meeste theorethische *onderwerpen
262
75. Ik ben intellectueel erg nieuwsgierig
76. Ik heb een afkeer in de manier waarop ik er uit zie 77. Ik doe heel wat dezelfde activiteiten als andere personen van hetzelfde geslacht 78. Ik ben niet zo goed in activiteiten die fysieke vaardigheden en coördinatie vereisen *
263
79. Ik heb het altijd goed gedaan in wiskundelessen
80. Ik spendeer zelden tijd aan spirituele meditatie of bidden* 81. In het algemeen is niets van wat ik doe belangrijk* 82. Oneerlijk zijn is dikwijls van het minste kwaad*
264
83. Ik maak gemakkelijk vrienden bij het andere geslacht
84. Ik moet dikwijls iets een aantal keren lezen vooraleer ik het versta* 85. Ik steek niet veel tijd in het piekeren over dingen 86. Mijn ouders behandelden mij eerlijk toen ik jong was
265
87. Ik leer de meeste theoretische dingen snel
88. Ik ben niet erg origineel in mijn ideëen, gedachten en daden* 89. Ik heb leuke gelaatstrekken 90. Er zijn niet veel mensen van hetzelfde geslacht die me graag zien*
266
91. Ik hou ervan intensief aan sport of fysieke activiteit te doen
92. Ik scoor nooit goed op tests die wiskundig denken vereisen* 93. Ik ben een beter mens als gevolg van mijn religieuze of spirituele overtuiging 94. In het algemeen heb ik een tamelijk positief gevoel van mezelf
267
95. Ik ben een heel eerlijk iemand
96. Ik heb veel het gevoel gehad tekort te schieten in mijn omgang* met leden van het andere geslacht 97. Ik kan mezelf goed uitdrukken 98. Ik ben dikwijls depressief*
268
99. Het was voor mij dikwijls moeilijk om met mijn ouders te praten*
100. Ik haat de meeste theorethische onderwerpen* 101. Ik ben iemand met veel verbeelding `102. Ik wou dat ik fysiek aantrekkelijker was*
269
103. Ik ben populair bij personen van hetzelfde geslacht
104. Ik ben slecht in de meeste sporten en fysieke activiteiten* 105. Op school kwamen al mijn vrienden bij mij om hulp voor wiskunde 106. Ik ben eigenlijk een atheïst en geloof dat er niemand boven de mens staat*
270
107. In het algemeen heb ik een zeer slecht zelfbeeld*
108. Ik zou mij goed voelen als ik zou spieken tijdens een examen, zolang ik niet betrapt word* 109. Ik voel mij comfortabel als ik vertederd wordt door leden van het andere geslacht
271
110. Op school had ik meer problemen om te leren lezen dan de meeste andere leerlingen*
111. Ik ben stilaan meer optimist geworden 112.Mijn ouders verstaan mij 113. Ik krijg goed punten bij de meeste theoretische onderwerpen
272
114. Ik zou geen interesse hebben om uitvinder te zijn*
115. De meeste van mijn vrienden zien er beter uit dan ik* 116. De meeste mensen hebben meer vrienden van hetzelfde geslacht dan ik* 117. Ik vind sport en fysieke activiteit prettig
273
118. Ik was nooit erg geboeid door wiskunde*
119. Ik geloof dat er een vorm van continuïteit van de geest zal zijn na mijn dood 120. In het algemeen heb ik zeer negatieve gevoelens over mezelf* 121. Integriteit staat voor mij boven alle waarden
274
123. Ik heb een goed studeervermogen
