De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

4. Blokken uit de sociologische blokkendoos

Verwante presentaties


Presentatie over: "4. Blokken uit de sociologische blokkendoos"— Transcript van de presentatie:

0 Blokken, apart en gestapeld
Inleiding tot de sociologie Deel 2 Blokken, apart en gestapeld

1 4. Blokken uit de sociologische blokkendoos
Over sociaal handelen, interactie en communicatie, posities en relaties, rol en status.

2 Beoogde leercompetenties
Microsociologie als domein kunnen begrijpen. De sociologische basisbegrippen: sociaal handelen interactie communicatie positie status en rol kunnen toepassen en illustreren.

3 Sociaal handelen actoren / interacties in het dagelijkse leven
Macro Structuur Meso Sociaal handelen actoren / interacties in het dagelijkse leven Gezin, samenlevingscontract, kaartclub, huwelijk, hulpverleningsrelatie ... (sociale relaties, ‘face to face’, onmiddellijke sociale omgeving) Micro Actor 4 5 5

4 Macro Micro Actor Structuur Interactie Sociale relaties
Sociaal handelen Communicatie Micro Positie Actor Rol en status Bouwstenen 4 5 5

5 Een conceptueel sociologisch kader
Microsociologie Sociaal handelen Interactie Communicatie Sociale relaties Positie Rol en status Een conceptueel sociologisch kader

6 4.1 Sociaal handelen

7 Samenleven betekent elkaar voortdurend ‘ontmoeten’.
Sociaal handelen Samenleven betekent elkaar voortdurend ‘ontmoeten’. = ‘afstemmen’ handelen op elkaar = (zinvol) betrokken op andere(n) = rekening houden met ‘de anderen’ (subjectieve betekenis in verband met anderen) Vier typen: Affectief (emotioneel) Traditioneel Waarderationeel Doelrationeel Interactie Sociale relaties Sociaal handelen Communicatie Positie Rol en status

8 Vier grondcategorieën van sociaal handelen volgens Weber (1864-1920)
Affectief (emotioneel) Traditioneel Waarderationeel Doelrationeel

9 Grondcategorieën ‘sociaal handelen’ (1)
Affectief Niet doelgericht is, refereert niet aan een waarde. Uitdrukking van een instinctieve, zintuiglijke, emotionele of passionele toestand. Emotie is wel aan regels onderhevig, verschillend naar cultuur. Bv. woede, angst, haat, passie of verdriet … , wel sociologisch gestuurd. Traditioneel Waarderationeel Doelrationeel

10 Grondcategorieën ‘sociaal handelen’ (2)
Affectief Traditioneel Gedrag via overlevering, ingewortelde gewoonten Het staat heel dicht bij en gaat soms over de grens van wat nog ‘zinvol’ handelen is. Bv. Beleefdheidsregels en ‘etiquette’ Mensen die niet meer ‘kerks’ zijn, toch nog een kerkelijke huwelijksviering willen of hun kinderen laten dopen. Waarderationeel Doelrationeel

11 Grondcategorieën ‘sociaal handelen’ (3)
Affectief Traditioneel Waarderationeel Geïnspireerd door de overtuiging dat het handelen een intrinsieke waarde of betekenis bezit “op zich” heeft. Het gebeurt omwille van het “waardevolle” van het handelen zelf, onafhankelijk van het resultaat dat het eventueel oplevert. Bv. Bidden, een gezellig samenzijn met vrienden of een partijtje tennis Doelrationeel

12 “Orange Order marches date back to the 18th century”
Protestantse marsen waren een voorbeeld van traditioneel en waarderationeel handelen “Orange Order marches date back to the 18th century”

13 Grondcategorieën ‘sociaal handelen’ (4)
Affectief Traditioneel Waarderationeel Doelrationeel Rationeel verwezenlijken van weloverwogen doelstellingen. Omdat de verschillende mogelijke doelstellingen tegenover elkaar worden afgewogen, maar ook omdat - eens een doelstelling gekozen - de middelen en de mogelijke neveneffecten rationeel worden beoordeeld in functie van deze doelstelling. Bijvoorbeeld: anticonceptiva Het verwachte gedrag van de andere mensen wordt daarbij als voorwaarde of middel gehanteerd om de geselecteerde doelstelling te bereiken. Het is de “logica” van het “kapitalistische economische handelen” (maar milieuvraagstukken ?) of van een “bureaucratische organisatie”.

