De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Wat zijn de werkelijke kosten van het onderwijs in het hbo?

Verwante presentaties


Presentatie over: "Wat zijn de werkelijke kosten van het onderwijs in het hbo?"— Transcript van de presentatie:

1 Wat zijn de werkelijke kosten van het onderwijs in het hbo?
Vaste commissie OC&W 18 mei 2011 VMH ALV 19 mei 2011 Twee bijdragen: eerst iets over de werkelijke inzet van middelen in het onderwijs, daarna Jan Bouwens over hoe we de kwaliteit van onderwijs kunnen meten en het belang van de docent daarbij. Ter inleiding even twee filmfragmenten waaruit direct een belangrijk probleem blijkt…..welke feiten kloppen? Jan Willem Bruins (voorzitter vereniging medezeggenschap hogescholen)

2 Rutte: 30-40% van de middelen in het HBO gaat op aan ‘gedoe’
(Uitzending Gesprek met de minister-president van 21 januari 2011)

3 Guusje ter Horst(HBO-raad): ‘De 30-40% van Rutte klopt niet’
30-40% van Rutte is beledigend en niet waar: gesprek moet gaan over de feiten en niet te veel door emoties worden bepaald Dus eerst de feiten helder krijgen…. Guusje ter Horst(HBO-raad): ‘De 30-40% van Rutte klopt niet’ (Uitzending Buitenhof van 23 januari 2011)

4 Wie heeft gelijk, Mark Rutte of Guusje ter Horst?
Beiden hebben gelijk…..

5 Hoe zit het met de cijfers?
Drie methoden om bekostiging primaire proces te berekenen 1. Van boven af: Berekening ‘overhead’ via Berenschotmethode Wat geen overhead is, is primair proces 2. Vanuit het personeelsbestand: Verhoudingsgetallen OP/OBP in fte’s OP is primair proces 3. Van onder af: Berekening bekostiging van alle activiteiten tussen docent en student Werkelijke inzet docent-fte’s in onderwijs is primair proces

6 Eerste methode: Berenschot
Meet de fte’s van de volgende generieke overheadfuncties: - College van Bestuur, lijnmanagement en managementondersteuning. - Personeel en Organisatie. - Financiën en Control. - Informatisering en Automatisering. - Marketing en Communicatie. - Kwaliteitszorg. - Juridische Zaken. - Facilitaire Zaken. Bron: M. Huijben, A.Geurtsen, Heeft iemand de overhead gezien?, 2008.

7 Naast deze generieke overhead is er ook (sector-)specifieke overhead: - Hoofden hogeschoolspecifieke overheadfuncties. - Onderwijskundige beleidsmedewerkers. - Studievoorlichters / decanen / studentpsychologen. - Studentzaken (informatie, voorzieningen). - Centrale roosterzaken. - Medewerkers internationalisering. - Medewerkers kennisontwikkeling. - Studieloopbaanbegeleiders. - Medewerkers bibliotheek / mediatheek / AV-middelen. - Onderwijsadministratie Bron: M. Huijben, A.Geurtsen, Heeft iemand de overhead gezien?, 2008.

8 Berenschot overhead voor het hbo: (maart 2010)
Eerste indicator: In fte’s 25,2 % generieke overhead 10,8 % specifieke overhead Totaal ,0 % van de fte’s is overhead Rapport Berenschot Overhead in het hbo, 2010(niet openbaar).

9 Mark Rutte noemt het cijfer voor generieke en specifieke overhead.
(Vgl. brief van premier van 8 maart 2011 aan Jadnanansing: Zijn bron uit 2001[Inst.Onderz.Overheidsuitgaven] is gedateerd en bevat wat andere kostencategorieën maar recent Berenschot-onderzoek HBO bevestigt de percentages wel). Guusje ter Horst noemt alleen het cijfer voor de generieke overhead. Het probleem: Beiden hebben gelijk maar erkennen elkaars gelijk niet. Dit is representatief voor de misverstanden in het gesprek over de vraag of er voldoende middelen ingezet worden in het primaire proces.

10 (Uitzending Buitenhof van 23 januari 2011)
Overhead is 22% van de omzet. Daarom sheet hierna Berenschot overhead als percentage van de omzet. Guusje ter Horst(HBO-raad): ‘Wat Rutte zegt klopt niet, overhead is 22%’ (Uitzending Buitenhof van 23 januari 2011)

11 Overhead wordt ook berekend als percentage van de omzet
Dan is overhead 34,7% (Inclusief personele kosten generieke en specifieke overhead) Nadeel deze berekening: fte’s geven meer informatie Voordeel deze berekening: inclusief non-personele kosten als ict- en huisvesting.

