De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Aanval op (eliminatie) ontologisch en methodologisch dualisme

Verwante presentaties


Presentatie over: "Aanval op (eliminatie) ontologisch en methodologisch dualisme"— Transcript van de presentatie:

1 Aanval op (eliminatie) ontologisch en methodologisch dualisme
BEHAVIOURISME Aanval op (eliminatie) ontologisch en methodologisch dualisme

2 BEHAVIORISME William James ( ) in The Principles of Psychology (1890): "Psychology is the science of Mental Life, both of its phenomena and of their conditions. The phenomena are such things we call feelings, desires, cognitions, reasonings, decisions and the like.

3 BEHAVIORISME "CONTRASTEER DE BEHAVIOURIST: John Watson (1878-1958):
"Psychology is a purely objective experiental branch of natural science. Its theoretical goal is the prediction and control of behaviour."

4 BEHAVIORISME het probleem van andere geesten

5 BEHAVIORISME het probleem van andere geesten
het probleem van communicatie

6 BEHAVIORISME het probleem van andere geesten
het probleem van communicatie het probleem dat mentale toestanden privé zijn

7 Wat is gedrag? ‘Arm rising versus arm raising’.

8 Wat is gedrag? ‘Arm rising versus arm raising’. Intentie?

9 Wat is gedrag? ‘Arm rising versus arm raising’. Intentie?
Vier typen van activiteiten

10 Wat is gedrag? ‘Arm rising versus arm raising’. Intentie?
Vier typen van activiteiten Fysiologische reacties: zweten, onwillekeurige reflexen, zoals de knie-pees-reflex.

11 Wat is gedrag? ‘Arm rising versus arm raising’. Intentie?
Vier typen van activiteiten Fysiologische reacties: zweten, onwillekeurige reflexen, zoals de knie-pees-reflex. Lichamelijke bewegingen: een been vooruitsteken, op je arm krabben.

12 Wat is gedrag? ‘Arm rising versus arm raising’. Intentie?
Vier typen van activiteiten Fysiologische reacties: zweten, onwillekeurige reflexen, zoals de knie-pees-reflex. Lichamelijke bewegingen: een been vooruit steken, op je arm krabben. Lichamelijke handelingen: op de bus stappen, een brief schrijven.

13 Wat is gedrag? ‘Arm rising versus arm raising’. Intentie?
Vier typen van activiteiten Fysiologische reacties: zweten, onwillekeurige reflexen, zoals de knie-pees-reflex. Lichamelijke bewegingen: een been vooruit steken, op je arm krabben. Lichamelijke handelingen: op de bus stappen, een brief schrijven. Mentale handelingen die geen lichamelijke handeling vereisen: rekenen, een verhaal verzinnen.

14 ANALYTISCH (REDUCTIEF) FILOSOFISCH BEHAVIOURISME
Voortgekomen uit het logisch positivisme

15 METHODOLOGISCH BEHAVIORISME
1. alleen gedrag telt als verschijnsel dat verklaard moet worden 2. alleen uiterlijk waarneembaar gedrag kan dienen als bewijs of weerlegging van een hypothese.

16 METHODOLOGISCH BEHAVIORISME
1. Uitspraken over de eigen geest geen beschrijvingen van innerlijke toestanden 2. Innerlijke processen, zoals qualia en bewustzijn, zijn geen gegevens voor de psychologie.

17 METHODOLOGISCH BEHAVIORISME
Alle psychologische wetten hebben de vorm: STIMULUS -----> RESPONS

18 METHODOLOGISCH BEHAVIORISME
Bezwaren: Waarom geen innerlijke mentale toestanden als theoretische entiteiten Gedrag moet een oorzaak hebben. Waarom niet innerlijke, mentale toestanden als oorzaken van ons gedrag?

19 METHODOLOGISCH BEHAVIORISME
Empirische weerlegging Latent leren Passief leren Spontane verandering Improvisatie

20 SPONTANE VERANDERING STERVORMIG DOOLHOF

21 IMPROVISATIE DOOLHOF

22 ANALYTISCH (REDUCTIEF) FILOSOFISCH BEHAVIOURISME
Voortgekomen uit het logisch positivisme Het beginsel van verificatie

23 ANALYTISCH (REDUCTIEF) FILOSOFISCH BEHAVIOURISME
Voortgekomen uit het logisch positivisme Het beginsel van verificatie De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie.

