De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De zin van zinloos geweld

Verwante presentaties


Presentatie over: "De zin van zinloos geweld"— Transcript van de presentatie:

1 De zin van zinloos geweld
:58 De zin van zinloos geweld Disclaimer: in colleges wordt doorgaans niet verwezen naar de bronnen in de literatuur. De bronnen zijn talrijk en de collegegever maakt geen aanspraak op volledige originaliteit, ook al neemt hij het gezegde, en vooral het verband waarin een aantal zaken wordt geplaatst, wel voor eigen rekening. Wanneer u meer wilt weten over mijn bronnen, gebruik dan (zie laatste dia). Voor taal- en stijlfouten ben ik verantwoordelijk, maar ik voer tijdsdruk aan als verzachtende omstandigheid. Waarom mensen geweld soms zinloos vinden en toch geweldadig zijn René van Hezewijk

2 Zinloos geweld :58 Glencoe (Schotland), 13 februari 1692, Clan Donalds of Glencoe afgeslacht door bezoekende Clan Campbell (tientallen doden) Leeuwarden, 12 september 1997, Meindert Tjoelker (30) dodelijk gewond nadat hij door een viertal jongens in elkaar was geslagen Glencoe (Schotland), 13 februari 1692, Clan Donalds of Glencoe afgeslacht door bezoekende Clan Campbell (tientallen doden). De MacDonalds hadden de MacCampbells te gast. Na een week van eten en drinken beginnen ze ‘s morgens vijf uur hun gastheren af te slachten; na een dag van moorden en brandstichten is het werk af. Achtergrond: machtsstrijd tussen twee clans, gebruikt door de toenmalige Lowlanders om de Highlanders (die de vereniging van England en Scotland zouden tegen houden) onschadelijk te maken Provo (USA), juli Na een leven van roven en stelen is Gary Gilmore op proef uit de gevangenis. Zonder enige aanleiding doodt hij op een avond een bediende van een tankstation en de volgende avond iemand achter de balie van een motel. Hij wordt opgepakt en ter dood veroordeeld, en eist tot ieders ontsteltenis onmiddellijke uitvoering van het vonnis door een schot in het hart; alsof hij wil zeggen: “Er is niets waarmee je mij kunt straffen; ik wil dat de staat medeplichtig is aan mijn finale moord, de moord op mijzelf”. Utah, 1 november 1976, executie van Gilmore door schot in het hart Yanomamö; een agrarisch volk van mensen die in autonome dorpen leven in de wouden van het Zuiden van Venezuela en Noorden van Brazilië. Het is een fier volk, zoals zij zichzelf beschouwen. Eens in de zoveel tijd voeren ze oorlog met een ander dorp. Let wel; elk dorp doet dat. Er is onvoldoende reden voor onderling wantrouwen: elk dorp is zelfstandig, heeft nooit een definitieve locatie in het woud, is nooit een bedreiging voor de belangen van een ander dorp. Ze voeren handel met naburige dorpen, er wordt tussen dorpen getrouwd, er worden labiele politieke verdragen afgesloten, en er is wederzijdse terreur en wraak. Ze hebben twee wijzen van oorlogvoering: nomohori (achterbakse truc): ze nodigen hun buren (vermeende geallieerden) uit voor een festijn en wanneer ze verzadigd uitrusten in de hutten van hun gastheren worden ze afgeslacht. Ze splijten de schedels met bijlen, slaan ze met knuppels en schieten op ze met pijlen. De mannen worden gedood, de vrouwen en meisjes worden gevangen genomen. wayu huu (moordexpeditie) Twintig mannen komen in een vergadering tot de conclusie dat een bepaalde man een vijand is die moet worden gedood. Na een avond ceremonieel gedoe en emotionele voorbereiding trekken ze de volgende ochtend op moordexpeditie—een mars van een dag of vijf door het woud. Aangekomen wachten ze in hinderlaag af tot iemand zich alleen vertoont; die wordt dan met curarepijlen gedood, en ze vluchten onmiddellijk. Wanneer er meer mannen buiten het dorp komen die zich kunnen verdedigen, schieten ze pijlen af op het dorp en vluchten. Op 7 januari 1974 trekt een groep van 7 mannen en een vrouw zuidwaarts van hun woonplek in Tanzania, op voorbedachte moordexpeditie. Ze trekken over de grens van hun domein, naar het gebied van hun buren. Ze houden zich stil. Ze treffen aan de rand van zijn territorium Godi aan. Godi is 21, en één van zes andere jongemannen van een groep die in Kamaha leeft. Meestal blijven ze bij elkaar, maar op die dag is Godi alleen. Hij zit te eten. De roofgroep krijgt hem te pakken en met zijn zessen houden ze hem vast en ze bijten hem, slaan en schoppen hem, gooien een zware steen op hem rukken zijn testikels en wat vingers af. Dan laten ze hem liggen en gaan terug naar hun eigen gebied. Meindert Tjoelkert: wordt dood geschopt op de avond voor zijn huwelijk tijdens het uitgaan wegens “bemoeizucht”. René Steegmans De 22-jarige René Steegmans, die dinsdag het slachtoffer is geworden van zware mishandeling door twee jongens, is vanmorgen vroeg overleden. Dat heeft de burgemeester van Venlo, J. Schrijen, bekend gemaakt. Steegmans werd voor een supermarkt ernstig mishandeld, nadat hij opmerkingen had gemaakt over het rijgedrag van de twee achttienjarige jongens. Hij werd verzorgd in het Nijmeegse Radboudziekenhuis. Hij was sinds gisteren klinisch dood. Het stoffelijk overschot wordt vandaag voor sectie overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut in Rijswijk. Provo (USA), juli 1976, Gary Gilmore doodt twee jonge mannen Utah, 1 november 1976, executie van Gary Gilmore Yanomamö: nomohori en wayu huu Moord op Godi Leeuwarden, 12 september 1997, Meindert Tjoelker (30) Venlo, 24 oktober 2002 René Steegmans overlijdt na zware mishandeling twee dagen eerder

3 Vandaag De morele kwestie Standaard opvattingen
:58 De morele kwestie Standaard opvattingen Biopsychosociale benadering Functie van agressie Mechanismen van agressie Dit zijn enkele voorbeelden van wat we nu zouden beschouwen als zinloos geweld. Ik wil er af en toe op terug komen in verband met de lezing van vandaag over agressie en geweld, en hoe je daar vanuit sociale wetenschap, in het bijzonder vanuit een evolutionaire benadering naar kijkt. De benadering van dit type problemen is een voorbeeld van een nieuwer gezichtspunt in de sociale wetenschappen. Eerst echter iets over de vraag waar we allemaal mee zitten: hoe zit het met schuld? Is deze daders iets te verwijten in morele zin? Wat dunkt u?

4 Morele kwestie Is de daders iets te verwijten in morele zin?
:58 Is de daders iets te verwijten in morele zin? Strafrecht: Verdachte moet daad verricht hebben Daad moet strafbaar zijn gesteld Dader moet strafbaar zijn Verzachtende omstandigheden Persoon van de verdachte De morele kwestie sluit aan bij de westerse traditie om mensen moraliteit toe te schrijven. Dat is gesystematiseerd in het strafrecht. De dader wordt opgepakt en voor de rechter gesleept. Aangetoond moet worden, in deze volgorde, dat: De verdachte de feitelijke uitvoerder is De daad strafbaar is (WvSr) De dader rechtens iets te verwijten is. Er zijn omstandigheden of personen die de morele schuld geheel of gedeeltelijk wegnemen. Deze elementen zijn erg belangrijk. We hebben de neiging rechters te zien als al te coulant. De moordenaar van Meindert Tjoelkert kreeg 8 maanden. ACHT maanden. We oordelen in de publieke opinie harder over mensen. Dat is begrijpelijk. Daarom noemen we dergelijk geweld ook zinloos: we zien niet in waarom dat nou moest. Maar je kunt je ook afvragen waardoor het nou kwam. Gek genoeg beperken we ons in onze oordelen over zinloos geweld tot mensen. Eén van de voorbeelden toont aan dat we op slag anders gaan denken als we meer feiten kennen.