122. Ik heb nooit het gevoel veel gemeen te hebben met personen van het andere geslacht* 123. Ik heb een goed studeervermogen 124. Ik heb de neiging een zeer nerveus persoon te zijn* 125. Ik hou van mijn ouders
275
126. Ik zal nooit intellectuele erkenning bereiken, ook al werk ik harder*
127. Ik zie dikwijls betere manieren om routinezaken te doen 128. Ik zie er goed uit 129. Ik heb veel vrienden van hetzelfde geslacht
276
130. Ik ben en sedentair type dat inspannende activiteiten vermijdt*
131. In het algemeen doe ik veel dingen die belangrijk zijn 132. Ik ben geen erg betrouwbaar persoon* 133. Religieuze en spirituele overtuigingen hebben weinig of niets te maken met de persoon die ik wil zijn*
277
134. Ik heb nooit iets belangrijks gestolen
135. In het algemeen kan ik van mezelf niet veel verdragen* 136. Weinig of geen van mijn vrienden zijn religieus of spiritueel ingesteld
278
totale som= de som van de antwoorden per facor ( na omkeren van de tegengesteld geformuleerde items (*) schaalscores= de totale som gedeeld door het aantal items in iedere factor (10 of 12)
279
belangrijkheidsscore
verschillende kenmerken, zowel positieve als negatieve, zijn soms belangrijk als je over jezelf nadenkt zo kan bijvoorbeeld de uitspraak ‘ Ik heb muzikaal talent’ een zeer onnauwkeurige beschrijving van jezelf zijn, maar het kan daarnaast ook onbelangrijk zijn voor de manier waarop je over jezelf denkt
280
op deze bladzijde vind je een aantal uitspraken over verschillende kenmerken
kan je voor elk kenmerk met behulp van de volgende beoordelingsschaal : 1. aanduiden hoe nauwkeurig dit kenmerk is in een beschrijving van jezelf 2. hoe belangrijk dit kenmerk is in de bepaling hoe je je voelt (positief of negatief)
281
beoordelingsschaal 1: heel onnauwkeurig, heel onbelangrijk 2.
3.onnauwkeurig, onbelangrijk 4. 5. gematigd of gemiddeld 6. nauwkeurig, belangrijk 7. 8. heel nauwkeurig, heel belangrijk 9.
282
Ik ben goed in sport en fysieke activiteit
nauwkeurigheid: belangrijkheid:
283
Ik ben fysiek aantrekkelijk en knap
nauwkeurigheid: belangrijkheid:
284
Ik heb een goede verstandhouding met personen van het andere geslacht
nauwkeurigheid: belangrijkheid:
285
Ik heb een goede verstandhouding met mijn ouders
nauwkeurigheid: belangrijkheid:
286
Ik ben een emotioneel stabiel persoon
nauwkeurigheid: belangrijkheid:
287
Ik ben een religieus/ spiritueel persoon
nauwkeurigheid: belangrijkheid:
288
Ik ben een eerlijk en betrouwbaar persoon
nauwkeurigheid: belangrijkheid:
289
Ik ben verbaal vaardig en heb een goed denkvermogen
nauwkeurigheid: belangrijkheid:
290
nauwkeurigheid: belangrijkheid:
Ik beschik over goede wiskundige vaardigheden en heb een goed wiskundig denkvermogen nauwkeurigheid: belangrijkheid:
291
Ik ben een goede student voor wat betreft de meeste theorethische onderwerpen
nauwkeurigheid: belangrijkheid:
292
Ik kan goed problemen oplossen en creatief nadenken
nauwkeurigheid: belangrijkheid:
293
Vragenlijst naar de effecten van een oefen (fitness) programma (J
Vragenlijst naar de effecten van een oefen (fitness) programma (J. Knapen-H. Van Coppenolle
294
WELKE VRAGEN ZOUDT U STELLEN?