24 ANALYTISCH (REDUCTIEF) FILOSOFISCH BEHAVIOURISME
Voortgekomen uit het logisch positivisme Het beginsel van verificatie De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie. Twee functies:

25 ANALYTISCH (REDUCTIEF) FILOSOFISCH BEHAVIOURISME
Voortgekomen uit het logisch positivisme Het beginsel van verificatie De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie. Twee functies: Zinvolheidscriterium

26 ANALYTISCH (REDUCTIEF) FILOSOFISCH BEHAVIOURISME
Voortgekomen uit het logisch positivisme Het beginsel van verificatie De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie. Twee functies: Zinvolheidscriterium Betekenistheorie

27 CITAAT CARL HEMPEL (1935) "We see clearly that the meaning of a psychological statement consists solely in the function of abbreviating the description of certain modes of physical response characteristic of the bodies of men and animals." C. Hempel, "The Logical Analysis of Psychology", [1935] herdrukt in N. Block, ed., Readings in Philosophy of Psychology, vol. 1., Cambridge, Mass., Harvard University Press, 1980, p. 19. Ook geciteerd in J. Kim, Philosophy of Mind, Westview Press, Boulder, 1996, p. 29.

28 REDENERING VOOR ANALYTISCH BEHAVIOURISME
De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie.

29 REDENERING VOOR ANALYTISCH BEHAVIOURISME
De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie. De betekenis van een zin met intersubjectieve betekenis moet dan ook intersubjectief verifieerbaar zijn.

30 REDENERING VOOR ANALYTISCH BEHAVIOURISME
De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie. De betekenis van een zin met intersubjectieve betekenis moet dan ook intersubjectief verifieerbaar zijn. Alleen fysiek gedrag is intersubjectief verifieerbaar.

31 REDENERING VOOR ANALYTISCH BEHAVIOURISME
1.De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie. 2.De betekenis van een zin met intersubjectieve betekenis moet dan ook intersubjectief verifieerbaar zijn. 3.Alleen fysiek gedrag is intersubjectief verifieerbaar. Ergo: De betekenis van een zin over mentale toestanden met intersubjectieve betekenis moet dus intersubjectief verifieerbaar zijn en dus worden gereduceerd tot termen die fysiek gedrag beschrijven.

32 ‘SAMSON HEEFT KIESPIJN.’
1. Samson kijkt zuur en houdt zijn hand op zijn kaak.

33 ‘SAMSON HEEFT KIESPIJN.’
1. Samson kijkt zuur en houdt zijn hand op zijn kaak. 2. Op de vraag wat er aan de hand is antwoordt hij: “Ik heb kiespijn.”

34 ‘SAMSON HEEFT KIESPIJN.’
1. Samson kijkt zuur en houdt zijn hand op zijn kaak. 2. Op de vraag wat er aan de hand is antwoordt hij: “Ik heb kiespijn.” 3. De tandarts constateert bij inspectie een verrotte kies.

35 ‘SAMSON HEEFT KIESPIJN.’
1. Samson kijkt zuur en houdt zijn hand op zijn kaak. 2. Op de vraag wat er aan de hand is antwoordt hij: “Ik heb kiespijn.” 3. De tandarts constateert bij inspectie een verrotte kies. 4. Samsons bloeddruk, lichaamstemperatuur en zwelling wijzen erop dat hij pijn heeft.

36 ‘SAMSON HEEFT KIESPIJN.’
1. Samson kijkt zuur en houdt zijn hand op zijn kaak. 2. Op de vraag wat er aan de hand is antwoordt hij: “Ik heb kiespijn.” 3. De tandarts constateert bij inspectie een verrotte kies. 4. Samsons bloeddruk, lichaamstemperatuur en zwelling wijzen erop dat hij pijn heeft. 5. In Samsons hersenen zijn de cellen in de sensorische schors die met zijn kaak zijn verbonden geactiveerd.

37 DRIE FUNDAMENTELE PROBLEMEN VOOR HET ANALYTISCH, REDUCTIEF BEHAVIOURISME
Neem de zin: ‘Elizabetta Prima wil haar debuut als balletdanseres vieren door te dineren in restaurant San Michele te Fiesole.’ Kunnen we deze zin reduceren tot termen die enkel verwijzen naar fysiek gedrag? De intentionele cirkel De onmogelijkheid van een reductieve analyse van disposities tot gedrag Het holisme van het mentale

38 DRIE FUNDAMENTELE PROBLEMEN VOOR HET ANALYTISCH, REDUCTIEF BEHAVIOURISME
Neem de zin: ‘Elizabetta Prima wil haar debuut vieren door te dineren in restaurant San Michele te Fiesole.’