5 Godi Slachtoffer van een moordexpeditie
:58 Slachtoffer van een moordexpeditie Gelet op de voorbereidingen met voorbedachte rade vermoord Zoals ik zei: op 7 januari 1974 trok een groep van 7 mannen en een vrouw zuidwaarts van hun woonplek in Tanzania, op voorbedachte moordexpeditie. Ze trekken over de grens van hun domein, naar het gebied van hun buren. Ze houden zich stil. Ze treffen aan de rand van zijn territorium Godi aan. Godi is 21, en één van zes andere jongemannen van een groep die in Kamaha leeft. Meestal blijven ze bij elkaar, maar op die dag is Godi alleen. Hij zit te eten. De roofgroep krijgt hem te pakken en met zijn zessen houden ze hem vast en ze bijten hem, slaan en schoppen hem, gooien een zware steen op hem rukken zijn testikels en wat vingers af. Dan laten ze hem liggen en gaan terug naar hun eigen gebied. LET WEL Godi was een chimpansee. De daders waren dat ook. Waren zij schuldig? De Yanomamö: wat denken we daarvan?

6 Mens heeft unieke plaats tegenover de/zijn/haar natuur
René Descartes :58 De moderne psychologie begint bij René Descartes, 17e eeuw, met het probleem van lichaam en geest. Daar is het dilemma al aanwezig en het zit ingebakken. Dat geeft expliciet de uitzonderingspositie weer die we voor mensen maken. Descartes filosofeerde over de vraag hoe we werkelijke en zekere kennis kunnen verwerven van de natuur—kennis die niet werd beïnvloed door de toenmalige godsdienstige opvattingen—die waren niet betrouwbaar gebleken door de vele kerkelijke opvattingen dien er waren. Hij concludeert dat we onderscheid moeten maken tussen twee substanties, stof en geest, die elk bijzondere, elkaar uitsluitende eigenschappen hebben: uitgebreidheid en zuiver denken. Enerzijds stoffelijke zaken die “uitgebreid” zijn, meetbaar zijn, die mathematische eigenschappen hebben (proporties, algebra) en die alle veranderen door mechanische factoren. Tot de stof hoort alles wat afmetingen heeft—ook de levende natuur (dieren, planten), ook de fysiologie en de aan stof gebonden sensitieve aspecten—zoals dat wat het oog doet, de emotionele expressies etc. Anderzijds is er geest. Geest is onuitgebreid, wordt gekarakteriseerd door zuiver denken. Is één, is uitsluitend menselijk en onmeetbaar (want het onuitgebreid is niet te meten). De eenheid is wat we terug vinden in het idee van identiteit, IK— bewuste ervaringen zijn rationele ervaringen. De mens is de metende en wetende—al het andere is stoffelijk en te meten en te kennen. Dat betekende voor menselijke zaken de splitsing van lichaam en geest. Tot de geest behoort ook de wil, het bewustzijn. Dat past bij de nog steeds geldige opvattingen over hoe de verantwoordelijkheid voor zijn/haar daden bij mensen is geregeld. We zijn verantwoordelijk, tenzij. Stoffelijke natuur automatisch natuurwetten materieel Geest/bewustzijn/wil overwegingen wilsbesluiten immaterieel Mens heeft unieke plaats tegenover de/zijn/haar natuur

7 Mens versus natuur :58 Misschien heeft die notie van de mens versus de natuur wel een oudere oorsprong. In het scheppingsverhaal zit die al besloten: Adam en Eva. In de eeuwen voor Descartes en er ten dele mee overlappend, heeft de mens zich behalve als rentmeester ook wel als uitbuiter, terrorist, of rechter over de natuur opgesteld. Opvallend is dat we geacht worden als mensen onderling niet te verschillen—bewustzijn (wil) zijn gelijk, dus zijn mannen en vrouwen gelijk. We weten wel dat het in de praktijk niet zo is, maar dat wijten we aan de wil of zo.

8 Standaardopvattingen
:58 Geweld een aberratie Geweld neemt toe Geweld wordt van media geïmiteerd Geweld uitdrukking van agressie Agressie uit frustratie Agresie als drukvat Agressie uit gebrek aan zelfbeheersing Geweld soms functioneel (landsbelang) Overheid geweldsmonopolie In de sociale wetenschappen waren tot enige jaren geleden enkele opvatting standaard. Opvallend is dat hier nauwelijks begrijpelijk mee wordt waarom we de volgende gegevens vaak tegenkomen.

9 De psycholoog beziet menselijk gedrag als eerste of tweede natuur
:58 Forensische positie: Individu is verantwoordelijk voor specifieke daad, tenzij ..... . verzachtende omstandigheden . persoon van de verdachte . kon hij/zij effect van de daad voorzien? . kon hij/zij effect van de daad willen? Kritische positie: Oorzaken van geweld als type gedrag vinden De psycholoog neemt thans één van twee bijzondere posities in, in, of tegenover het strafrecht. De eerste positie is die van de forensische psycholoog, de maatschappelijke werker, de forensisch psychiater. Hier ondersteunen we de rechterlijke macht in het nemen van menselijke beslissingen. Je kunt het iemand niet aanrekenen als hij niet de vermogens heeft de effecten van zijn daden te voorzien of te willen. Hij of zij is dan ontoerekeningsvatbaar voor dit soort daden, of meer of zelfs alle typen gedragingen, het gedrag waarvan je wel hebt aangetoond dat hij/zij er de bron van is, is hem of haar ontoerekenbaar. Dit is niet per se alleen een zaak van psychologen. Ook bijvoorbeeld culturele antropologen zouden een rol kunnen spelen in een inmiddels multicultureel land als Nederland, met veel inwoners die andere culturele achtergronden hebben Let wel, ik zeg niet dat ons strafrecht recht moet spreken vanuit hun cultuur, het gaat er om of er omstandigheden zijn die een daad minder toerekenbaar doen zijn. Dat komt mede tot uitdrukking in zaken als die van de onlangs berechte vader van de verdachte in de Veghelse zaak (erewraak of niet?) In de tweede positie zitten we ongemakkelijker: daar zijn we op zoek naar meer en diepere oorzaken die vragen stellen bij gedragingen die het strafrecht als verwijtbaar beschrijft. Als bepaalde typen gedrag überhaupt veroorzaakt zijn, zijn die dan überhaupt nog aan te rekenen? Nog een rol—ik ga daar niet verder op in—is de rol die psychologen spelen in het kritisch bekijken van het hele juridische en politiële besluitvormingsproces.

10 Enkele gegevens: m & v :58 Mannen vanaf 2e levensjaar vaker betrokken in agressie dan vrouwen Hoe ernstiger de daad hoe vaker een man de dader is Man-vrouw ratio niet cultuurgebonden Man- vrouw ratio komt terug in elke leeftijd Top agressiviteit bij man en vrouw omstreeks 18e levensjaar Het is duidelijk dat de standaardopvatting een hoop onbegrijpelijk maakt. We zouden immers allemaal even veel kans hebben ons leven geweldloos te leiden. Maar als je het in grote getallen ziet, zie je ook dat er dingen mis zijn die niet apssen in de theorie dat geweld is af te leren.

11 Culturele verschillen
Cultuurverschillen verhullen biologische 2e orde regelmatigheden; maar zijn niet weg! Culturele verschillen :58 Een vergelijking van crime rates tussen Chicago en Wales, gecontroleerd voor leeftijd en sekse, laat enkele van die gegevens bijzonder goed zien. Een biologische benadering maakt het bijvoorbeeld mogelijk het eventuele verschil in de mate van agressie tussen individuele mannen en vrouwen te voorspellen en verklaren: mannen strijden om dominantie en ze strijden om dominantie om het bezit van vrouwen en hulpbronnen; De verschillen in leeftijd hebben mede te maken met de niveaus testosteron die we vinden op de meest criminele leeftijd. Tevens verklaart dat verschillen tussen mannen en vrouwen: bij vrouwen is van veel minder testosteron sprake. Tegelijk zien we ook dat culturele verschillen een rol spelen—ingewikkelder dan alleen direct via de tv. Al in de directe omgeving in de jonge jaren worden trends er in geslagen die er later niet meer uit zijn te slaan. Dat zou tevens kunnen verklaren waarom er ingewikkelde interacties te zien zijn. Maar de evolutionair-psychologische theorie probeert die alle drie tegelijk begrijpelijk te maken.

12 Hoe komt dat? Ongeacht de morele verwerpelijkheid stelt de psycholoog de vraag: Waar komt al dat geweld vandaan? Waarom leren we niets van de geschiedenis (al is de geschiedenis er om van te leren)? Vanwaar bijvoorbeeld die man-vrouw verschillen?