12 Vergelijking met ander onderwijs (alleen de generieke overhead):
HBO 25,2% (2010) (2007: 24,5%, 2003: 25,5%) Universiteit 25,3% VO 19,3% Staatssecretaris Zijlstra recentelijk: "Met de ho-instellingen ga ik afspraken maken op welke wijze een reductie van de overhead [dus die van 25%] gerealiseerd kan worden. Ik vind een dergelijk overhead-percentage namelijk te hoog.” Maar dit percentage zegt dus nog niet zo veel…. Bron citaat:

13 Bron: M. Huijben, Overhead gewaardeerd
Bron: M. Huijben, Overhead gewaardeerd. Verbetering van de balans tussen waarde en kosten van overhead bij organisaties in de publieke sector, 2011.

14 HBO 25% maar spreiding is groot: 18%-35%
Bron: M. Huijben, Overhead gewaardeerd. Verbetering van de balans tussen waarde en kosten van overhead bij organisaties in de publieke sector, 2011.

15 Gebruik Berenschotmethode:
Percentage niet-overhead(100%-25%)= 75% ‘primair proces’ (=standpunt HBO-raad) Dit cijfer laat nog te weinig zien wat er in die 75% gebeurd. - Sectorspecifieke en ‘overige decentrale overhead’ wordt niet zichtbaar (bijv. docenten doen ook veel niet-directe-onderwijstaken: coördinatie, commissies, kwaliteitszorg, etc.). - In relatie tot andere sectoren valt het wel mee Over definitie ‘overhead’ blijft (onnodig) discussie

16 subtotaal: zuivere overhead 24,3%
Memo HBO-raad aan vaste kamercommissie OC&W (16 mei 2011) subtotaal: zuivere overhead 24,3% 9. onderwijs- en onderzoeksondersteuning 12,9% 10. f.t.e. besteed aan primair proces (onderwijs en onderzoek) 62,8% totaal 75,7% Voorgezet onderwijs Hogescholen Gemeenten* Woningcorporaties* Ministeries* Zuivere overhead 18.7% 24,3% 33,6% 34,6% 41,9% *Bron: Berenschot 2011

17 Tweede methode: Verhouding OP-OBP
Gemiddelde van 11 hogescholen: 57%(OP) – 43%(OBP) Hogeschool % - 46% Hogeschool % - 45% Hogeschool % - 41% Hogeschool % - 35% Hogeschool % - 47% Hogeschool % - 34% Hogeschool % - 50% Hogeschool % - 45% Hogeschool % - 48% Hogeschool % - 38% Hogeschool % - 39% Percentage daadwerkelijk werkzaam als OP ligt lager: Door o.a. niet geregistreerde overstap van OP naar OBP Gecorrigeerd cijfer: 52%(OP) – 48%(NOP) Conclusie: iets meer dan de helft van het personeel is docent. Bron: Onderzoek Vereniging Medezeggenschap Hogescholen(februari 2011).

18 Guusje ter Horst: ‘het grootste deel van personeelskosten is docenten…
50% van een euro naar directe onderwijscontacten tussen student en docent en nu al van de 70% personeelskosten het grootste deel naar docenten… Guusje ter Horst: ‘het grootste deel van personeelskosten is docenten… (Uitzending Buitenhof van 23 januari 2011)

19 (bijv: niet alle docent-fte’s werken in prim. onderwijsproces,
Voordeel tweede methode(OP-OBP): - eenvoud Nadeel: - decentrale overhead blijft nog steeds deels onzichtbaar: (Docenten doen ook veel andere werkzaamheden) - kloppen HRM-bestanden? (bijv: niet alle docent-fte’s werken in prim. onderwijsproces, ook als middenmanagement, onderzoek, contractactiviteiten, etc).

20 Derde methode: Berekening van ‘onder af’:
In inzet docent-fte’s voor directe onderwijstaken (‘face-to-face’ onderwijs) Op basis van: onderwijsactiviteiten x tijdsvergoeding docenten x gemiddelde personeelslast

21 Uitkomsten derde methode: (methode Bouwens) Percentage middelen voor directe onderwijsuitvoering Eerste hogeschool: 21%

22 (Uitzending Buitenhof van 23 januari 2011)
Bouwensnorm: over één school maar onderzoek op andere hogeschool bevestigt dit cijfer Guusje ter Horst: ‘cijfer van Bouwens klopt niet volgens ander onderzoek’ (maar HBO-raad kan geen inzage geven in dat ‘andere’ onderzoek). (Uitzending Buitenhof van 23 januari 2011)

23 Berekening methode Bouwens op tweede hogeschool
Inzet middelen voor directe onderwijsactiviteiten: 23,4% (2007) 25% (2009) Bron: onderzoek van een centrale medezeggenschapsraad, 2007(cijfers zijn bevestigd door CvB betreffende hogeschool).

