De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29

Verwante presentaties


Presentatie over: "Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29"— Transcript van de presentatie:

1 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
2. De Ira, 1.18 (deel 1, blz )

2 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Woede volgens Seneca Is een emotie. Stoïcijnen proberen de emoties zoveel mogelijk te onderdrukken. Zo bereiken ze de ataraxia (tranquilitas animi), waarin de ratio het best functioneert. Seneca onderscheidt 3 fases bij woede: De eerste reactie, als je onrechtvaardig behandeld wordt (meent te worden). Is spontane reactie, net als bv kippenvel. De ratio ‘onderzoekt’ het incident en bekijkt of er echt sprake is van een onrechtvaardige behandeling. Als dat zo is, is er pas echte, bewuste woede. Fase van wraak. Als de ratio onrecht vindt, gaat hij op zoek naar tegenmaatregelen. Maar bij wraak gaan vaak de remmen los en heeft de ratio geen invloed meer. Je pleegt dan vaak zelf onrecht. Straffen bv moet dan ook altijd vanuit de ratio gaan (de wet!) en niet vanuit woede.

3 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
1 Woede is redeloos Ratio versus woede 1-2 Ratio utrique parti tempus dat, deinde advocationem et sibi petit, ut excutiendae veritati spatium habeat: ira festinat. 2 excutiendae: welke vorm en welk gebruik? Gerundivum (congrueert met veritati – dat ev V) Vervangt het hele werkwoord in andere functies dan ond. en lijd vw. Hier: excutiendae veritati spatium : * de gelegenheid voor (dativ.!) het nauwkeurig uitzoeken van de waarheid of: * de gelegenheid om de waarheid nauwkeurig uit te zoeken

4 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
1-2 Ratio utrique parti tempus dat, deinde advocationem et sibi petit, ut excutiendae veritati spatium habeat: ira festinat. De rede geeft beide partijen de tijd, daarna vraagt zij ook voor zichzelf schorsing van het proces, opdat zij de gelegenheid heeft voor het nauwkeurig uitzoeken van de waarheid: de woede heeft haast. 1 utrique parti - wie worden bedoeld? aanklager en aangeklaagde Welke beeldspraak / voorbeeld wordt hier dus gebruikt? Die van een rechtszaak: de ratio is als een rechter die even de tijd nodig heeft om te oordelen, wat de juiste manier is om te reageren (te oordelen). 2 Wat voor asyndeton staat er tussen habeat en festinat? adversatief asyndeton (de ratio neemt de tijd, maar de woede heeft haast)

5 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
2-3 Ratio id iudicare vult quod aequum est: ira id aequum videri vult quod iudicavit. 3 id aequum videri: AcI

6 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
2-3 Ratio id iudicare vult quod aequum est: ira id aequum videri vult quod iudicavit. De rede wil dát oordeel geven dat rechtvaardig is: de woede wil dat dat rechtvaardig schijnt wat zij als oordeel heeft gegeven. 2-3 id iudicare…quod aequum est …id aequum videri…quod iudicavit Welke stijlfiguur? chiasme ook een tegenstelling tussen est en videri

7 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
3-5 Ratio nil praeter ipsum de quo agitur spectat: ira vanis et extra causam obversantibus commovetur. 4 vanis et … obversantibus - onz mv, - zelfst gebruikt vanus = onbenullig extra causam obversari = niets met de zaak te maken hebben Hoe vertaal je dus: vanis et … obversantibus ? door onbenullige dingen en dingen die niets met de zaak te maken hebben

8 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
3-5 Ratio nil praeter ipsum de quo agitur spectat: ira vanis et extra causam obversantibus commovetur. De rede kijkt naar niets behalve naar de zaak zelf, waar het over gaat: de rede wordt geprikkeld door onbenullige details en dingen die niets met de zaak te maken hebben. let op de fout in de werkvertaling! ‘de rede’ (tweede keer) moet zijn ‘de woede’ Ook weer een adversatief asyndeton (3e keer: trikolon van tegenstellingen).