13 Charles Darwin Evolutietheorie variatie & selectie & erfelijkheid
:58 Evolutietheorie variatie & selectie & erfelijkheid gedragspatronen en mentale systemen zijn ook “organen” gedragspatronen en mentale systemen product van variatie, erfelijkheid en natuurlijke selectie Hoe moeten we dit begrijpen? We gaan terug naar de 19e eeuw. Charles Darwin vraagt zich af hoe met name de levende—van die stoffelijke—natuur zich ontwikkelt (“evolutie” was op zichzelf al langer aanvaard in de natuurlijke historie) . Bekend is zijn theorie van variatie en selectie: organismen variëren soms in eigenschappen. Wanneer die erfelijk zijn (erfelijkheid is essentieel) zijn die organismen ten prooi aan selectie. Positieve selectie impliceert grotere overlevingskansen en dus reproductiekansen en dus meer nazaten met die nieuwe erfelijke eigenschappen. Negatieve selectie is de vroegtijdige dood en dus minder reproductie ne minder nazaten. Opmerkelijk is dat we die evolutie vooral beschouwen als iets wat gaat over organen als het oog, de lever, de duim, de vleugels. Maar al bij Darwin vind je terug het idee dat ook gedrag kan worden beschouwd als het product van een orgaan. Zelfs emoties, gedeeltelijk extern in de expressie, maar gedeeltelijk ook innerlijk als een gevoel, een ervaring, zijn het product van de hersenen. Da’s heel belangrijk, want psychologie gaat over gedrag (wat we doen—zelfs als we ons dood stil houden doen we iets) en over wat we ervaren—voelen, denken, herinneren, zien, categoriseren). Mentale systemen moeten we dus zien als het produkt van evolutie. Leren is daar een onderdeel van—leren wat je op school doet, maar dat vooral als een bijverschijnsel van leren wat mensen, maar ook zoogdieren, vogels, reptielen, zelfs eenvoudige weekdieren doen, namelijk gedragspatronen veranderen onder invloed van reglmatigheden in de omgeving.

14 Evolutionaire benadering:
:58 Mens is dier Kijk ook naar niet- humane primaten De evolutionaire benadering—en in samenhang daarmee de cognitieve neurowetenschappen– vormen de meest recente ontwikkelingen in de psychologie. Psychologen komen in toenemende mate tot de conclusie dat mensen dieren zijn—jawel, beesten soms. Dat impliceert allereerst—en eigenlijk al heel lang—al vanaf de achttiende eeuw, dat we naar het lichaam en zijn organen kijken als de machine die nu eenmaal het gedrag en de ervaringen moet produceren. Traditioneel is de psychologie daar zeer sterk in en in de recente decennia is dat alleen maar sterker geworden. Maar tegelijk begint het besef te groeien dat we die machine misschien te veel alleen bekijken als iets wat door de evolutie is gegeven zonder te onderzoeken waarom ze dat heeft gedaan. Het is alsof psychologen goddeloze creationisten waren—ze geloofden niet in God, maar beschouwden het menselijke organisme wel als gegeven-als geschapen in de evolutie zonder de vraag waarom te bekijken. William James was daar min of meer de uitzondering op (einde vorige, begin deze eeuw). Evolutionaire psychologen trekken echter de consequenties van de continuïteit: ze zoeken biologische verklaringsprincipes voor gedrag en ervaring, en doen dat door naar meer te kijken dan alleen de mechanismen.

15 Evolutie van homo sapiens
:58 Onze fylogenetische verwanten zijn dus een belangrijke bron van kennis. De ontwikkeling van het brein geeft al aan dat sommige organen in de hersenen er al lang zijn—en dus ook te vinden zijn bij ander dieren. Met name een aantal hersenorganen die een emotionele functie hebben—angst, woede, sex, pijn—hebben evolutionair gesproken een zeer oude historie. De tak waar wij toe behoren is die der primaten, bestaande uit monkeys (apen) en apes (mensapen). Bij de mensapen hebben we een grote overeenkomst—genetisch gesproken met chimpansee en bonobo’s. De orang oetang is evolutionair gezien al eerder afgetakt dan wij—orang oetangs zijn dan ook niet te vinden in Afrika maar op Borneo. Toen ging de gorilla—wel een Afrikaanse aap—zich ontwikkelen, gevolgd door een voorouder van ons die het meest verwant is met de chimpansee; dat wil zeggen, de chimpansee heeft zich waarschijnljk het minst ver daarvan verwijderd qua kenmerken. (De geleerden zijn het hierover niet eens: er wordt ook wel beweerd dat het juist de bonobo zou zijn die het meest stabiel is gebleven.) Wij zijn dus genetisch het meest verwant met chimpansees en bonobo’s. Alleen zijn mensen enkele miljoenen jaren geleden veel sneller gaan evolueren dan die beide andere primaten. We zijn bijvoorbeeld rechtop gaan lopen, misschien wel om meer vruchten te kunnen dragen of ons beter tegen de zon te kunnen beschermen; we hebben veel huidhaar verloren; onze sexuele gewoonten hebben zich aangepast, evenals bijvoorbeeld de positie van de genitalia, onze ledematen (handen, armen) zijn verfijnde instrumenten geworden, spraak en taal zijn tot onze standaarduitrusting geworden. We zijn ook uit de bomen gekomen en hebben ons meer op de open vlakte gericht. Eigenlijk zijn we—als je het goed beschouwd—jager verzamelaars geworden (waar andere primaten vooral verzamelaars zijn; ze eten wel vlees, en dat verwerven ze meestal niet in de jacht (chimpansees “stropen” mieren), ze lusten ook wel een stukje vlees van monkeys, maar vooral bonobo’s beschouwen het als een lekkernij voor de afwisseling—een ‘s zondags toetje. Wat betekent dat nou?

16 Evolutietheoretische verklaringen kijken naar
:58 Evolutie van de soort Functie van orgaan bij ontstaan Mechanismen waaruit ‘orgaan’ bestaat Ontwikkeling van het individu Er zijn op zijn minst vier soorten analyses die je vanuit deze benadering moet verrichten om antwoord op alle vragen naar gedrag en ervaring te krijgen. Zie hier de soorten oorzaken die je voor gedrag—in ons geval zo meteen agressief gedrag—kunt zoeken. Je moet altijd kijken naar de vraag waar bepaalde vaste reactiepatronen vandaan komen—dat wil zeggen wat hun natuurlijke historie—hun evolutionaire achtergrond is. Bij welke andere diersoorten vind je ze al? Is er spraken van homologie of homoplasie? Homologie: zelfde lichamelijke structuur biedt ten dele dezelfde of veranderde functie: voorpoten bij zoogdier —voorvinnen bij walvis; vleugels bij kip; er is dan sprake van gemeenschappelijke voorouder met dezelfde eigenschap. Of vind je bij twee of meer soorten analoge functies gerealiseerd in oorspronkelijk ander eigenschappen (organen)? Bijvoorbeeld vleugels vogels (beklede voorpoten) versus veugels vliegen (oorspronkelijk koelorganen). In het geval gedrag, i.c. agrssie, kun je dergelijke fylogenetische analyses ook goed gebruiken. In ieder geval lijkt er sprake van homologie in agressief gedrag tussen primaten en mensen (ook primaten, overigens): de overeenkomsten tussen de Yanomamö en de chimps die Godi aftuigden, bijvoorbeeld, geven daar wel aanleiding toe. Daarmee is niet gezegd dat de uiterlijke vorm exact weerspiegeld wordt; bovendien kunnen de aanleidingen anders zijn, kan de ontogenetische hisotrie anders zijn et cetera. Ten tweede willen we graag weten waartoe de gedragingen dienden ten tijde van hun ontstaan. Dat is van belang omdat a) dat niet altijd dezelfde functie was als die nu is (vogels vliegen dank zij de veren op hun voorpoten, maar die veren dienden vooral tot het bewaren van lichaamstemperatuur). Mensen kunnen redeneren over abstracte onderwerpen, maar mogelijk is dat het effect van een sociale functie, namelijk het leven in een sociale hiérarchie of in een groep met ruilrelaties, het ontdekken van bedriegers in de ruil, en het kennen van je plaats in groep of hiërarchie. Voorts is het zaak kennis te hebben van de mechanismen die het tot stand komen van het gedrag of de ervaren aspecten mogelijk maken. Ze zijn ontstaan in de evolutie, maar kunnen eigenschappen met zich meebrengen die specifiek zijn voor een soort. We weten alleen iets over de oorzaken van gedrag als we de externe condities kennen die ertoe leiden en de interne mechanismen —fysiologisch en psychologisch—die de condities omzetten tot acties. De ontogenese behelst niet de ontwikkeling van de soort, maar die van het indivduele organisme binnen de soort. .Zoals we nog zullen zien kunnen hier belangrijke bronnen van verschillen in gedrag zijn te vinden.