39 DRIE FUNDAMENTELE PROBLEMEN VOOR HET ANALYTISCH, REDUCTIEF BEHAVIOURISME
Neem de zin: ‘Elizabetta Prima wil haar debuut vieren door te dineren in restaurant San Michele te Fiesole.’ Kunnen we deze zin reduceren tot termen die enkel verwijzen naar fysiek gedrag?

40 DRIE FUNDAMENTELE PROBLEMEN VOOR HET ANALYTISCH, REDUCTIEF BEHAVIOURISME
Neem de zin: ‘Elizabetta Prima wil haar debuut vieren door te dineren in restaurant San Michele te Fiesole.’ Kunnen we deze zin reduceren tot termen die enkel verwijzen naar fysiek gedrag? De intentionele cirkel

41 DRIE FUNDAMENTELE PROBLEMEN VOOR HET ANALYTISCH, REDUCTIEF BEHAVIOURISME
Neem de zin: ‘Elizabetta Prima wil haar debuut vieren door te dineren in restaurant San Michele te Fiesole.’ Kunnen we deze zin reduceren tot termen die enkel verwijzen naar fysiek gedrag? De intentionele cirkel De onmogelijkheid van een reductieve analyse van disposities tot gedrag

42 DRIE FUNDAMENTELE PROBLEMEN VOOR HET ANALYTISCH, REDUCTIEF BEHAVIOURISME
Neem de zin: ‘Elizabetta Prima wil haar debuut vieren door te dineren in restaurant San Michele te Fiesole.’ Kunnen we deze zin reduceren tot termen die enkel verwijzen naar fysiek gedrag? De intentionele cirkel De onmogelijkheid van een reductieve analyse van disposities tot gedrag Het holisme van het mentale

43 HET SUIKERKLONTJESMODEL
Standaardomstandigheden

44 HET SUIKERKLONTJESMODEL
Standaardomstandigheden Slechts één manifestatie van de dispositie

45 WITTGENSTEIN Paragraaf 104 van de Philosophische Untersuchungen:
"Man prädiziert von der Sache, was in der Darstellungsweise liegt. Die Möglichkeit des Vergleichs, die uns beeindruckt, nehmen wir für die Wahrnehmung einer höchst allgemeinen Sachlage."

46 BEHAVIORISME ontologisch behaviorisme is de opvatting dat mentale toestanden niet bestaan en dat wat wij de geest noemen samenvalt met publiekelijk waarneembaar gedrag.

47 BEHAVIORISME epistemologisch behaviorisme is de opvatting dat de enige manier waarop wij de geest kunnen kennen via publiekelijk waarneembaar gedrag is.

48 BEHAVIORISME conceptueel behaviorisme is de opvatting dat de betekenisinhoud (Sinn) van woorden voor mentale toestanden bestaat uit een beschrijving van publiekelijk waarneembaar gedrag. Het criterium van toepassing van een woord voor een mentale toestand is publiekelijk waarneembaar gedrag.

49 GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND

50 GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND Descartes’ mythe

51 GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND Descartes’ mythe Categorie-fout

52 GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND Descartes’ mythe Categorie-fout
Know how versus knowledge that

53 GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND Descartes’ mythe Categorie-fout
Know how versus knowledge that Single track versus multi-track disposities

54 GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND De wil

55 GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND De wil Emoties

56 GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND De wil Emoties Zelf-kennis

57 GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND De wil Emoties Zelf-kennis

58 GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND De wil Emoties Zelf-kennis
De waarneming

59 GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND De wil Emoties Zelf-kennis
De waarneming De verbeelding ("imagination")

60 GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND De wil Emoties Zelf-kennis
De waarneming De verbeelding ("imagination") Het intellect

61 GILBERT RYLE OCCURRENT versus DISPOSITIONAL
Natuurwetten geen beschrijvingen: "This was indeed the mistake of the old Faculty theories which construed dispositional words as denoting occult agencies or causes, i.e. things existing, or processes taking place, in a sort of limbo world. But the truth that sentences containing words like ‘might’, ‘could’, and ‘would...if’ do not report limbo facts does not entail that such sentences have not got proper jobs of their own to perform. The job of reporting matters of fact is only one of a wide range of sentence-jobs." (G. Ryle, The Concept of Mind. p. 115.)

62 GILBERT RYLE ‘inference-tickets’
"Dispositional statements about particular things and persons are also like law statements in the fact that we use them in a partly similar way. They apply to, or they are satisfied by, the actions, reactions and states of the object; they are inference-tickets, which license us to predict, retrodict, explain, and modify these actions, reactions, and states." ( G. Ryle, The Concept of Mind. p. 119.)