9 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
5-6 Vultus illam securior, vox clarior, sermo liberior, cultus delicatior, advocatio ambitiosior, favor popularis exasperant; Comparativus (-ior-): de compar. heeft 4 mogelijke vertaalwijzen. Wat zijn die 4 mogelijkheden? Bv. maior = 1. groter 2. het grootst (van twee) 3. nogal/tamelijk groot 4. te groot

10 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
5-6 Vultus illam securior, vox clarior, sermo liberior, cultus delicatior, advocatio ambitiosior, favor popularis exasperant; Een te (nogal) zelfverzekerde gelaatsuitdrukking, een te luide stem, een te vrijmoedige manier van spreken, een al te elegante verzor- ging (van het uiterlijk), een al te eerzuchtig optreden van de raads- man, de populariteit bij de massa hitsen haar op; 5 illam: wat/wie wordt bedoeld? Citeer (LA)! ira We hebben hier een asyndetische opsomming (asyndeton) zonder voegwoord (met voegwoorden: polysyndeton)

11 6-7 saepe infesta patrono reum damnat;
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 6-7 saepe infesta patrono reum damnat; 6 infesta: hoort bij / congrueert met ? het onderwerp van damnat = ira 7 reum = acc. van reus = aangeklaagde heeft dus niets met res te maken!

12 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
6-7 saepe infesta patrono reum damnat; dikwijls veroordeelt zij een aangeklaagde [omdat zij] de verdediger vijandig gezind [is]; -

13 7-8 etiam si ingeritur oculis veritas, amat et tuetur errorem;
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 7-8 etiam si ingeritur oculis veritas, amat et tuetur errorem; 7 amat/tuetur: wie/wat is het onderwerp? ira

14 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
7-8 etiam si ingeritur oculis veritas, amat et tuetur errorem; zelfs als [haar] de waarheid onder ogen wordt gehouden, koestert zij haar dwaling en neemt [deze] in bescherming; [haar]: nl. de woede [deze]: nl. haar dwaling Zeg dit eens in gewone woorden … Zelfs als een boos iemand weet, dat hij ongelijk heeft, blijft hij bij zijn foute standpunt.

15 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
8-9 coargui non vult, et in male coeptis honestior illi pertinacia videtur quam paenitentia. 8 coargui – welke vorm is dit? infin praes P honestior – welke vorm? comparativus illi: wie/wat wordt bedoeld? ira illi = dat ev: voor haar / in haar ogen

16 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
8-9 coargui non vult, et in male coeptis honestior illi pertinacia videtur quam paenitentia. zij wil niet van haar ongelijk overtuigd worden, en bij zaken die verkeerd zijn aangepakt is in haar ogen koppigheid eervoller dan spijt.

17 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Ira is haastig vindt het belangrijker dat het rechtvaardig schijnt, dan dat het ook echt is wordt geprikkeld door niet ter zake doende details wordt door uiterlijkheden opgehitst beoordeelt op basis van gevoelens wil waarheid niet zien wil altijd gelijk hebben is koppig

18 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Een voorbeeld Cn. Piso fuit memoria nostra vir a multis vitiis integer, sed pravus et cui placebat pro constantia rigor. 10 Cn. Piso fuit vir integer posit. pravus neg. cui placebat..rigor neg. 11 constantia = abl (bij voorzetsel pro) rigor = nom

19 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Een voorbeeld Cn. Piso fuit memoria nostra vir a multis vitiis integer, sed pravus et cui placebat pro constantia rigor. Gnaeus Piso was in onze herinnering een man vrij van vele fouten maar met een verkeerd karakter en [iemand] aan wie starheid beviel boven vastberadenheid. Gnaueus Calpurnius Piso (ca. 44 v. Chr – 20 n. Chr.) – Rom. staatsman, die bekend stond om zijn woede, trots en arrogantie.

20 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
12-13 Is cum iratus duci iussisset eum qui ex commeatu sine commilitone redierat, quasi interfecisset quem non exhibebat, roganti tempus aliquid ad conquirendum non dedit. is…dedit cum..iussisset qui..redierat quasi..interfecisset quem…exhibebat 11 is: wie wordt bedoeld? Gnaeus Piso duci..eum = AcI (duci = infin praes P !!) 13 aliquid – is hier bijvoeglijk bij tempus  enige (tijd), wat (tijd) 13 conquirendum – welke vorm? gerundium (ad + gerund. = om te…)

21 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
12-13 Is cum iratus duci iussisset eum qui ex commeatu sine commilitone redierat, quasi interfecisset quem non exhibebat, roganti tempus aliquid ad conquirendum non dedit. Toen hij [eens] boos het bevel had gegeven dat hij (de man) terecht werd gesteld, die zonder zijn kameraad van verlof was teruggekomen, alsof hij [zijn kameraad], die hij niet liet zien (kon laten zien), had gedood, gaf hij [hem] toen deze wat tijd vroeg om [zijn makker] op te sporen [daartoe] niet [de tijd]. 12-13 quasi interfecisset quem non exhibebat: wat bedoelt Seneca hiermee? De soldaat krijgt een hele strenge straf, die normaal alleen wordt gegeven aan soldaten die hun makker hebben gedood. 13 roganti: wie is dit? Citeer (LA)! qui ex commeatu sine commilitione redierat (de man die zonder kameraad terug was gekomen) 13 tempus - lijd vw. bij zowel dedit als roganti