17 Brein fungeert als “computer”
:58 Brein fungeert als “computer” Hersencircuits ontstaan doordat en opdat ze aangepast gedrag leveren Breinactiviteiten zijn grotendeels ontoegankelijk voor bewustzijn Hersencircuits specialistisch Brein gemaakt op functioneren in stenen tijdperk Brein fungeert als “computer” Hersencircuits ontstaan doordat en opdat ze aangepast gedrag leveren Breinactiviteiten zijn grotendeels ontoegankelijk voor bewustzijn Hersencircuits specialistisch Brein gemaakt op functioneren in stenen tijdperk Het brein is belangrijk. Samengevat: Het brein dient als een computer, een intelligente herkennings, berekenings, beslissings en besturingsautomaat voor aangepast en aanpassend gedrag. Let wel: niet letterlijk, maar vergelijkenderwijs. Mooie bijkomstigheid van deze opvatting: we weten wat er uit de “computer” komt en we vertrouwen erop, maar we hebben geen flauw idee wat erbij komt kijken om al die dingen te doen. Aangepast gedrag is niet in de zin van netjes opgevoed, maar in de zin van afgestemd op de situatie voor zover die—bij mensen—zo goed mogelijk lijkt op de EEA—de Environment of Evolutionary Adaptedness—dat is de omgeving waar de aanpassing aan is ontstaan (de jager-verzamelaar situatie in de savannen van Afrika). De circuits in de hersenen zijn toegepast op die situaties. (We herkennen onze geelgroene auto ‘s nachts op de parkeerplaats niet want in de zilverdamplampen werkt ons—overigens opmerkelijk goede kleurconstantiesysteem niet). Hersenactiviteit gaat —hoe is nog steeds een raadsel—samen met ervaringen die we hebben, en die ervaren we als mentale activiteit. Ook als die niet allemaal—de meeste zelfs niet—toegankelijk zijn voor bewuste inspectie, blijkt toch dat we hersenactiviteit vertonen als we mentaal actief zijn (informatie verwerken), en omgekeerd. Net als bij een computer: we denken te weten hoe we iets doen, maar 90% van wat we denken, beslissen, doen, herkennen etc. gaat buiten ons om; al helemaal hoe we aan onze gevoelens komen. We rationaliseren heel veel, dat wel, maar de machine heeft daar allemaal geen last van. Geen besef van ook. Let wel: dat is niet de Freudiaanse interpretatie van onbewust (als voortkomend uit met name seksuele wensen die cultureel ongepast zijn), het is de interpretatie van “mechanismen waarvan we de precieze werking en condities niet kunnen doorgronden omdat ze te ingewikkeld zijn en te zeer vescholen liggen in hersenprocessen waar we niet in kunnen kijken. De geest/breinactiviteit is zijn bijna allemaal domein-sepcifiek. Dat wil zeggen: ze werken goed en snel als het gaat om de informatie waar ze in gespecialiseerd zijn; op andere terreinen gaat het mis—als ze tenminste die informatie überhaupt binnen krijgen. We zien, bijvoorbeeld, buiten het zichtbare spectrum geen stralingsvormen—toch zijn ze er. Zo ook verwerken we in speciale circuits zeer relevante informatie (gezichtsherkenning; emotieherkenning bij anderen; eigen taal), maar daarbuiten niet (naamherkenning is veel lastiger; cognitieherkenning bij anderen werkt niet visueel; vreemde taal). Alles wijst er op dat ons brein zijn laatste evolutionaire update heeft gehad in het stenen tijdperk en dat we sindsdien geen nieuwe stabiele circuits hebben bij gekregen; met de bugs en alles. MAAR dat wil niet zeggen dat we toen niet circuits hebben verworven die ons aanpassend vermogen voor moderne incidenten hebben versterkt. Ons leervermogen is groter dan bij andere diersoorten, en op sommige terreinen is het vermogen ook veel groter dan ooit doordat we “exosomatische” kunstmatige hulpmiddelen voor het leren—inclusief culturele overdracht—hebben uitgevonden: het schrift, de pc, de schellakplaat, draadomroep en internet. En voorts wil het niet zeggen dat we geen moderne situaties kunnen meemaken en creëren die als het ware passen in de schema’s uit het stenen tijdperk. We waren toen jager-verzamelaars—gingen dus bij tijd en wijle het bos in om konijnen, vogeltjes, everzwijnen en nog grotere beesten te doden, vissen te vangen, bessen te zoeken, wortels te eten. De bossen op een zondagmiddag, de binnenstad op zatermiddag getuigen ervan dat we daar heel goed in zijn en het nog leuk vinden ook.

18 2. Functie van agressief gedrag
:58 2. Functie van agressief gedrag functie “organen” voor agressie continuïteit andere primaten Dat is de vraag naar de functies die agressief gedrag heeft gehad voor ons als dieren, als primaten, in het bijzonder als jager verzamelaars.

19 Functies agressief gedrag
:58 Dominantie competitie om partner verdedigen territorium & hulpbronnen verdedigen nazaten = genen M V M V Agressief gedrag had en heeft een aantal functies die begrijpelijker maken waarom we er zoveel van zien. De meeste zijn namelijk heel nuttig voor dat wat ertoe doet: de verspreiding van de eigen genen voor—vooral—de man, en/of de bescherming van degenen die je genen gedeeltelijk bezitten voor—vooral—de vrouw. In elke soort waar de ouderlijke kosten van het grootbrengen van jongen groot zijn voor een van de seksen, zie je dat voor de andere sekse de competitie om de opvoedende sekse groot is. Voor mannetjes die veel genen op gemakkelijke wijze kunnen verspreiden, is bezit van vrouwtjes van groot belang—dus is dominantie van belang. Vrouwtjes kiezen vervolgens mede op basis van uiterlijke kenmerken (groot, sterk) en op basis van beschikken over hulpbronnen (voedsel, territorium, geld). Dat bevordert enerzijds het dominantiestreven en dus agressie bij mannen omdat ze daarmee vrouwtjes en hulpbronnen verwerven en veilig stellen. De hoge investering bij de vrouwtjes bevordert functionele agressie ter bescherming van nakroost, maar tegelijk een zeer afgewogen inzet van die middelen. Immers: roekeloos inzetten van agressie verhooft het risico dat je je nazaten waar je vele in hebt geïnvesteerd, ouderloos en dus hulpeloos moet nalaten. De evolutie heeft het zo nu eenmaal uitgeselecteerd. De centrale rol bij mannen speelt dan dominantie; bij vrouwen reproductie; maar de omstandigheden—hier zit je bij de proximate oorzaken—bepalen soms de vorm die daaraan wordt gegeven. Voor het verwerven van partners is de lange termijn strategie het opbouwen van dominantie zodat je over vrouwen kunt beschikken. Idem dito met resources—zelfs wanneer die resources op dat moment niet eens bedreigend zijn. Denk aan de chimps. Bij de meeste soorten zijn de vrouwen überhaupt subdominant aan de mannen. Enkele uitzonderingen daargelaten, zoals de gevlekte hyena (waar allianties van vrouwtjes de dienst volledig uitmaken—mogelijk heeft dat te maken met de beschikbaarheid van voedsel, de kosten van verwerving, en het vermogen tot bonding die de vrouwelijke coalities doet opwegen tegen alleenstaande mannen). Andere uitzondering is de bonobo, waar agressie relatief weinig voorkomt en bovendien een grote gelijkheid bestaat tussen de seksen—ook hier overigens dank zij het vermogen tot binden bij de vrouwtjes, waarbij ook opvalt dat seksuele activiteiten het grote bindmiddel is tussen mannen en vrouwen (zeer promiscue) en tussen de vrouwen onderling. Een voorbeeld van agressie regulering: ook naburige bonobo-alianties treffen elkaar soms. Er ontstaat dan een soort confrontatie waarbij een gespannen stilte tot afwachten noopt. Waarnemers hebben vervolgens gezien dat een van de vrouwtjes van de ene partij met een vrouwtje van een andere partij ging vrijen (hoka-hoka, dat is genito-genitaalwrijven), wat het ijs deed breken; het werd een gezellige vrijpartij, waarbij geen doden vielen. Het verdedigen van nazaten betekent dat soorten er mede op zijn geslecteerd meer dan hun eigen leven te verdedigen. Ze verdedigen hun nakroost omdat die hun eigen genen bevatten. Dus zal je zien dat hoe meer eigen genetische overeenkomst een dier heeft met een ander dier, hoe meer het geneigd is tot zelfopoffering. Wat voortsvan groot belang is voor die huidige opvattingen, is de uitbreiding van Darwins theorie door Hamilton in de jaren zestig. Hamilton zegt dat niet alleen het organisme streeft naar overleven van zichzelf—om eigen genen te kunnen propageren. Een organisme zal ook zijn familieleden en naasten helpen te overleven omdat een deel van het eigen genetische materiaal in hun is vertegenwoordigd. Naar de mate waarin je naaster bent (meer familie bent) zal je meer door ouders, broers en zussen, ooms en tantes, neven en nichten et cetera. worden ondersteund—althans wanneer de opbrengsten van het behoud daarvan opwegen tegen de kosten van het “verlies” van de eigen eigenschappen. Ruwweg: ik offer mij op voor twee van mijn zussen (want die hebben elk de helft van mijn genetisch materiaal); ouders offeren zich op voor hun kinderen et cetera. Dit verklaart een groot deel van het altruïsme dat je overal in de dierenwereld weer vindt. (Overigens vereenvoudig ik hier zeer.) Defensief