295
10 van de 12 vragen worden beoordeeld op een 5 punten-schaal (2 open vragen)
1. Ik ervaar dat het fitnessprogramma een positieve invloed heeft gehad op mijn depressieve gevoelens 2. Deelnemen aan het fitnessprogramma heeft mijn zelfvertrouwen niet bevorderd 3. Dank zij deelname aan het fitnessprogramma heb ik meer levenslust gekregen
296
4. Dankzij deelname aan het fitness- programma heb ik het gevoel meer aan te kunnen en heb ik meer doorzettingsvermogen 5. Deelname aan het fitnessprogramma heeft er niet toe bijgedragen dat ik meer waardering krijg van anderen 6. De fitnesstraining heeft er toe bijgedragen dat ik gemakkelijker kontakten kan leggen
297
7. Persoonlijk heb ik het gevoel dat door het fitnessprogramma mijn fysieke conditie verbeterd is
8. Dankzij mijn deelname aan het fitnessprogramma heb ik minder lichamelijke klachten 9. Wat zijn uw positieve en negatieve ervaringen met betrekking tot het fitnessprogramma? 10. Hoe vindt u de therapeutische begeleiding van het oefenprogramma
298
11. Het fitnessprogramma heeft me niet gemotiveerd om tijdens mijn vrije tijd deel te nemen aan sportactiviteiten 12. Ik ervaar nu nog voordelen van vroegere deelname aan het fitnessprogramma
299
E. De Lichaamsattitudevragenlijst (LAV) (Van Coppenolle 1984)
is een zelbeoordelingsschaal waarin de subjectieve houding en beleving ten opzichte van het lichaam wordt uitgedrukt 20 items worden op een 6 puntenschaal gescoord (0-6) met een maximumscore van 100
300
antwoordmogelijkheden en scores
nooit: 0 zelden: 1 soms: 2 dikwijls: 3 meestal 4 altijd: 5
301
om “automatische “ beantwoording te vermijden
worden de items en 9 andersom (positief) geformuleerd
302
L.A.V. op die manier wordt de lichaamsbeleving kwantitatief uitgedrukt de lichaamsattitude is meer gestoord naarmate de score hoger is
303
items van de LAV (1-4) 1. Wanneer ik mezelf vergelijk met leeftijdsgenoten voel ik me ontevreden over mijn lichaam 2. Mijn lichaam lijkt me een gevoelloos voorwerp 3. Mijn heupen lijken mij te breed 4. Ik voel me thuis in mijn eigen lichaam
304
items van de LAV (5-8) 5.Ik verlang er sterk naar om slanker te zijn
6.Mijn borstomvang vind ik te groot 7.Ik heb de neiging mijn lichaam te verbergen bv. door losse kledij 8.Wanneer ik mezelf in de spiegel bekijk voel ik me ontevreden over mijn lichaam
305
items van de LAV (9-12) 9. Ik kan me gemakkelijk lichamelijk ontspannen 10. Ik vind mezelf te dik 11. Ik voel mijn lichaam als een last die ik moet meedragen 12. Mijn lichaam lijkt het mijne niet te zijn
306
items van de LAV (13-16) 13. Bepaalde delen van mijn lichaam lijken opgezwollen 14. Mijn lichaam is voor mij een bedreiging 15. Mijn uiterlijk is erg belangrijk voor mij 16.Mijn buik ziet er uit alsof ik zwanger ben
307
items van de LAV (17-20) 17. In mijn lichaam voel ik een gejaagdheid
18. Ik ben jaloers van anderen omwille van hun figuur (uiterlijk) 19. Er gebeuren dingen in mijn lichaam die mij beangstigen 20. Ik observeer mijn uiterlijk in de spiegel
308
na factoranalyse: 3 factoren
factor 1: negatieve waardering van de lichaamsomvang factor 2: gebrek aan vertrouwdheid met het eigen lichaam factor 3: algemeen ongenoegen over het lichamelijk voorkomen
309
psychometrische gegevens van de LAV
ze discrimineert tussen patiënten met eetstoornissen en gezonde proefpersonen de cutt-off score is 36: dit betekent dat als iemand een score boven de 36 heeft er 75% kans is dat het hier om een persoon met een eetstoornis gaat
310
De Film: PMT bij Anorexia Nervosa patiënten geeft een duidelijk beeld van het volledige kader waarin PMT bij patiënten met eetstoornissen is gesitueerd en van de gebruikte technieken