22 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
13-15 Damnatus extra vallum productus est et iam cervicem porrigebat, cum subito apparuit ille commilito qui occisus videbatur. 13 damnatus:. ppp Kan gesubstantiveerd zijn gebruikt: de veroordeelde Of als dubbelverbonden bepaling (praedicatief) gebruikt (nadat hij…) 15 occisus ppp van occidere = doodslaan, ombrengen

23 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
13-15 Damnatus extra vallum productus est et iam cervicem porrigebat, cum subito apparuit ille commilito qui occisus videbatur. Veroordeeld (Na zijn veroordeling) is hij buiten de wal gebracht en hij strekte zijn nek al uit, toen plotseling die kameraad verscheen, die gedood scheen te zijn (die hij zogenaamd had gedood). 14 vallum: welke wal wordt bedoeld? van het legerkamp iam cervicem porrigebat – waarom? zodat zijn hoofd afgehakt kon worden door een bijl / zwaard

24 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
15-17 Tunc centurio supplicio praepositus condere gladium speculatorem iubet, damnatum ad Pisonem reducit redditurus Pisoni innocentiam; 17 redditurus: welke vorm? part. futurum  geeft een toekomst / plan / doel / lotsbestemming aan mogelijke vertalingen: zullende teruggeven / om terug te geven / van plan om terug te geven gedoemd om terug te geven

25 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
15-17 Tunc centurio supplicio praepositus condere gladium speculatorem iubet, damnatum ad Pisonem reducit redditurus Pisoni innocentiam; Toen gaf de centurio die aan het hoofd van de executie was gesteld de beul het bevel zijn zwaard op te bergen, hij bracht de veroordeelde terug naar Piso met de bedoeling Piso zijn onschuld terug te geven; 17 iubet,…reducit: asyndeton Welke conclusie trek je aan de hand van de werkvertaling over deze vormen? praesens historicum 17 redditurus Pisoni innocentiam: wat bedoelt Seneca hiermee? Als Piso een onschuldige ter dood had gebracht, had hij een misdaad gepleegd en was hij dus zelf schuldig. Zo geeft de centurio Piso dus zijn onschuld terug (tenminste … dat is de bedoeling)

26 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
17 nam militi fortuna reddiderat. want het lot had [dit] aan de soldaat teruggegeven. 17 reddiderat: wat is het lijdend voorwerp? Citeer. innocentiam militi = de soldaat die veroordeeld was  ook hij had zijn onschuld terug; de andere soldaat is teruggekomen, dus er is bewezen, dat de eerstgenoemde soldaat niemand heeft gedood.

27 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
17-19 Ingenti concursu deducuntur complexi alter alterum cum magno gaudio castrorum commilitones. M/V O Ingens Ingentis Ingenti Ingentem Ingentes Ingentia Ingentium Ingentibus ingentibus 17 ingenti – welke naamval? abl ev (rijtje fortis / ingens); congr. met concursu

28 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
17-19 Ingenti concursu deducuntur complexi alter alterum cum magno gaudio castrorum commilitones. In een geweldige oploop werden de kameraden de een de ander (elkaar) omarmend met (onder) grote vreugde van het legerkamp meegevoerd. 18 deducuntur: verklaar het gebruik van deze ww.tijd praesens historicum

29 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
19-20 Conscendit tribunal furens Piso ac iubet duci utrumque, et eum militem qui non occiderat et eum qui non perierat. 19 duci utrumque: AcI duci – welke vorm? infin praes P

30 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
19-20 Conscendit tribunal furens Piso ac iubet duci utrumque, et eum militem qui non occiderat et eum qui non perierat. Razend van woede beklom Piso zijn hoge zitplaats en gaf het bevel dat beiden terechtgesteld werden, zowel die soldaat die niet had gedood als hij die niet was omgekomen. 19-20 et eum militem qui non occiderat et eum qui non perierat – van wie zijn deze woorden? Van Seneca; is een uitleg bij utrumque.