20 Kindermoord en stiefkindermoord
:58 Opmerkelijk genoeg blijkt uit cijfers (uit Canada) van de frequentie van kindermoord door ouders, resp. stiefouders, dat die genetische component door alle cultuur heen leidt tot opmerkelijke verschillen: genetische ouders zijn veel minder vaak de dader van moord op hun kind dan een stiefouder. Age of child (years)

21 Continuïteit: agressie bij primaten
:58 Chimp. Bonobo Mens Gorilla O.Oetang Wat komt voor bij welke naburige soort? De mens is topscorer, maar over ander primaten moeten we ons geen uillusies maken. Van sommige van die soorten weten we nu beter dan tien jaar geleden hoe het met de agressie is gesteld. Bonobo’s vormen een uitzondering. Waar hangt dat mee samen? Ten dele met het type samelvingsverband. moordexpedities x x verkrachting x x (x*) kindermoord x x vrouwenmishandeling x x politieke moord x x volwassenenmoord x x jacht x no monkeys x

22 Sociale organisatie bij primaten
:58 Bonobo gemeenschappen: vredelievend egalitair (tussen en binnen de seksen) sterke, stabiele sociale bonds tussen vrouwen onderling ook stabiele bonds tussen vrouwtje en mannetjes status van mannetje afhankelijk van status van zijn MOEDER blijft levenlang gerelateerd aan zijn moeder promiscu seks sociaal bind- en conflictoplossingsmiddel gemeenschappelijk territorium Gibbons monogaam egalitair paar beheerst een exclusief territorium; agressie tegen indringers Gorilla Polygaam Eén man beheerst familie gebied met meerdere vrouwtjes en enkele kleinere los verbonden mannen Alpha’s zijn veel groter dan beta’s en vrouwtjes sterkste band tussen dominante man en zijn vrouwtjes; alleen kindermoord bekend na machtsovername chimpansee sterkste band tussen mannen (in verband met jacht en moordexpedities) hiërarchisch één dominante alpha met enkele luitenants beheren gemeenschappelijk territorium daarbinnen hebben vrouwtjes een “thuisgebied” vrouwtjes niet gebonden aan man of andere vrouw Orang Oetang solitair weinig bindingen mannetjes onderling intolerant enkele man beheert een groot territorium waarin verschillende vrouwtjes leven vrouwtjes elk afzonderlijk thuisgebied binnen territorium Mens meest diverse samenlevingsvormen man-man bindingen voor cooperatieve ondernemingen vrouwen onderlingen bindingen polygyne (één man, meer vrouwen)en polyandrische (één voruw, meer mannen), zowel als monogame paarvorming komen voor

23 “Organen” voor agressie
:58 “Organen” voor agressie Fysieke uitrusting Mentale uitrusting Derde vergelijking: de agressieorganen.

24 Organen voor agressie 4-4-2017 13:58
Opmerkelijk is bijvoorbeeld dat hoe polygamer een soort, hoe groter de fysieke verschillen tussen mannen en vrouwen. Gorilla’s, chimpansees, mensen, gibbons vertonen die verschillen in afnemende mate, en dat correspondeert aardig met de mate waarin je er polygamie ziet. Het correspondeert tevens met de mate waarin de man betrokken is in de opvoeding. Voorts zijn de organen natuurlijk in eerste instantie vechtorganen, maar in tweede, en meestal belangrijker, instantie juist ook dreigorganen. Het gewei van het rendier, de tanden van de wolf, de borstkas van de gorilla, zijn een uiterlijke indicatie die iedere potentiële rivaal zal zien, van de potentiële vechtkracht van de opponent. Dat is vaak ook afdoende. Het zijn theatrale organen. Dat betekent, ten eerste, dat dergelijke dieren uitstekende communicatieve en perceptuele vaardigheden hebben om die vechtkracht in te schatten, en, ten tweede, dat ze zo veel beheersingsmogelijkheden hebben dat ze zich na afweging onmiddellijk in hun gedrag kunnen intomen of zelfs hun onderwerping kunnen tonen als de schatting van hun kansen nadelig uitvalt.

25 Maar de evolutie is calculerend:
:58 Dieren zijn doorgaans zeer goed in staat te bepalen hoeveel kansen ze hebben op winst en op verlies, en hoe groot het risico is dat ze moeten nemen om te winnen en te overleven. Geweld is geen luxe. Vechtorganen zijn theaterattributen AIs geweld instrumenteel is, dan is geweld begrensd

26 Remmechanismen :58 In de hond en in andere wolfachtigen is een en ander goed ontwikkeld. Ze hebben een uitgebreid repertoire genuanceerde aan reacties op aanval—inclusief tekens voor onderwerping en voor spel.

27 Rem op agressie Konrad Lorenz:
:58 Konrad Lorenz: Mensen zijn wel uit op beschermen “verwante” genen Mensen hebben zwakke natuurlijke wapens Mensen hebben maar beperkte ingebouwde regulatiemechanismen t.a.v. soortgenoten Die organen vormen een belangrijk aspect. Lorenz zoekt evenwel al naar een verklaring die ook rekening houdt met het gedrag dat erbij hoort. En dan ziet hij—ten onrechte—daarmee ook een verklaring voor de vermeende grote agressie bij de mens. Konrad Lorenz suggereerde dat er met mensen iets mis is gegaan ten opzichte van de andere (zoog)dieren, inclusief de primaten. Mensen zouden geen ingebouwde, aangeboren mechanismen hebben die agressie tegen soortgenoten remmen. Dat zouden de andere soorten wel hebben. Die doden elkaar hooguit per ongeluk. Dat komt omdat we geen gevaarlijke natuurlijke wapens hebben, dus een remmechanisme is er ook niet voor geëvolueerd. En omdat we wel een brein hebben dat kunstmatige, zeer dodelijke wapens kan maken, zullen we in het gebruik ervan niet natuurlijk geremd zijn.

