Les1: eenvoudig computergebruik

Presentatie over: "Les1: eenvoudig computergebruik"— Transcript van de presentatie:

1 Les1: eenvoudig computergebruik
Inleiding in de computer, zijn onderdelen en de begrippen.

2 Onderscheid Hardware & Software
Alles dat met de handen is gemaakt en dat je kan vastnemen. Bijvoorbeeld: Toetsenbord, diskettestation, processor,…) Software: Alle programma’s die op een computer draaien en waarmee je hem iets kan laten doen. (Bijvoorbeeld: spelletjes, tekstverwerker, tekenprogramma,…)

3 Onderscheid Invoer & Uitvoer
Teksten, cijfers en bevelen die je via het toetsenbord of de muis aan de computer doorgeeft. (Bijvoorbeeld: bevel geven iets af te drukken.) Uitvoer: Alle resultaten van de door jou gegeven bevelen worden door de computer weergegeven op het beeldscherm of uitgeprint door de printer (Bijvoorbeeld: Het door de printer afgedrukte blad.)

4 Onderscheid Invoer- & Uitvoerapparaten
Invoerapparaten: Elk hulpmiddel dat je gebruikt om een bevel aan de computer te geven. Bijvoorbeeld: Toetsenbord,muis) Uitvoerapparaten: Elk apparaat dat het resultaat van jou bevelen weergeeft door het te tonen, te laten horen of af te drukken (Bijvoorbeeld: Beeldscherm, printer, luidsprekers,…)

5 De Personal Computer (PC)
Waar is een computer uit opgebouwd.

6 De Computerkast Hierin zitten alle onderdelen die de computer nodig heeft om te kunnen werken.

7 Het Toetsenbord Het toetsenbord is een invoerapparaat. Net als bij een typmachine kan je met het toetsenbord letters op het scherm laten verschijnen maar ook bevelen aan de computer geven.

8 De Muis De muis is een invoerapparaat. Onderaan de muis zit een balletje: dit zorgt ervoor dat de beweging van de muis perfect wordt over gebracht op het scherm.Er zitten ook nog 2 drukknopen op de muis, de linker- en de rechtermuisknop. Door op de linkermuisknop te drukken (dit noemen we klikken) kan je de computer een opdracht laten uitvoeren. De rechtermuisknop geeft toegang tot extra snelmenu’s.

9 De Monitor of Beeldscherm
De monitor is een uitvoerapparaat. Net als een televisie kan de monitor beelden laten zien. Bij de computer geeft de monitor weer waar de computer mee bezig is of het resultaat van de bewerkingen die hij net gedaan heeft.

10 De Printer De printer is een uitvoerapparaat. Deze machine geeft een afdruk van het beeldscherm op papier. Je kan er teksten maar ook foto’s mee afdrukken.

11 De Luidsprekers De luidsprekers zijn ook voorbeelden van een uitvoerapparaat. Zij geven de geluiden weer die de computer maakt. Deze geluiden kunnen muziek zijn maar ook waarschuwingssignalen.

12 Wat zit er in een computerkast?

13 Dient om diskettes te kunnen lezen en beschrijven.
Diskettestation Dient om diskettes te kunnen lezen en beschrijven.

14 Dient om CD-Roms te kunnen lezen en soms beschrijven.
CD-Romstation Dient om CD-Roms te kunnen lezen en soms beschrijven.

15 Zet 220 Volt om in de12 Volt waar de computer op werkt.
Voeding Zet 220 Volt om in de12 Volt waar de computer op werkt.

16 Koeling Tijdens het werken wordt de computer warm. De Koeling zorgt ervoor dat de computer niet oververhit geraakt.

17 Harde Schijf Het vaste geheugen van de computer waar je 100 tot 1000 keer meer gegevens op kan bewaren dan op een diskette..

18 Het Moederbord Op het moederbord komen alle aansluitingen van de computer samen. Alle verscillende onderdelen vinden hier een plaats of aansluiting om samen te kunnen werken.

19 De Processor

20 Ram: Het werkgeheugen

21 Geluidskaart

22 Netwerkkaart

23 Beeldkaart

24 Test: Open op je diskette het bestand “Test Les 1”