63 GILBERT RYLE De wil is mythe

64 GILBERT RYLE De wil is mythe De gewone omgangstaal van het woord ‘wil’

65 GILBERT RYLE De wil is mythe De gewone omgangstaal van het woord ‘wil’
De notie van een wil lost niets op (fatale circulariteit)

66 GILBERT RYLE De wil is mythe De gewone omgangstaal van het woord ‘wil’
De notie van een wil lost niets op (fatale circulariteit) Onduidelijk is wat de causale relatie is tussen de wil en een lichaamsbeweging

67 GILBERT RYLE De wil is mythe De gewone omgangstaal van het woord ‘wil’
De notie van een wil lost niets op (fatale circulariteit) Onduidelijk is wat de causale relatie is tussen de wil en een lichaamsbeweging Wat is de oorzaak van de wil?

68 GILBERT RYLE Geen reductief, analytisch behaviorist.
( G. Ryle, The Concept of Mind. Penguin Books Ltd, Harmondsworth, [1949] (1980), p. 79.)

69 GILBERT RYLE Geen reductief, analytisch behaviorist.
Het mechanistische wereldbeeld ( G. Ryle, The Concept of Mind. Penguin Books Ltd, Harmondsworth, [1949] (1980), p. 79.)

70 GILBERT RYLE Geen reductief, analytisch behaviorist.
Het mechanistische wereldbeeld Fysische verklaringen kunnen nooit afdoende zijn, want: ( G. Ryle, The Concept of Mind. Penguin Books Ltd, Harmondsworth, [1949] (1980), p. 79.)

71 GILBERT RYLE Geen reductief, analytisch behaviorist.
Het mechanistische wereldbeeld Fysische verklaringen kunnen nooit afdoende zijn, want: "Men are not machines, not even ghost-ridden machines. They are men - a tautology which is sometimes worth remembering." ( G. Ryle, The Concept of Mind. Penguin Books Ltd, Harmondsworth, [1949] (1980), p. 79.)

72 GILBERT RYLE Zelfkennis

73 GILBERT RYLE Zelfkennis Bewustzijn

74 GILBERT RYLE Zelfkennis Bewustzijn Geprivilegeerde toegang

75 GILBERT RYLE Bewustzijn

76 GILBERT RYLE Bewustzijn In gewone omgangstaal

77 GILBERT RYLE Bewustzijn In gewone omgangstaal Synoniem met ‘opmerken’

78 GILBERT RYLE Bewustzijn In gewone omgangstaal Synoniem met ‘opmerken’
Zelfbewustzijn

79 GILBERT RYLE Bewustzijn In gewone omgangstaal Synoniem met ‘opmerken’
Zelfbewustzijn Bij bewustzijn komen

80 GILBERT RYLE Bewustzijn In gewone omgangstaal Synoniem met ‘opmerken’
Zelfbewustzijn Bij bewustzijn komen Aandacht aan besteden

81 GILBERT RYLE Argumenten tegen Cartesiaanse notie van bewustzijn

82 GILBERT RYLE Argumenten tegen Cartesiaanse notie van bewustzijn
Bewust van rood? Nee, je ziet rood!

83 GILBERT RYLE Argumenten tegen Cartesiaanse notie van bewustzijn
Bewust van rood? Nee, je ziet rood! Bewustzijn is geen kennen

84 GILBERT RYLE Argumenten tegen Cartesiaanse notie van bewustzijn
Bewust van rood? Nee, je ziet rood! Bewustzijn is geen kennen Bewustzijn is feilbaar

85 GILBERT RYLE Argumenten tegen Cartesiaanse notie van bewustzijn
Bewust van rood? Nee, je ziet rood! Bewustzijn is geen kennen Bewustzijn is feilbaar Oneindige regressus

86 GILBERT RYLE “There is at least one objection to be made against the claims for introspection, that made by Hume. There are some states of mind which cannot be coolly scrutinized, since the fact that we are in those states involves that we are not cool, or the fact that we are cool involves that we are not in those states. No one could introspectively scrutinize the state of panic or fury, since the dispassionateness exercised in the scientific observation is, by the definition of ‘panic’ and ‘fury’, not the state of mind of the victim of those turbulences. Similarly, since a convulsion of merriment is not the state of mind of the sober experimentalist, the enjoyment of a joke is also not an introspectible happening. States of mind such as these more or less agitations can be examined only in retrospect. Yet nothing disastrous follows from this restriction. We are not shorter of information about panic or amusement than about other states of mind." ( G. Ryle, The Concept of Mind, p. 159.)