28 Rem op agressie? Maar we hebben wel een groot leervermogen
:58 Maar we hebben wel een groot leervermogen We zijn in staat allerlei hulpmiddelen te maken, waaronder wapens De theorie kan echter niet te kloppen. Ten eerste is het niet zo dat we geen wapens hebben. Kijk hoe tegenwoordig boxers zich beschermen, zowel technisch als met regels. Denk aan Meindert Tjoelker. Ten tweede: zijn wij de enige soort die met dit probleem kampt? De machtsstrijd binnen chimpansees kan bijzonder hevig zijn, soms met dodelijke afloop, of ernstige verminkingen. Denk ook aan Godi, die op een moordexpeditie dodelijk werd verwond. Wat was eigenlijk de aanleiding? Hoe veel gevaarlijker zijn hun middelen (ledematen) tegenover andere chimpansees? Ten derde: Lorenz heeft primaten en andere soorten geromantiseerd. Gevlekte hyena’s, bijvoorbeeld—een van de soorten waar de vrouwen de absolute heerschappij voeren—zijn de meest gewelddadige ten opzichte van vreemde clans van hyena’s. De vrouwen beheersen ook de voedselverdeling. En elke hyena brengt twee jongen ter wereld (na een eerste worp), die al meteen zijn uitgerust met alle natuurlijke wapens die ze hebben (hoeksnijtanden, klauwen). Die jongen proberen onmiddellijk elkaar af te maken, ten minste als ze (concurrerende) vrouw zijn. Vandaar ook hun bijna mannelijke geslachtskenmerken (natuurlijke misleiding). Ten vierde: hebben we geen remmechanismen? Ik geef het toe—we voeren oorlogen, her en der, gedurende de hele evolutie, of op zijn minst de hele geschiedenis. Maar we hebben wel degelijk remmingen. Die komen voort uit ons verstand—dat er maar al te slecht in is, maar goed. Ten vijfde: We hebben ook nogal wat imponeergedrag uitgewerkt dat er vooral toe dient af te schrikken. De Mae Enga in Nieuw Guinea hebben bijna geen goederen, ze hebben even eenvoudige wapens als de Yanomamö. Ze hebben echter niet zo veel ruimte als de Yamomamö. Meer dan 100 mensen per km2. Hun dorpen vormen stevige allianties. Wanneer zo’n alliantie met een andere alliantie oorlog wil gaan voeren, trekken ze niet na enig beraad op moordexpeditie. Ze tuigen zich op, de anderen ook en ontmoeten elkaar op het slagveld. Daar wordt een ritueel treffen opgevoerd, een soort sportwedstrijd op het gebied van imponeren. Als er iemand gewond raakt stopt men zelfs. Er vindt vooral een mentale aftasting plaats van elkaars krachten, en als die in evenwicht zijn gaat men weer over tot de orde van de dag. Owee wanneer er echter geen ovenwicht wordt geconstateerd. De sterkste alliantie vernietigt dan de de zwakste en vele mannen worden gedood. Overlevenden moeten hun land verlaten, de vrouwen en meisjes worden als buit mee genomen. Het territorium vervalt aan de sterkste. Een deel van de moderne oorlogsvoering bestaat ook uit beheersing, afwegen van kosten, impression management et cetera. Belangrijk is nog het menselijk gelaat. Uit recent onderzoek in onze vakgroep blijkt dat mensen zeer ontvankelijk zijn, en ook zeer adequaat en direct reageren op wat iemands gezicht is te zien over de plaats die hij of zij meent te hebben ten opzichte van degene die kijkt in de sociale hiërarchie. Boze gezichten en angstige gezichten worden door mensen onmiddellijk gezien en verwerkt, dat wil zeggen in enkele milliseconden, door een primair emotioneel systeem dat in de hersenen zit ingebakken (de amygdala) Dat komt al op gang nog voor de verstandelijke (corticale, met name prefrontale) actie mogelijk is. Deze corticale (prefrontale) reactie komt net iets later en is doorgaans wel effectief in het remmen van een aanvankelijk defensieve reactie (die je ok aan de hartslag kunt meten) en die twee vormen kan aannemen: vechten of vluchten. Bovendien is hierin ook nog weer een individueel en een sekse verschil te vinden. Naar dominantie strevende mannen zijn eerder geneigd tot die vechtreactie (blijkend uit verhoging testosteron), submissieve (onderwerpende) mannen neigen tot vluchtreacties. Tot dominantie neigende mannen hebben eenhoger basisniveau van het mannelijke sekshormoon testosteron (daarover later meer). Maar dt zie je aan de buitenkant niet. Je ziet het wel aan subtiele gedragsverschillen met submissieve mannen: oogopslag, niet wegkijken, eerder boos kijken, meer imponeergedrag. Lorenz heeft dus geen gelijk op dit punt, hoewle er wel wat voor zijn hypothese is te zeggen wanneer je de factor ‘direct oogcontact’ uitsluit. Dat is echter precies wat in moderne oorlogvoering gebeurt. atlatl

29 Organen voor agressie fysieke uitrusting hormonaal systeem
:58 Organen voor agressie fysieke uitrusting hormonaal systeem Wanneer we kijken naar deze ultimate oorzaken van agressief gedrag, dan kijk je dus naar de evolutionaire ontwikkeling en vergelijk je met andere soorten—liefst met naaste verwanten omdat je dan meer inzicht krijgt in de functie ervan. De uiterlijke fysieke uitrusting bekijk je ook. We zagen dat we enerzijds wel degelijk middelen hebben om andere mensen met blote handen, tanden en voeten te doden. We zagen dat we ook remmechanismen hebben, en we zagen dat we de beheersing bij andere soorten niet moeten romantiseren. Er is nog iets waar we naar moeten kijken: de mechanismen: hoe zitten de systemen in het lichaam in elkaar die voor de aanzet tot agressie leiden? En hoe worden dergelijke aanzetten omgezet in gewelddadige gedragingen?

30 3. Mechanismen: endocriene systeem
:58 In de mechanismen die in de productie van agressief gedrag een grote rol spelen vinden we het hormonale systeem terug. Het wordt steeds duidelijker dat hormonen een sleutelrol spelen in de regulering van agressief gedrag—en vooral ook in de productie en de deregulering. Een van de belangrijkste hormonen blijkt testosteron te zijn—aanvankelijk vooral gezien als het mannelijke sekshormoon. Dit hangt sterk samen met de ontwikkeling in de puberteit—en met gebeurtenissen op jonge leeftijd. Die zijn bepalend voor de wijze waarop later wordt omgegaan met dominantie en agressie. Het endocriene systeem is een uitermate gecompliceerd systeem van checks and balances. Het werkt in op het zenuwstelsel, maar wordt er ook weer door aangestuurd. Het heeft een rol in de energiehuishouding—bijvoorbeeld energie reserveren voor inspanning bij vluchten, vechten, seks. Het reguleert op zijn beurt allerlei gevoeligheden doordat het ook fungeert als een boodschapper die via het bloed allerlei voor de boodschapper ontvankelijke cellen bereiken—waaronder neuronen van het zenuwstelsel. Daarmee is de cirkel dan rond. Het hormoonstelsel werkt dus via het bleod als energieverschaffer en als boodschapper, en het werkt globaal, niet gericht op een of enkele specifieke cellen. De chemische structuur van het hormoon bepaalt dan mede globaal hoe zenuwcellen reageren op specifieke prikkels van ander cellen. Een van de hormonen is cortisol, een energiegenerator die koolhydraten omzet in glucose, en met de vluchtreactie gepaard gaat. Cortisol wordt ook meer gemeten wanneer submissieve dieren (onderdanige dieren) worden bedreigd door dominante dieren. Cortisol remt tevens de aanmaak van andere hormonen door de hypothalamus; een remmende terugkoppelingslus, dus. Diezelfde hypothalamus heeft eerder al hormonen aangemaakt (FSH-RH (follikelstinulerend-releasoing hormoon) en LH-RH (luteïniserend releasing hormoon), die de hypofyse voorkwab in gang zetten tot het maken van FSH. Daarmee worden de teelballen aangespoord tot het aanmaken van testosteron. Testosteron wordt dus zowel in bedreigende situaties—of beter dominantietoetsende situaties aangemaakt, als in leukere omstandigheden, namelijk bij seksuele prikkels. Testosteron speelt dus zowel een rol in seks als in agressie, met name in de vechtreactie op bedreiging en op bij voorbeeld het zien van een boos gezicht (door een dominante man). Een boos gezicht roept overignes ook een dominantiereactie op bij vrouwen wanneer hen kunstmatig meer testosteron is toegediend (vergeleken met controlegroep). Eveneens worden epinefrine en norepinefrine (adrenaline en noradrenaline) door het bijniermerg aangemaakt (zonder tussenkomst van hypofyse en hypothalamus). Dit zijn neurotransmitters die in rust in geringe hoeveelheden worden aangemaakt, maar in alarmsituaties beiden omhoog gaan, overigens niet perse in gelijke mate. Bij opgejaagde dieren is het vooral de adrenaline die omhoog gaat, bij jagende dieren is het de noradrenaline. Deze beide stoffen (te zamen catecholaminen geheten) worden oa geprikkeld door lichamelijke arbeid, koude, hitte, lage bloedsuikerspiegel, pijn, zuurstofgebrek, bloeddrukverlaging, angst, ergernis, stress. Ze maken opgeslagen chemische energie (vetten, glycogenen) vrij en hebben vernauwende effecten op bloedvaten, werken in op maag en darmen, verwijden de pupillen, sturen bloed naar vitale organen (—> bleek weg trekken), stimuleren het hart et cetera. Alles heeft betekenis voor de flight/fight reactie.

