De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Internationale Handel

Verwante presentaties


Presentatie over: "Internationale Handel"— Transcript van de presentatie:

1 Internationale Handel
Keuzeblok voor eerstejaarsstudenten Economie

2 Het “waarom”van internationale handel

3 Het “waarom”van internationale handel
Niet ieder land kan zelfvoorzienend zijn Kostenverschillen Mogelijkheden van vrijhandel

4 zelfvoorziening Alles wat je nodig hebt kun je zelf produceren = autarkie Geen enkel land kan in alle behoeften voorzien tegen aanvaardbare kosten

5 Marketing = inspelen op behoeften of ze creëren!
Behoeften hebben Behoeften creëren Marketing = inspelen op behoeften of ze creëren!

6 Open versus gesloten economie
Nederland = open economie 60% van elke verdiende euro komt door internationale handel Nederland is niet zelfvoorzienend Belangrijkste handelspartners: de buren! Gesloten economie = geen handel met andere landen.

7 Nederland exporteert…..
Machines Groente, fruit, vlees Chemische producten Aardolieproducten en gas Transport Toerisme Bank- en verzekeringsproducten

8 Nederland importeert…..
Machines Voedingswaren Chemische producten Kleding Papier, ijzer, staal, metalen Andere halffabrikaten

9 Open economie is ook: Afhankelijkheid van het buitenland
Gaat het goed met onze handelspartners, dan gaat het goed met ons Gaat het slecht met onze handelspartners……..

10 Maatstaf voor succes: dekkingspercentage en BBP
BBP = maatstaf voor welvaart in een land Dekkingpercentage: export:import x 100 procent Percentage boven de honderd: we houden geld over! Percentage onder de honderd: we hebben geld tekort! Welvaart is niet hetzelfde als Welzijn……. Het houdt geen rekening met milieu of andere aspecten van “geluk”

11 Landen met grootste BBP
Europa VS China Japan India En de rijkst EU-inwoners wonen in…………………… Opdracht : zoek op waar de rijkste mensen te wereld wonen als je BBP deelt door aantal inwoners van het land

12 Rijkste inwoners in 2012 in US-dollars
Qatar – Luxemburg Singapore Noorwegen Hong Kong – 50716 Brunei 50449 VS – 49601 Verenigde Arabische Emiraten – 48404 Zwitserland – 44016 Kuweit – 44434 En Nederland dan???????

13 Nederland, Congo en BBP per hoofd bevolking
Nederland: – 12e rijkste land per wereld Congo: 365 Nederlandse kinderen zijn het gelukkigst, zo blijkt uit onderzoek…..

14 Les 2: wat gaan we doen? Oefenen met invoerquote, exportquote en dekkingspercentage Info zoeken over de economische situatie in je land & pitchen Theorie kostenverschillen Theorie groeistrategieen en redenen om te exporteren Oefenen met kosten verschillen en groeistrategieen Uitwerken presentatie over jouw product Onderzoek doen naar 3 mogelijke handelslanden Afspraken voor volgende les en portfolio

15 Hoe zat het ook al weer? BBP = maatstaf voor welvaart in een land: het totaal in geld wat wordt geproduceerd aan goederen en diensten in een land in een jaar Importquote: import: BBP x 100 Exportquote: export:BBP x 100 Dekkingpercentage: export:import x 100 procent Wat kun je zien aan de importquote? Wat kun je zien aan de exportquote? Dekkingspercentage: Percentage boven de honderd: we houden geld over! Percentage onder de honderd: we hebben geld tekort

16 Voorbeeldland Kaltonie
BBP = Invoer = Uitvoer = Invoerquote is: Uitvoer quote is: Dekkingspercentage is: Wat kun je zeggen over de economie in Kaltonie? Maak nu opdrachten hoofdstuk 1 reader.

17 Hoe interessant is je land?
Zoek op: economie + naam van je land Selecteer 10 interessante gegevens Maak er een dia van in powerpoint Bereid met je groep een pitch voor van 60 seconden waaruit blijkt hoe interessant je land is. Je publiek zijn mogelijke investeerders die euro in jouw project willen stoppen.