311
F. De Videovervormingsmethode (Probst 1992)
gaat na of proefpersonen (patiënten met eetstoornissen) hun lichaamsbreedte exact kunnen schatten de proefpersoon dient een vooraf vervormd videobeeld te corrigeren tot het overeenkomt met de als werkelijk ervaarde breedteafmetingen
312
de psychometrische gegevens
betrouwbaarheidsonderzoek: de interne consistentie intrasessie-stabiliteit binnen één opdracht:(vertrekkend van het smalle beeld) en tussen gelijkaardige opdrachten (frontaal versus profiel beeld) : zijn zeer bevredigend
313
G. de Lichaamsattitudeschaal (LAS) Baardman (1989)
49 items de patiënt moet bij elk item reageren aan de hand van een 5 antwoordenmogelijkheid datgene moet aangestipt worden wat bij hem het meest van toepassing is
314
scoring van de schaal subschaal A: lichaamswaardering
subschaal B: lichaamsprojectie: wat denk ik dat anderen over mijn uiterlijk denken subschaal C: lichaamsattributie: sociale component: in welke mate heeft mijn lichaamswaardering een positieve of negatieve invloed op mijn sociale omgang
315
de subschalen worden afzonderlijk en tesamen beoordeeld
de score gaat van 1-5 bij de items items die in omgekeerde richting (5-1) beoordeeld worden zijn: hoe lager de som van de scores hoe positiever de lichaamsbeleving
316
klinische voordelen het samenstellen van deze schaal was het onderwerp van de doctoraatsthesis van Baardman in Amsterdam de schaal biedt de mogelijkheid om te discrimineren tussen lichaamswaardering-projectie en attributie toch geniet de schaal niet zoveel bekendheid (niet in het Engels vertaald)
317
LAS antwoordmogelijkheden
dat vind ik doorgaans prettig (1) dat vind ik één enkele keer prettig (2) dat doet me niet veel (3) dat vind ik onprettig (4) dat vind ik erg vervelend (5)
318
hoe hoger de score des te negatiever denkt de patiënt over zichzelf
interpretatie LAS minimumscore maximum hoe hoger de score des te negatiever denkt de patiënt over zichzelf
319
1b. zoudt u kleding durven dragen waarin uw lichaamsvorm duidelijk uitkomt?
320
2 b. hoe vindt u het in het algemeen om iemand een zoen te geven?
321
3 b. hoe vindt u het in het algemeen om mensen aan te raken?
322
4 a. hoe vindt u het in het algemeen als een ander u aanraakt?
323
5 b. denkt u dat de mensen er moeite mee hebben om u aan te raken?
324
6 a. hoe vindt u het als u door anderen aangeraakt wordt?
325
7 b. camoufleert u bepaalde lichaamsdelen omdat u denkt dat anderen ze lelijk vinden?
326
8 a.voelt u zich in de regel thuis in uw lichaam?
327
9 c. denkt u dat uw uiterlijk wel eens een oorzaak van afwijking zou kunnen zijn bij solliciteren?
328
10 a. is het verzorgen van uw lichaam een opgave voor u?
329
11a. vindt u anderen aantrekkelijker om te zien dan u zichzelf vindt?
330
12 b. schaamt u zich voor bepaalde lichaamsdelen bij het verkleden in de nabijheid van mensen die u kent?
331
13 b. denkt u dat mensen u leuk vinden om te zien?
332
14 a. is uw lichaam u tot last?
333
15 c. hoe vindt u het om u in het zwembad te vertonen?
334
16 c. hebt u wel eens het idee gehad dat mensen u niet mogen vanwege uw uiterlijk?
335
17 c. hebt u wel eens het idee dat mensen u niet serieus nemen vanwege uw uiterlijk?
336
18 a. in hoeverre kunt u het eens zijn met het volgende: ”ik denk dat mijn lichamelijke onvolkomendheden me altijd blijven hinderen”
337
19 a. haat u bepaalde lichaamsdelen van uzelf?
338
20 a. haat u bepaalde lichaams-eigenschappen van uzelf( zoals dikte, beharing, geur, kleur, of iets dergelijks) ?
339
21c. gaat u mensen uit de weg vanwege hun uiterlijk?