87 GILBERT RYLE ”My mind does not stand for another organ. It signifies my ability and proneness to do certain things and not some piece of personal apparatus without which I could not or would not do them." ( G. Ryle, The Concept of Mind, p. 161.)

88 GILBERT RYLE "Now pronouns like ‘I’ and ‘you’ are, anyhow sometimes, direct index words, while others, like ‘he’ and ‘they’ and, in some uses, ‘we’ are indirect index words. ‘I’ can indicate the particular person from whom the noise ‘I’, or the written mark ‘I’ issues; ‘you’ can indicate the one person who hears me say ‘you’, or it can indicate that person, whoever he is (and there may be several) who reads the ‘you’ that I write, or have printed. In all cases the physical occurrence of an index word is bodily annexed to what the word indicates. Hence ‘you’ is not a queer name that I and others sometimes give you; it is an index word which, in its particular conversational setting, indicates to you just who it is I am addressing my remarks. ‘I’ is not an extra name for an extra being; it indicates when I say or write it, the same individual who can also be addressed by the proper name ‘Gilbert Ryle’. ‘I’ is not an alias for ‘Gilbert Ryle’; it indicates the person whom ‘Gilbert Ryle’ names, when Gilbert Ryle uses ‘I’." ( G. Ryle, The Concept of Mind. p. 180.)

89 GILBERT RYLE "At a certain stage the child discovers the trick of directing higher order acts upon his own lower order acts. Having been separately victim and author of jokes, coercions, catechisms, criticisms, and mimicries in the inter-personal dealings between others and himself, he finds out how to play both roles at once. He has listened to stories before, and he has told stories before, but now he tells stories to his own enthralled ear. He has been detected in insincerities and he has detected the insincerities of others, but now he applies the techniques of detection to his own insincerities. He finds that he can give orders to himself with such authority that he sometimes obeys them, even when reluctant to do so. Self-suasion and self-dissuasion become more or less effective. He learns in adolescence to apply to his own behaviour most of those higher order methods of dealing with the young that are regularly practised by adults. He is then said to be growing up." G. Ryle, The Concept of Mind. pp

90 DE TIEN VRAGEN Wat is de relatie tussen lichaam en geest?
De geest bestaat niet. De mens heeft een lichaam en gedraagt zich op een manier die wij het beste kunnen beschrijven door een intentioneel idioom te gebruiken.

91 DE TIEN VRAGEN Wat is denken?
Denken is een vorm van gedrag, net als lezen.

92 DE TIEN VRAGEN Wat is bewustzijn?
Bewustzijn bestaat strikt genomen niet. Het is een verzamelterm voor verschillende verschijnselen die zich alle manifesteren in gedrag.

93 DE TIEN VRAGEN Is er een onderscheid tussen emoties en rationeel denken? Ja, er bestaat een onderscheid dat volledig tot uiting komt in gedrag.

94 DE TIEN VRAGEN Hoe moeten we mentale toestanden beschrijven?
Door te beschrijven hoe iemand zich gedraagt aan wie we het bezit van die mentale toestand toeschrijven.

95 DE TIEN VRAGEN Wat is de plaats van de geest in de wereld van de natuurwetenschappen? De geest bestaat niet, alleen de mens bestaat. De mens is geen machine; de manier waarop de mens zich gedraagt laat zich het best beschrijven met behulp van de volkspsychologie.

96 DE TIEN VRAGEN Hoe nemen we de werkelijkheid waar?
De waarneming vormt een probleem voor het behaviourisme. Ryle heeft hier een hoofdstuk over geschreven, waarvan hij zelf schrijft dat het hem niet bevredigt.

97 DE TIEN VRAGEN Kunnen we gedachte-inhouden altijd kennen?
In beginsel kunnen we alle gedachteninhouden kennen door goed ons eigen gedrag en dat van een ander te obsereveren.

98 DE TIEN VRAGEN Kunnen we andere geesten kennen?
Het probleem van andere geesten is een schijnprobleem dat door het behaviorisme als zodanig is onthuld.

99 DE TIEN VRAGEN Wat of wie ben ik?
Ik ben een mens, geen machine, maar ook geen twee-eenheid bestaande uit een lichaam en een geest.


Download ppt "Aanval op (eliminatie) ontologisch en methodologisch dualisme"

Verwante presentaties


Ads door Google