31 Voorbeeld: ratten testosteron testosteron HOOG testosteron geen laag
:58 JONG VOLWASSEN EFFECT op AGRESSIVITEIT testosteron testosteron HOOG testosteron geen laag placebo testosteron laag competitie testosteron HOOG competitie placebo laag geen competitie testosteron laag geen competitie placebo laag Hoe het mechanisme zo in elkaar komt te zitten wordt nu langzamerhand duidelijker. Er is wel een evolutionaire dispositie, maar er moet ook een individuele ontwikkeling plaats hebben in een relevante omgeving. Het mechanisme valt niet uit de lucht—de evolutie heeft het door overerving beschikbaar gesteld; maar het is tevens nodig dat op kritieke tijdstippen in het leven van het organisme bepaalde prikkels uit de omgeving komen die het mechanisme in mindere of meerdere mate, bij voorbeeld op scherp stellen. Dit laat tevens zien dat de fysische omgeving (milieu), sociale omgeving, psychische prikkels (interpretatie) alle belangrijk zijn; er is interactie tussen lichaamsstoffen, externe stoffen, sociale gebeurtenissen en mentale interpretatie. Van gedetermineerdheid door biologische (of I.c. sociale) factoren is dus geen sprake. In een experiment werden jonge ratten in een kooi geplaatst. Er werden verschillende condities gerealiseerd, bij verschillende dieren. De effecten waren heel specifiek. De eerste drie onderzoeken lieten dus effect zien van het toedienen van testosteron (en via de placebo van het toedienen van een prik) op het latere gedrag. Maar het experiment was nog niet klaar. Men plaatste bij nog een groep jonge ratten een even hongerige andere rat. Wat was het effect? Bij latere toediening van testosteron was dat een hoog effect op agressief gedrag. De overige latere situaties leverden dat effect echter niet op. Dit experiment leert ons dat ervaringen op vroege leeftijd die tot verhoogde testosteron produktie leiden, van invloed kunnen zijn op het latere gedrag in stresssituatie, waarbij ook weer testosteron vrijkomt. (Ander experimenten lieten zien dat stress daartoe leidt.)

32 Samenhang individuele ontwikkeling en soortelijke evolutie
:58 Samenhang individuele ontwikkeling en soortelijke evolutie Dat genetische (i.c. evolutionaire) en omgevingsfactoren via de ervaring en via het brein een rol spelen is nu duidelijk. Onderzoek in de jaren zestig en zeventig wees uit dat je bij muizen door selectief fokken al in 5 generaties stammen muizen kunt hebben die opmerkelijk verschillen in de mate van agressie. Men varieerde diverse variabelen, zoals opvoedingscondities sociale interacties leren Daarmee werden lijnen van agressieve en niet-agressieve muizen gefokt (agr. Man met Zus van agr. Man; verwijder minst agr. Nazaten et cetera. en vice versa). Ze groeiden afzonderlijk op. Na de tweede generatie lopen hun rates of attack bij eerste contact met een ander mannetje van zelfde leeftijd dat is grootgebracht in een groep. Het agressieve gedrag werd gemeten gedurende vijf minuten (dubbelblind) over 22 opeenvolgende generaties Opmerkelijk was ten eerste dat je in muizen binnen 2 tot 7 generaties op agressiviteit kunt fokken; dit is kennelijk een sterk erfelijke factor. Opmerkelijk is dat deze factor voor selectiedruk hoogst gevoelig is. Opmerkelijkste vondst was echter, dat wanneer mannetjes in groepen met andere mannetjes waren grootgebracht, het genetisch effect niet meer te vinden was! De aanwezigheid van vrouwelijke muizen was kennelijk vereist om agressieve mannetjes te fokken! Hoe zit het bij mensen? Het is een ingewikkeld verhaal maar een stap vooruit werd onlangs gezet toen bleek dat we twee of drie sleutels nodig hebben om te begrijpen wat er gebeurt. De ene sleutel is een sociale en die heet dominantie. Mensen zijn groepsdieren dus afhankelijk van de groep waarin zij leven en hun positie in die groep. Mensen zijn ook slim dus in staat bijna van moment t e interpreteren om welke groep en om hun poisitie daarin het gaat. De tweede heet betekenis: het vermogen allerlei materiële tekens (gedragingen, cultuuruitingen etc.) te interpreteren als indicatief voor wat anderen denken—dat wil eigenlijk zeggen ‘zouden willen doen’, ‘dreigen’etc. De derde is een groep fysiologische fctoren waarvan de belangrijkste is testosteron. Dominantie. We kijken naar allerlei gedragingen, waaronder agressief gedrag, maar ook—bijvoorbeeld--nonverbale expressie (i.c. blik: het aankijken van dominante persoon in interactie houdt langer aan; wegkijken is een teken van onderschikking; denk aan de expliciete buiging), vormen van antisociaal gedrag, rebellie, wetsovertreding. Dominantie speelt ook een rol in sport, verkiezingen, academische competitie, promotie, concurrentie et cetera. Dit zijn geen agressieve gedragingen maar vervangers daarvan. Het is niet meer de agressie en dominantie zelf die telt, maar het (suggereren) ervan, het tonen dat je beschikt over het vermogen tot agressie. Men ziet dus agressief gedrag als het toebrengen van fysieke schade aan een ander of aan zijn spullen, dan wel het dreigen ermee. Maar dat heeft soms als doel het verwerven of behouden van een hogere status, dwz macht, invloed, prerogatieven (voorrechten) over een medeorganisme. Hormonen Brein Individuele ervaring

33 Dominantie Omgeving: competitief, dominantiegericht, hoge spanning
T= testosteron (mannelijk hormoon) :58 Omgeving: competitief, dominantiegericht, hoge spanning Perinataal: veel T  hogere sensitiviteit voor dominantie Volwassen: meer T bij spanning meer dominantiegedrag (agressie, anti-sociaal) Bij verlies Bij winst cortisol stijgt, T daalt T stijgt  agressie, sex Men veronderstelt nu dat testosteron op drie momenten in het leven van de man een rol speelt. Maar die rol is steeds anders. De drie perioden zijn, ten eerste rond de geboorte, dan rond de puberteit en ten slotte in de volwassenheid. Rond de geboorte speelt Testosteron vooral een rol bij de geslachtsbepaling en de vroege organisatie van de architectuur van de mannelijke geslachtskenmerken. Bij de puberteit neemt T sterk toe en zorgt voor het verder activeren van mannelijke primaire en secundaire geslachtskenmerken: baardgroei, stem, spierontwikkeling, groei, seksualiteit (activiteit, fantasie, belangstelling) (en ook tijdelijke vermindering werking immuunsyteem—vandaar de jeugdpuistjes); in de puberteit zijn de testosteron niveaus op hun hoogste—tot de vroege twintig. In de volwassenheid heeft T het organiserende en activerende werk op de architectuur van het lichaam gedaan. Dan wordt het effect belangrijk op brein en dus op het gedrag. Dan blijkt dat hogere T-niveaus in het bloed gepaard gaan met sterkere dominantiegedragingen. Zowel anti-sociaal gedrag (meer echtscheidingen, vrouwenmishandeling, crimineel gedrag) maar ook meer bij sporters kort voor de wedstrijd, en daarna, maar allen bij winnaars (één a twee uur). Opmerkelijk: ook sterk betrokken supporters vertonen dat verschijnsel. Dat was overigens vooral bij mannen het geval—niet bij vrouwen. Ik sluit niet uit dat sterke betrokkenheid en inleving in een film daar ook toe leidt. Let wel: dat zou alleen zijn bij sterk betrekkende (spannende) films. Geweld tonen leidt dus niet op zichzelf tot agressie, maar alleen sterk stresserende, gewelddadige films die ook sterke illusie en inleving opwekken kunnen daartoe leiden. En dan zijn er ook nog verschillen tussen personen: een presoon met een van nature hoog T-niveau is daarvoor gevoeliger. T heeft dus al veel effect gehad op de bouw van het lichaam en de psychologische ontvankelijkheid voor dominante prikkels, nog voor er van een dominante positie sprake kan zijn. Deze zijn vooral voor later van belang. In de jonge volwassenheid zijn de T-effecten vooral direct, namelijk op brein en gedrag. Omgeving: competitief, dominantiegericht, hoge spanning Perinataal: veel T  hogere sensitiviteit voor dominantie Volwassen: meer T bij spanning meer dominantiegedrag (agressie, anti-sociaal) Bij verlies Bij winst cortisol stijgt, T daalt T stijgt  agressie, seks (verkrachting in oorlogssituaties?)

34 Mentale systemen onbewuste en bewuste
:58 onbewuste en bewuste interpretatie van emotionele stimuli (ecologische en sociale) interpretatie van cognitieve stimuli (sociale en culturele) planning gedrag beoordelen effecten gedrag De derde factor is betekenis. We zagen aan het slot van het schema in dia 37 dat verlies en winst een verschillend effect hebben. We zagen dat supporters dat ook hebben. Dat impliceert dat betekenis moet zijn gegeven aan bepaalde gedragingen effecten. Bovendien moeten aan sommige stressvolle situaties een mentale interpretatie voorafgaan die maakt dat een situatie die zeker en vast niet voorkwam in het stenen tijdperk, wel wordt geïnterpreteerd als een statusbedreiging. Ontslag, bijvoorbeeld, of verlies of winst op de beurs. 