340
22 a. in hoeverre kunt u het eens zijn met het volgende: “ik hou van mijn lichaam”
341
23 c. hebt u het idee dat mensen u uit de weg gaan vanwege uw uiterlijk?
342
24 c. verwacht u dat als u iemand hebt leren kennen, u na een tijdje tegenvalt op grond van uw uiterlijk?
343
25 c. in hoeverre kunt u het eens zijn met het volgende : “ik denk dat mijn lichaam me in de weg staat om te genieten van sexueel contact “
344
26 a. vergelijkt ge uw uiterlijk met dat van anderen?
345
27 a. als u niet met dit lichaam opgescheept was, zou u er een stuk beter aan toe zijn?
346
28 a. hebt u “aan de lijn” gedaan?
347
29 a. kunt u met plezier kijken naar uw lichaam?
348
30 c. als een relatie uitgaat of een contact verbroken wordt, schrijft u dit dan voornamelijk toe aan uw uiterlijk?
349
31 b. denkt u dat anderen ook datgene lelijk vinden , wat uzelf lelijk vindt?
350
32 a. hoe vindt u het om uzelf nauwkeurig in de spiegel te bekijken?
351
33 b. denkt u dat anderen zich wel eens ergeren aan uw lijfelijke onvolkomendheden?
352
34 a. behandelt u uw lichaam wel eens bewust negatief (bv; uzelf pijn doen, uzelf misselijk eten?
353
35 b. als iemand negatieve opmerkingen over uw uiterlijk maakt, trekt u zich dat dan aan?
354
36 b. voelt u zich in gezelschap bekeken vanwege uw uiterlijk?
355
37 b. durft u die kleren dragen die u zoudt willen dragen?
356
38 c. denkt u dat anderen “afknappen” op uw lichamelijke kenmerken?
357
39 c. hebt u het idee dat u voordeel hebt van uw uiterlijk?
358
40 a. in hoeverre kunt u het eens zijn met het volgende: “ ik kan mijn lichaam niet de moeite waard vinden”
359
41 b. vindt u het vervelend om met iemand die u goed kent op een tweepersoonskamer te slapen?
360
42 b. hebt u het idee dat u door uw uiterlijk niet de kans krijgt om te laten zien wie u innerlijk bent?
361
43 c. in hoeverre kunt u het eens zijn met het volgende: “ik zie mijn uiterlijk als een heel belangrijke belemmering om vrijuit met mensen om te gaan”?
362
44 a vindt u dat u uw lichaam op een goede manier verzorgt?
363
45 a.bent u tevreden hoe uw lichaam eruit ziet?
364
III. SUBJECTIEVE BELEVING VAN EEN FITHEIDS- PROGRAMMA DOOR MIDDEL VAN DAGSCORES
365
evaluatie door de patiënt van depressie-spanning- en angst-gevoelens alsmede van de fitheidsbeleving via dagscores
366
dagscores: depressiviteit, angst, spanning, fitheid
1 helemaal niet 2 heel weinig 3 in lichte mate 4 tamelijk 5 in ernstige mate 6 zeer 7 uitermate
367
deze scores worden ingevuld
vanaf 14 dagen voor de aanvang van een fitheidsprogramma tot minimum 14 dagen na het beëindigen van zo’n programma scores steeds op hetzelfde dagtijdstip invullen om stemmingsverschillen die afhankelijk zijn van het dagmoment te vermijden
368
dergelijke scores zijn de basis voor de toepassing van nieuwe statistische technieken in verband met het “single case design”
369
evaluatiemethodes van fysieke fitheid toepasselijk in de psychiatrie
370
IV. DE ASTRAND -Rhyming Ergometer Cycle Test (Astrand & Rodahl 1986)
371
de proef van Astrand is een submaximale inspanningsproef op een ergometerfiets de test is gebaseerd op een lineair verband tussen de belasting, de hartfrequentie en de zuurstofopname
372
beschrijving van de proef
de proefpersoon fietst minimaal zes minuten aan een voorafbepaalde constante belasting met een trapfrequentie van 60 omwentelingen per minuut de belasting is afhankelijk van de leeftijd, het geslacht en de fysieke fitheid van de proefpersoon
373
estimatie van de maximale zuurstofopname
de maximale zuurstofcapaciteit wordt geëstimeerd aan de hand van de gemiddelde hartfrequentie van de laatste 4 minuten de patiënt kan dan in een categorie geplaatst worden door middel van normtabellen volgens leeftijd, geslacht en gewicht
374