31 20-21 Quid hoc indignius? Quia unus innocens apparuerat, duo peribant.
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 20-21 Quid hoc indignius? Quia unus innocens apparuerat, duo peribant. 20 quid…indignius [est]? Ellips van www est indignius – welke vorm? bijwoord van de comparativus

32 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
De comparativus M/V O fortior fortius fortioris fortiori fortiorem fortiore fortiores fortiora fortiorum fortioribus Daarnaast kun je van elke comparativus ook een bijwoord maken, om een bepaling aan te geven bij een werkwoord. Dat bijwoord van de comparativus eindigt op -ius. Bv. Miles fortius pugnat quam civis – De soldaat vecht dapperder dan de burger.

33 20-21 Quid hoc indignius? Quia unus innocens apparuerat, duo peribant.
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 20-21 Quid hoc indignius? Quia unus innocens apparuerat, duo peribant. 20 quid…indignius [est]? Ellips van ww. est indignius – welke vorm? bijwoord van de comparativus De uitgang –ius is dus * onz ev van de comparativus * bijwoord van de comparativus hoc: verklaar de naamval ablativus comparationis

34 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
20-21 Quid hoc indignius? Quia unus innocens apparuerat, duo peribant. Wat is er onwaardiger dan dit? Omdat één onschuldig was gebleken, kwamen er twee om. Wat is er onwaardiger dan dit? Welke stijlfiguur? Niets natuurlijk: retorische vraag

35 21 Piso adiecit et tertium; Piso voegde er zelfs een derde aan toe;
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 21 Piso adiecit et tertium; Piso voegde er zelfs een derde aan toe; 21 tertium – een derde wat? een derde man die ter dood gebracht moest worden

36 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
21-22 nam ipsum centurionem qui damnatum reduxerat duci iussit. want hij beval dat de centurio zelf, die de veroordeelde had teruggebracht, terecht werd gesteld. 22 duci – infin praes P

37 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
22-23 Constituti sunt in eodem illo loco perituri tres ob unius innocentiam. 23 perituri: welke vorm? part. futurum A van per-ire; ptc fut geeft een toekomst / plan / doel / lotsbestemming aan zullende omkomen / om om te komen / op het punt staande om om te komen / gedoemd om te komen

38 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
22-23 Constituti sunt in eodem illo loco perituri tres ob unius innocentiam. Op diezelfde plaats werden drie [mannen] neergezet om ten onder te gaan vanwege de onschuld van één man.

39 23-24 O quam sollers est iracundia ad fingendas causas furoris!
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 23-24 O quam sollers est iracundia ad fingendas causas furoris! 23 quam: in uitroep = hoe! 24 fingendas: welke –nd-vorm? gerundivum (congr met causas) (ad + gerundi(v) um = om te …) 24 furoris: verklaar de naamval genitivus objectivus vgl: gen. subiectivus geeft een soort onderwerp aan: timor militum ingens erat gen. obiectivus geeft een soort lijdend voorwerp aan timor pugnae tantus erat, ut miles non pugnare vellet.

40 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
23-24 O quam sollers est iracundia ad fingendas causas furoris! O hoe slim is de woede bij het verzinnen van aanleidingen tot razernij / om te …verzinnen.

41 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
24-25 ‘Te’ inquit ‘duci iubeo, quia damnatus es; ‘Jou’, zei ze, ‘beveel ik terecht te stellen (ik beveel dat jij … wordt), omdat je veroordeeld bent; 24 te…duci: AcI 24 inquit: wie/wat is het onderwerp (subject)? Citeer! iracundia (want die verzint smoesjes; maar natuurlijk is het de woede die in Piso zit)

42 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
25-26 te, quia causa damnationis commilitoni fuisti; te, quia iussus occidere imperatori non paruisti.’ jou, omdat jij de oorzaak van de veroordeling voor jouw kameraad bent geweest; jou, omdat jij, hoewel het je bevolen was te doden, niet hebt gehoorzaamd aan je bevelhebber.’ 25 te [duci iubeo] – ellips (2x) 25 iussus: ppp; letterlijk: bevolen zijnde bijzin: nadat je bevolen bent/was temporeel omdat je bevolen bent/was causaal hoewel je bevolen bent/was concessief Welke 3 mensen worden hier dus genoemd? 1e te = soldaat die zonder zijn makker als 1e terugkwam 2e te = soldaat die te laat kwam 3e te = de centurio

43 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
26-27 Excogitavit quemadmodum tria crimina faceret, quia nullum invenerat. Ze dacht uit hoe ze drie misdaden beging (kon begaan), omdat ze er geen een had gevonden. 26 excogitavit: wie/wat is het onderwerp? Citeer! iracundia 26 faceret: verklaar de vorm coniunctivus (imperfectum: hele werkwoord met uitgang) in afhankelijke vraag


Download ppt "Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29"

Verwante presentaties


Ads door Google