18 Waar letten de investeerders op?
Criteria: Punten: Opmerkingen Geloofwaardigheid van de presentatie Vlotheid presentatie 1-2-3 Overtuigingskracht Ik zou hier wel/niet: euro in willen investeren!!!!

19 Kostenverschillen? Internationale handel ontstaat door het verschil in productie tussen landen: het ene land kan iets goedkoper of beter maken dan het andere land. Een land produceert wat hij het goedkoopst kan maken. Wat hij niet gebruikt = overschot = export. Geld verdiend met export  gebruiken voor import uit landen die andere producten goedkoop kunnen maken Soorten kostenverschillen: Absoluut: vergelijk de kosten van een product in verschillende landen Comparatief: vergelijk de kosten van twee of meer producten in verschillende landen in relatie tot elkaar Een land maakt die producten die het naar verhouding het goedkoopste kan produceren.

20 FF oefenen: Een land maakt die producten die het naar verhouding het goedkoopste kan produceren. Nederland Frankrijk Kaas 10 20 Worst 8 12 Welk land maakt kaas en welk land maakt worst?

21 FF oefenen: Nederland Frankrijk Kaas 10 20 Worst 8 12
Kijk eerst naar het verschil in kosten! Bij kaas is Nederland = 10 goedkoper en bij worst = 4 goedkoper. Nederland maakt kaas 10:20 x 100% = 50% goedkoper dan Frankrijk Nederland maakt worst 4:12x100% = 33% goedkoper dan Frankrijk

22 FF oefenen: Nederland Zwitserland Stroopwafels 5 20 Milka chocolade 4
8 Kijk eerst naar het verschil in kosten! Bij stroopwafels is Nederland ……………..goedkoper en bij chocolade …………………………..goedkoper. Nederland maakt stroopwafels ………………………………………… goedkoper dan Zwitserland Nederland maakt Milka chocolade ………………………………………………..goedkoper dan Zwitserland. Dus: Nederland maakt………………………………en Zwitserland maakt ……………………………….

23 Waarom zijn er kostenverschillen?
Comparatieve kostenverschillen kunnen ontstaan door: de verdeling van productiemiddelen de mate van ontwikkeling van een land de geografische ligging kunstmatige voordelen   5. inkomen

24 Voorwaarden voor internationale handel
transportkosten mogen niet te hoog zijn  product wordt dan te duur! producten moeten beter of gelijkwaardig zijn aan binnenlandse producten product mag niet veel duurder zijn dan vergelijkbare producten in eigen land niet te hoge invoerrechten of handelsbelemmeringen

25 Waarom exporteren? Voor de uitdaging Meer omzet of winst bereiken
Binnenlandse markt te klein Risicospreiding Wegwerken overcapaciteit Toeval

26 Groeistrategieen van Anshoff
product markt markpenetratie bestaand marktontwikkeling nieuw productontwikkeling diversificatie

27 Maak nu opdrachten hoofdstuk 2!
Kijk na met een nakijkvel!!!!!!!!

28 Landenselectie Je hebt een land gekozen. Daar weet je een klein beetje van. Hoe maak je het risico dat je verkeerd kiest kleiner? Kies nog twee landen die mogelijk interessant zijn Vergelijk deze twee met JOUW land en trek conclusies Internationaal handel = risico. Met de exportmarktonderzoek maak je het risico KLEINER!

29 Landenselectie: waar kijk je naar?
Geef punten en leg uit waarom! Economische factoren: kunnen ze je product wel betalen? Politieke-juridische omgeving: is het land stabiel? Hoe zit het met belastingen? Mag je het land wel in? Cultuur/godsdienst/sociale factoren: welke aspecten maken dat je product past of juist niet? Hoe groot is de doelgroep ongeveer? Waaruit bestaat de doelgroep? Geografische factoren: wat gaat het transport kosten? Kun je er makkelijk komen? Zou er vraag naar je product kunnen zijn? Waaruit blijkt dat? Concurrenten: zijn er veel of weinig concurrenten? Wat zegt dat?


Download ppt "Internationale Handel"

Verwante presentaties


Ads door Google