voordelen gestandaardiseerde omstandigheden goede betrouwbaarheid
het is een submaximale test: weinig risico’s is minder afhankelijk van de motivatie
375
nadelen het is slechts een schatting van de VO2 max: het verschil met de reële waarde kan tot 10 à 15% bedragen de VO2 max wordt geschat aan de hand van de hartfrequentie die kan beïnvloed worden door medicatie en stress de minimale belasting van 50 Watt is soms niet haalbaar voor sommige (vrouwelijke) patiënten
376
V de Léger Progressieve Shuttle Run Test (Léger-Lambert 1982)
377
de Léger test het is een progressieve loopproef
de deelnemers lopen steeds sneller heen en weer over een afstand van 20 meter aan een opgelegd tempo de aanvangssnelheid bedraagt 8 km/uur en wordt elke minuut opgedreven met 0,5 km/uur de volgehouden looptijd voorspelt de VO2 max
378
voordelen gestandaardiseerde omstandigheden
warming- up is ingebouwd (looptempo wordt progressief opgevoerd) de test wordt in groep afgenomen wat meer motiverend is voor de proefpersonen weinig vereiste apparatuur: (cassettespeler en chronometer)
379
nadelen het is een maximale test met dus cardiovasculaire risico’s
de V02 max waarde is erg afhankelijk van de motivatie en het doorzettingsvermogen de test is belastend voor knieën en enkels door de snelheidsverhoging per minuut meet men soms eerder de anaërobe uithouding
380
VI de Eurofit-testbatterij
381
de gemeten factoren en tests
cardiorespiratorische uithouding (2 km wandeltest) evenwicht (flamingo balance) snelheid ledematen (plate tapping) explosieve kracht (standing broad jump) statische kracht (handgrip) rompkracht (sit ups) functionele kracht (bent arm hang)
382
de 2 km wandeltest (Laukkanen & Hyninen 1994)
is een submaximale test die gebruikt wordt voor het schatten van de V02 max de test bestaat uit het zo snel mogelijk afleggen van een 2 km. wandelparcours
383
schatten van de maximale zuurstofopname capaciteit
de maximale zuurstofopnamecapaciteit wordt geschat op basis van: de wandeltijd, de hartfrequentie bij het beëindigen van de test, de body mass index (gewicht/ gestalte2) (kg/m2) en de leeftijd en het geslacht
384
formules voor berekening
mannen: (4.65x wandeltijd (min)-0.22x hartfrekwentie (slagen/min)-0.26 x leeftijd (jaren) x BMI (kg/m2)
385
formule voor het berekenen van de maximale zuurstofopname-capaciteit bij vrouwen
(2.98 x wandeltijd ( min)-0.11x hartfrequentie (slagen/min)- O.14 x leeftijd (jaren) x BMI (kg/m2)
386
berekenen van de fitheidsindex (Finse referentiewaarden)
mannen: 420- (wandeltijd (min) x wandeltijd (sec) x hartfrequentie (slagen /min) x O.56 + BMI (kg/m2)x 2.6)- leeftijd (jaren) x O.2
387
berekenen fitheidsindex vrouwen
304 - wandeltijd (min) x wandeltijd (sec) x hartfrekwentie (slagen/min) x BMI (kg/m2) x 1.1)- leeftijd (jaren) x 0.4
388
interpreteren van de fitheidsindex (Laukkanen& Hynninen)
< 70 ver onder het gemiddelde licht onder het gemiddelde gemiddeld licht boven het gemiddelde > 130 ver boven het gemiddelde
389
voordelen vergt geen specifieke vaardigheden en kan door iedereen uitgevoerd worden vergt weinig materiaal: hartslagmeters en chronometer het in groep afnemen werkt motiverend geeft relevante informatie over de cardiovasculaire fitheid van personen tussen 20 en 65 jaar
390
nadelen variabele weersomsatandigheden kunnen het resultaat beïnvloeden ook hier kan de invloed op de hartfrequentie van medicatie en stress het resultaat beïnvloeden voor goed getrainde personen levert de wandeltest geen relevante informatie op
391
B. THERAPEUTISCHE TECHNIEKEN
392
I. PMT bij een algemene pychiatrische populatie
vertrekkend van de LOVIPT als startbasis
393
allerlei bewegingssituaties
sport-en spel bewegen in het water bewegen op muziek en dans (expressie) natuursporten enz.