24 Welke voordelen heeft de Bouwens-methode?
1. Het maakt duidelijk welk deel van de middelen van de hogeschool naar directe onderwijsuitvoering gaat. Is dat genoeg? 2. Decentrale overhead wordt zichtbaar: binnen faculteiten of domeinen wordt ‘slechts’ de helft van het budget aan directe onderwijsuitvoering besteed. 3. Voor debat over uitbreiding contacturen/verhoging studielast: Meer contacttijd/begeleiding vraagt relatief maar weinig extra middelen (stel 10% meer contacttijd: 10% van 25% = 2,5% meer kosten)

25 Ter vergelijking: Middelen ‘primair proces’
Methode /- 75% (Bij alleen generieke overhead) (Berenschot) Methode 2 +/- 52% (Verhouding OP/OBP) Methode 3 +/- 25% (Bouwens)

26 HBO-raad minimaal 50% werkelijkheid maximaal 25%
50% van een euro naar directe onderwijscontacten tussen student en docent en nu al van de 70% personeelskosten het grootste deel naar docenten…Cijfers van laatste twee methoden worden ontkend door de HBO-raad. HBO-raad minimaal 50% werkelijkheid maximaal 25%

27 Getoonde cijfers rechtvaardigen geen bezuinigingen! Fictief voorbeeld:
Wenk voor de politiek: Getoonde cijfers rechtvaardigen geen bezuinigingen! Fictief voorbeeld: (percentages van de omzet) Instellingskosten 10% Generieke overhead 25% Specifieke overhead 10% Decentraal overig 30% Primair proces docent 25% 100% Er zijn veel extra middelen nodig om verwaarlozing laatste decennium te herstellen! (bijv. verhoging niveau docenten, meer contacttijd, betere facilitering docenten, etc.)

28 Enkele oorzaken verwaarlozing bekostiging primair proces:
Financiële voordelen van fusies en schaalvergroting zijn ernstig overschat. Schaalvergroting vaak duurder.

29 Schaalvergroting leidt niet tot schaalvoordelen voor de overhead
> fte nauwelijks nog schaalvoordelen in de overhead Daarna zelfs lichte stijging van de personele overhead bij > studenten Bron: M. Huijben, A.Geurtsen, Heeft iemand de overhead gezien?, 2008.

30 De micro-economische theorie geeft aan dat de gemiddelde kosten eerst dalen tot een bepaald minimum en daarna stijgen, vanwege de wet van de toe- en afnemende meeropbrengsten Bron: M. Huijben, Overhead gewaardeerd. Verbetering van de balans tussen waarde en kosten van overhead bij organisaties in de publieke sector, 2011, p. 54.

31 Kleine hogescholen iets minder overhead (in fte’s) Gem. Hogescholen
Hogeschool < st. (n=4) Hogeschool > st. (n=5) Generieke overhead (%-fte’s) 25,2% 23,5% 26,9% Gener. en specifiek (%-fte’s) 36% 34,2% 37,8% Totaal overhead in % omzet 34,7% 34,6% 34,8% Mogelijke verklaring geringe verschil ‘groene’ cijfers: materiële kosten bij < misschien iets hoger Berenschot, Benchmarkonderzoek overhead hogescholen, 2010.

32 Enkele oorzaken verwaarlozing bekostiging primair proces:
Financiële voordelen van fusies en schaalvergroting zijn ernstig overschat. 2. Mechanisme van verstoorde expansie en contractie (vb OP en OBP)

33 Verstoorde expansie en contractie:
Bij OBP: Verstoorde expansie en contractie: Expansie: wel uitbreiding bij meer werk Contractie: geen krimp bij minder werk Bij OP: Contractie: OP wil steeds minder les te geven…(werkdruk, carrière?) Expansie: OP via ‘ontdek je plekje’ naar OBP (kwaliteitszorg, adviseurs, etc.) Conclusie: Overhead groeit makkelijker dan primair proces vanwege dit mechanisme van verstoorde expansie en contractie

34 Enkele oorzaken verwaarlozing bekostiging primaire onderwijsproces:
Financiële voordelen van fusies en schaalvergroting zijn ernstig overschat Wet van de verstoorde expansie en contractie 3. Bestuur en management te weinig ‘onderwijs’-minded, te veel gericht op marktaandeel, risicomijding, imago en prestige(vastgoed) 4. ‘Beroepseer’ ook in de overhead(maakt processen duurder) Marketing: zo professioneel mogelijke reclame ICT: zo professioneel mogelijke systemen Vastgoed: zo professioneel mogelijk bouwen 5. Competentiegericht onderwijs: afbouw vakonderwijs/contacttijd 6. Veel investeren in praktijkgericht onderzoek/weinig bekostigd: (sector hbo: honderden miljoenen voor niet bekostigd onderzoek en wordt nog meer)