35 Communicatie en interpretatie
Integriteitsopvatting Communicatie (taal) is echt: signalen zijn ontstaan uit acties Vechten Voortekenen vechten Functionele handelingen Dreigen genoeg Uiteindelijke vorm geeft de maximale informatie Behoefte aan onzekerheidsreductie bij zwakke signalen Slecht interpreteren leidt snel tot serieus nemen Theateropvatting Communicatie is bluf: indruk maken in competitieve ontmoetingen Individuen maximaliseren baten en minimaliseren kosten Soortspecifieke vertoningen en signalen Hoe meer vertoon, met lage kosten en hoge baten, hoe meer kans in selectie Hoe minder eerlijk, hoe meer kans in selectie: bluf loont Individu biedt eerlijke informatie over kracht als ongelijk verdeeld Als gelijk verdeeld meer theater O wee wie dat niet uit elkaar kan houden

36 Wat doet alcohol? Waarschuwing: effect alcohol lastig te bepalen
:58 Waarschuwing: effect alcohol lastig te bepalen Effect op neurotransmittersystemen die genetisch bepaald zijn Effect op interpretaties in sociale contacten, stress, leefstijl, voeding, etc. Beperkt waarneming van belangrijke signalen in sociale situaties Beperkt corticaal verwerken van betekenis van secundaire sociale signalen Wordt vooral gebruikt door sensatiezoekers Sensatiezoekers hebben hogere T-niveaus, zijn meer dominantiestrevers Experiment van Kenneth Leonard: Proefpersonen (m) kregen alcohol of non-alcoholische drank (niet blind) (voorwendsel: onderzoek naar invloed alcohol op perpceptual-motorskills). Proefpersonen (m) moesten vervolgens plaats nemen tegenover een adenre proefpersoon. Als een signaal klonk moesten ze zo snel mogelijk op een knop drukken. Wie het eerste had gedrukt gaf daarmee de ander een elektrische schok en verhinderde dat die ander jou schokte. Vooraf moesten de proefpersonen aangeven hoe sterk ze de schok wilden maken. De proefpersonen die wel alcohol op hadden kregen in 50% van de gevallen te horen dat hun ander partij hen een sterke schok zou geven (als ze de race wonnen), in 50 % van de gevallen dat dat een milde schok zou zijn. In de eerste ronde maakte het niet uit of proefersonen alcohol op hadden. Alle proefpersonen stelden de schok hoog in wanneer ze wisten dat de ander hen ook sterk zou schokken. Maar als daarna werd gezged dat de tweede schok zeer zwak zou zijn, bleken alleen de nuchtere proefpersonen hun eigen schokniveau te verlagen. De proefpersonen die hadden gedronken gingen gewoon door. Kennelijk neemt het vermogen tot verstandige correctie—tot de-escalatie—door alcohol af.

37 :58 Dat brengt ons op een laatste punt: het mechanisme dat zo in elkaar zit dat alcohol er kennelijk dit soort effecten op heeft. Belangrijk is de amygdala, een onderdeel van ons emotionele systeem, en betrokken in de effecten van straffen en beloning. De amygdala zit vrij diep in de hersenen en maakt deel uit van, ruwweg, het derde van de vier evolutionaire niveau ontwikkelings niveaus van de hersenen.

38 De dubbele route :58 Bij een emotionele prikkel, bijvoorbeeld gevaar, is de allereerste stap de prikkeling van het netvlies, of het gehoor: we registreren een gevaarlijk beest, een boos gezicht, een afgrond, etc. Via de thalamus komt die prikkel vrijwel onmiddellijk (binnen 20 tot 40 ms) aan in de amygdal. Die zet onmiddellijk het lichaam op scherp: spieren aanspannen, hart sneller kloppen, bloedvaten vernauwen etc. Tegelijk reist de prikkel ook door naar hogere cortical gebieden—de gebieden die we bij primaten en mensen in sterke mate ontwikkeld zien. Dat is de primaire zintuiglijke verwerking, de associatiecortex (unimodaal en multimnodaal, dus voor het betrokken zintuig, later voor de andere zintuigen), vervolgens naar andere analytische en besluitvormingsfuncties van de hersenen. Ten slotte komt die prikkel na de tweede route te hebben doorlopen dus aan bij-opnieuw de amygdala en de eenheden die lichamelijke functies bedienen. Pas dan kan die allereerste reactie worden bijgesteld op grond van een nadere analyse van wat er werkelijk aan de hand is. We zijn dan tientallen milliseconden verder. Als het een tuinslang is, neemt de schrik af. Stel nu dat die secundaire reactie mede wordt bepaald door onze sociaal culturele bagage, dan zie je het volgende patroon. Wanneer alles normaal is (zoals wij moreel gesproken vinden dat het normaal moet zijn), dan zal de primaire vechtreactie of vluchtreactie op een bedreiging afvloeien voor het tot werkelijk geweld komt. Anderzijds kan dat mentale-sociaal-culturele conglomeraat (oorlog) in eerste instantie om verstandige redenen besluiten tot geweld. Maar steeds leidt agressie van anderen, zeker indien te interpreteren als dominantieaantasting, weer tot reacties van het interpretatieve systeem en dus van het hormonale systeem. Deze kunnen dus—indien niet goed te herinterpreteren of te kanaliseren--agressieve reacties oproepen. Van groot belang is daarmee a) het secondaire systeem (cognitie, cortex) dat een eerste snelle, natuurlijke, agressieve reactie kan corrigeren, en het tertiaire systeem, de cultuur in de onmiddellijk omgeving, die eerst al in de opvoeding de fysieke en psychologische bereidheid tot agressie helpt vormen, en later ook de aanvaarde middelen voor geweldvervangend dominantiegedrag vorm geeft en communiceert . Wanneer gedurende de jeugd de sociaal-culturele omgeving al zodanig is dat bijvoorbeeld dominantie zwaar wordt opgevat, en als een erekwestie wordt gezien (zoals in bijvoorbeeld het Zuiden van de VS wel is), of wanneer er veel meer wordt gedaan aan zelfregulering van de interpretatie en de rituelen voor het afleiden van de “bliksem”, dan kun je dus ook grote verschillen tussen culturen zien, ook al is hierin de natuur belsist niet afwezig. Men zou zich kunnen voorstellen hoe Gary Gilmore leed aan een hoog T-niveau en zich bijzonder snel bedreigd voelde in zijn dominantiestreven. Was dat bij Meindert Tjoelker ook het geval? Waren zijn aanvallers door een agressief gezicht of juist door een submissief gezicht getriggerd om de dominantierelatie te vestigen. Was dat ook zo in Rotterdam op het metrostation? Was er sprake van een raid of van een plotse bedreiging van het zich dominant achtend groepje dat hem dodelijk verwonde? Als we de T-levels hadden kunnen meten, hadden we het geweten. Uit onderzoek blijkt, bijvoorbeeld, Dominantie lijkt ook een rol te spelen in de andere voorbeelden van het begin. Tevens begrijpen we nu waarom het altijd weer groepjes mannen zijn die betrokken zijn in dit soort situaties, en waarom dat vooral de jongere mannen zijn, tussen veertien en achtentwintig. En waarom oorlog met verkrachting gepaard gaat. Want, zoals het in Monty Python heet: the best things in life are to kill your neighbour, to rape his wife en to burn his house.

39 Kortom: Alcohol verslechtert interpreteren van signalen
In competitieve situaties wordt dominantie en vermeende autonomie aangetast In groepsverband daalt verantwoordelijkheid en stijgt geweldspotentieel Signalen worden door alcohol hyperserieus opgevat Kleine aanleiding leidt tot overdreven geweld

40 Email: rene.vanhezewijk@ou.nl
:58 We zien zo hoe agressie—of beter, weten we nu—dominantie en seks via het hormonale systeem met elkaar te maken hebben. Dat betekent volgens mij ook datr geweld nooit zinloos is. Het is zinloos bezien vanuit de kjlassieke-cartesiaanse—opvatting dat wij als mensen in tegenstelling tot de dieren in staat zijn al ons gedrag onder bewuste controle te hebben en te houden, dat al ons gedrag, ook agressief gedrag, willens en wetens wordt vertoond. Daar is het strafrecht zelfs op gebaseerd. Helaas ligt het niet simpel: we hebben wel corticale en sociale en culturele mechanismen die ons in staat stellen agressief gedrag te controleren, maar helaas hebben we die mechanismen als persoon, zelf, niet altijd onder controle, en weten we als persoon, zelf, ook erg slecht hoe ze werken, wanneer ze werken, en wat ze tegenwerkt. Geweld heeft altijd zin—alleen niet altijd een prettige zin.


Download ppt "De zin van zinloos geweld"

Verwante presentaties


Ads door Google