394
relaxatiemethoden de autogene training van Schultz de progressieve ontspanningsmethode van Jacobson variaties
395
II. een fitnessprogramma bij depressieve- en angstpatiënten (J. Knapen)
een gestructureerd en geïndividualiseerd programma dat voornamelijk kracht-en uithoudingsoefeningen bevat idealiter minimum 10 weken om psychologische en fysiologische voordelen te hebben in een klein groepje van 3 à 4 patiënten
396
oefeningen wandelen en lopen op een looptapijt fietsen op een ergometerfiets krachtoefeningen aan een multi-gym-apparaat (armen; benen; buikspieren)
397
therapeutische doelstellingen
verbeteren van de subjectieve-en objectieve fitness afname van angst-en depressieve gevoelens verbetering van het zelfbeeld door middel van regelmatige succeservaringen (cfr.film)
398
trainingsintensiteit
tussen 50 à 80 % van de maximale intensiteit patiënt steeds aanmoedigen en informeren over zijn (haar) vorderingen
399
Exercise and Self-Esteem Model
als verklaringshypothese voor de samenhang tussen fysieke activiteit en zelfwaardering (Sonstroem en Morgan 1989)
400
selfesteem physical competence physical self-efficacy
physical acceptance test A
401
psychomotorische therapie
intervention psychomotorische therapie
402
selfesteem phys. competence physical efficacy physical measures
phys. acceptance test B
403
Algemene Technieken van PMT bij personen met een intellectuele handicap
404
didactische-en methodologische aanpak bij aangepaste sport-en bewegingsactiviteiten
405
algemene didactische-en methodologische aspecten
de keuze van de activiteiten: rekening houden met individuele verschillen tegemoetkomen aan het interesseniveau keuze van activiteiten moet steunen op het motorisch ontwikkelingsniveau
406
het aanpassen van de activiteiten
vereenvoudigen van de reglementen gebruik van ander materiaal geven van voorbereidende activiteiten aanpassingen moeten aan de individuele noden tegemoet komen bij gebruik van voorwerpen als ballen, werptuigen, enz. snelheid verminderen
407
aanpassing van de ruimte
het is beter om in kleinere ruimtes te werken of bij ploegsporten het aantal deelnemers te beperken de herhalingen moeten door permanente feedback (aanmoedigingen, verbeteringen) ondersteund worden
408
omgevingsfactoren de omgeving moet veiligheid inspireren en kans op succes begunstigen omgevingsfactoren zoals geluid, licht en temperatuur spelen een belangrijke rol in het leerproces
409
vooropgesteld doel het streefdoel mag niet te laag liggen
hun mogelijkheden mogen niet onderschat worden onderscheid tussen fysieke - sociale - en affectieve doeleinden
410
fysieke doelstellingen
de totale fitness verbeteren motorische vaardigheden en efficiëntie aanleren en inoefenen de gezondheid op peil houden of verbeteren de motorische componenten ( kracht, lenigheid, uithouding, coördinatie, enz. ontwikkelen)
411
sociaal-affectieve doelstellingen
socialisatie en integratie streven naar steeds grotere onafhankelijkheid respect doen opbrengen voor zichzelf en anderen het eigen kunnen maar ook niet-kunnen leren aanvaarden VREUGDEBELEVING
412
taak van de begeleider- therapeut
enthousiast, vrolijk en gemotiveerd` elke relatie moet maximaal verpersoonlijkt worden door middel van aangepaste verbale expressie (stemklank, woordenschat, aanmoedigingen, gebaren, mimiek, lichaamscontact: handdruk, klopje op de schouder, enz.)