35 Oplossingen voor betere bekostiging primair proces
Erkenning van de problematiek door bestuurders, toezichthouders, ministerie en politiek (motie ‘rekenkameronderzoek overhead’) Hogeschool publiceert in jaarverslag onderwijskengetallen. Bijvoorbeeld: a. docentkosten voor direct onderwijs(zie voorstel voor uitvoeren motie) b. de verhouding OP/OBP c. de docent-student ratio d. maak benchmark Berenschot generieke overhead openbaar Evt. tijdelijk ook ‘normpercentages’, bijv.: a. docentkosten voor direct onderwijs (HBO-raad wil 50%, het is nu 25%!) b. maximeer huisvestingslasten

36 Meer dualisme in onderwijsbestuur
(Bestuurders te veel eigenaar van onderwijsbedrijf) a. Extern: door overheid, inspectie en onderwijscoöperatie - onderwijskengetallen publiceren/oormerking budgetten - inspectie op inhoud, bijv. gedeeltelijk via landelijke examens - wetgeving voor meer ‘dialectiek’ in bestuur (goed: Wet Versterking Besturing en WNT) - oog hebben voor market failures, bijv. geen outputfinanciering - goedkopere externe kwaliteitszorg (stop accreditaties, is een falende miljoenenindustrie) b. Intern: - RvT meer onafhankelijk - geef onderwijs aan docent terug (goed: Wetsvoorstel versterking zeggenschap docenten) - versterk medezeggenschap: meer instemmingsrechten, ook op onderwijsbeleid.

37 Voorstel onderzoeksopdracht Algemene Rekenkamer
(Bij motie ‘overhead hogescholen’) Onderzoek: Niet naar ‘generieke overhead’ Wel naar ‘inzet middelen voor directe onderwijsuitvoering’ Hoe: Hogescholen: leveren de gevraagde data. Accountant: controleert de cijfers die de school oplevert. Rekenkamer: organiseert het onderzoek naar directe onderzoekbestedingen. Instrueert de scholen en neemt steekproeven uit de aangeleverde data.

38 Bijlagen

39 Motie SP-PvdA De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat er op dit moment breed aandacht is voor inhoud en mate van overhead bij hogeronderwijsinstellingen; constaterende dat de regering hierbij andere definities en percentages hanteert dan hogeronderwijsinstellingen en onderzoeksbureaus die onderzoek hebben gedaan naar inhoud en mate van overhead; overwegende dat de onderzoekcijfers die de regering op dit terrein hanteert niet alleen afwijken maar ook sterk verouderd zijn; van mening dat er snel duidelijkheid moet komen over wat breed verstaan moet worden onder het begrip "overhead" en dat er een overzicht komt van de mate van overhead bij onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs; spreekt uit dat de Algemene Rekenkamer onafhankelijk onderzoek dient te doen naar overhead in het Nederlands hoger onderwijs, en gaat over tot de orde van de dag. nr. 15 (32253).

40 Bijlage: checklist te berekenen kosten directe onderwijsactiviteiten voor onderzoek Algemene Rekenkamer Onderdeel van primaire onderwijsproces Tijdsvergoeding per onderwijsactiviteit obv studentaantallen omrekenen naar aantal ingezette docent fte’s Docent fte’s x gemiddelde interne personeelslast uitdrukken als percentage van de Rijksbijdrage(op opleidings- en instellingsniveau). Vakonderwijs: Groepslessen en hoorcolleges(inclusief voor- en nabereiding) Begeleidingsvormen: afstudeeronderzoeken, scripties, stagebegeleiding, supervisie, studieloopbaanbegeleiding, tutor-uren, mentor-uren, etc. Begeleiden van onderwijs in practica en laboratoria door assistenten. Overig: trainingen, excursies, projecten, assessments, examengesprekken, etc.

41 Toelichting bij voorstel maximumpercentage kapitaalslasten
MBO: Voor het eerst sinds lumpsum intro in 1992 in de rode cijfers in 2008. Vanwege hoge investeringen in vaste activa: 1,1 miljard euro In 2008 solvabiliteit in één klap met 7 procentpunten omlaag. HBO: In 2008 werd ook voor 1,1 miljard euro in gebouwen, inventaris en apparatuur geïnvesteerd. Dat is ruim 27 procent meer dan in 2007. Gevolg: een toename van de langlopende schulden. Gevolg: structurele toename afschrijvingen en rentelasten. Solvabiliteit 2008: MBO 0,39 HBO: 0,36 WO: 0,54 (bron: cbs Jaarboek Onderwijs in Cijfers 2010, p.72 en 86.)


Download ppt "Wat zijn de werkelijke kosten van het onderwijs in het hbo?"

Verwante presentaties


Ads door Google