413
verschillende niveau’s
414
Niveau 1 de beoefende sport ligt dicht bij de “normale” sport en de deelneming vereist zekere minimumprestaties de atleten begrijpen wat het begrip “sport” betekent, ze kennen de regels en beheersen de tactiek ze kunnen onderscheid maken tussen partners, tegenstanders, scheidsrechters enz.
415
Niveau 2 er wordt op het niveau 2 gewerkt met de bedoeling over te stappen op het niveau 1 het vereiste prestatieniveau ligt lager en kan verbeteren door training de regels en proeven worden aangepast er worden beloningen gegeven bij de rangschikking volgens prestatie
416
Niveau 3 het programma is gebaseerd op activiteiten die geen sport meer genoemd kunnen worden er wordt algemeen aan de grove motoriek gewerkt men moet een minimum aan motorische bagage en techniek hebben er wordt geen rangschikking gemaakt en iedereen wordt beloond
417
Niveau 4 doel van het programma is hier motorische activiteit ontwikkelen het omvat sport-en waterspelen om de deelnemers maximaal te motiveren de activiteiten gebeuren altijd in groep en de taken en doeleinden zijn concreet er is een sterke actieve omkadering vereist die instaat voor absolute veiligheid en psychologische steun
418
nog een lager niveau (cfr. film niveau 5 dag in het Giels Bos)
419
Special Olympics opgericht in 1968 (USA)
150 landen waarvan 46 in Europa maken er deel van in 1995 nemen er 127 landen deel aan de internationale spelen in 1995 zijn er 210 clubs in België
420
Nationale Spelen jaarlijks georganiseerd gedurende het Hemelvaartweekend 2300 mentaal gehandicapte personen criteria tot deelname: I.Q lager dan 75 minimumtraining van 75 uur kunnen voorleggen
421
14 verschillende disciplines worden georganiseerd op de 4 bekwaamheidsniveau’s
atletiek zwemmen wielrennen paardrijden bowling artistieke en ritmische gymnastiek badminton
422
tafeltennis triatlon sportspelen netbal floorbal zaalvoetbal
423
de indeling gebeurt op basis van
geslacht leeftijd opgegeven prestatie: in homogene series van maximum 8 personen
424
MAAR TECHNIEKEN ZIJN ENKEL HULPMIDDELEN
De belangrijkste techniek die een vereiste is voor in succes PMT is de “techniek” van de optimale omgang met patiënten: “menselijke warmte” dit is een basisgegeven een “conditio sine qua non” zonder dewelke men niet van PMT kan spreken
425
Voorbeelden van een optimale relatie bij psychiatrische patiënten
Films: PMT bij patiënten in en groepstherapeutische setting” PMT bij anorexia nervosa patiënten Fitness als PMT bij depressieve patiënten PMT bij demente bejaarden
426
Bij intellectueel gehandicapte personen
A slice of the action:sport-en bewegingsactiviteiten Film “Rosemary and time”(The Merrymakers”): dans en expressie bij personen met een intellectuele handicap Special Olympics essentials (o.a. “divisioning” niet meer dan 15% verschil tussen training en competitie)
427
Ook weinig verschil met aangepaste bewegingsactiviteiten bij personen met een fysieke handsicap (adapted physical activity) Waar het ook gaat om alle fysieke maar ook psychologische mogelijkheden van personen met een fysieke handicap te ‘mobiliseren” dit toont ook aan hoe PMT en “adapted physical activity “nauw aan elkaar aansluiten: APA is de algemene “umbrella” cfr film “Sport in der Rehabilitation”
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.