14 4.2 Interactie en communicatie

15 Interactie en communicatie
Sociaal handelen Interactie Communicatie Sociale relaties Positie Rol en status Voortdurende wisselwerking tussen mensen. Hoe? Zinvol op mekaar betrokken handelen, is voortdurende wisselwerking Realisatie externe doelen Beleven van waarden Volgen affecten en tradities Waarneembaar Meedelen rationele, emotionele informatie Processen van sociaal handelen

16 4.2.1 Interactie Het waarneembare gedrag van de sociaal handelende personen. Essentiële karakteristieken De wisselwerking ‘inter’ (met elkaar) ‘agere’ (handelen) Anticipatie op het handelen van de andere. De gemeenschappelijke (gedeelde) interpretatie van het sociale handelen ‘verstehen’, maakt sociaal handelen mogelijk door actoren. Vooral zichtbaar voor het tussenmenselijk verkeer in kleinere groepen Sociogram

17 Interactie: karakteristieken
Sociogram Frequentie Regelmaat Uitgebreidheid Coördinatie Richting Directheid E A C D B

18 ‘Front stage’ en ‘back stage’
Mechanismen om interacties met anderen te ‘ordenen’: dramaturgische benadering (E. Goffman, ) ‘Front stage’ en ‘back stage’ De scène en de coulissen van de samenleving. Het afbakenen van persoonlijke ruimte (proxemics) Intieme, persoonlijke, sociale of publieke afstand (Edward T. Hall, 1959) De ongerichte interacties Het tussen haakjes plaatsen (‘bracketing’) ‘Beleefde inattentie’

19 Persoonlijke “ruimte” en interactie (proxemics)
De “fysieke” ruimte tussen ons (lichaam) en de anderen is “sociaal” gestuurd, afhankelijk van de interactie (cultuurbepaald). Hall (1959) onderscheidt vier afstanden, die elk een verschillende graad van formaliteit en intimiteit connoteren. Ten eerste is er een de ‘intieme afstand’ die zich erg dicht bij het lichaam situeert. Zij wordt gereserveerd voor de meest intieme en private interacties vermits men dan ook het meest bewust is van de lichamelijke aanwezigheid van de communicatiepartner. Een volgende klasse is de persoonlijke afstand, die is voorbehouden voor personen waarmee men een goede relatie onderhoudt. Ten derde onderscheidt Hall de sociale-consultatieve afstand die wordt gerespecteerd bij onpersoonlijke contacten en tenslotte is er de publieke afstand die zeer ruim is en die meestal bestaat tussen een spreker en zijn publiek of tussen personen van een hoog aanzien en hun gesprekspartners. Hoewel deze vier categorieën universeel toepasbaar lijken te zijn, bestaan er toch culturele variaties in hoe groot de persoonlijke ruimte is in elk van deze klassen. Vaak wordt er in dit verband een onderscheid gemaakt tussen de de Noord-Euro-Amerikaanse en de mediterrane culturen. De eerste hechten meer belang aan een grotere afstand terwijl bij de tweede de persoonlijke ruimte beperkter is. Bij interculturele contacten loopt men dan ook het gevaar de persoonlijke ‘luchtbel’ van de partner onwetend te schenden en opdringerig te lijken, of een te grote afstand te bewaren, en daardoor ook sociale of emotionele afstand te connoteren.

20

21 Beleefde inattentie

22 Concept ‘interactie’ en paradigma’s?
Perspectief Focus Inzichten Functionalisme Ondersteunende interacties bij ruil (‘exchange’), Interconnecties en samenwerking. Bij ruil betalen wij een ander om bijvoorbeeld een huis te bouwen; Bij samenwerking, werken wij samen om dit huis te bouwen. Conflict Oppositionele interacties: competitie en conflict Bij competitie, willen wij winnen, echter terwijl we de spelregels volgen (bv. voetbal); Bij conflict, trachten wij ten koste van alles de andere uit te schakelen. Interpretatieve (symbolisch interactionisme) Interpretatie van interacties: wat bedoelen actoren met ‘symbolen’? Bij constructieve interacties, zien wij de positieve ‘intenties’, achter het gedrag, acties en hun woorden; Bij oppositionele interacties, zien wij anderen als minder waardevol, minder te respecteren en gaan daar ook tegen in.

23 4.2.2 Communicatie Omvat het op anderen overdragen (meedelen) van gedachten, gevoelens, wensen en strevingen zodat die anderen worden geïnformeerd over wat men denkt, voelt of wenst. Boodschap die van A (de zender) naar B (de ontvanger) gaat. Complement van interactie Communicatie kan gevolgd door interactie Interactie omvat communicatie Voorwaarde: gedeelde sociale codes (binnen cultuur) anders pseudo-communicatie Verbale en niet-verbale communicatie V-teken, vuist ballen … Niet alle communicatie = meedelen Bv. roddelen (wel functioneel) Gezichtsuitdrukking                                 

24                                                                  

25 Bekijk mms://video.ua.ac.be/Henderickx_Erik/intro_sociologie/Interactienstructuren.wmv (V) Van sociale interactie naar structuren (synthese theorie) sociale interactie (V) mms://video.ua.ac.be/Henderickx_Erik/sociology_en_psychologieBA1/ch03_reallife.wmv (V) Communicatie is meer dan woorden !

26 Zeven functies van de non-verbale communicatie
Herhaling van hetgeen verbaal is medegedeeld tegelijkertijd ja zeggen en knikken, de weg uitleggen en wijzen Vervanging van de verbale communicatie ja knikken, nee schudden, vragende gezichtsuitdrukking, embleemgebaren Tegenspreken van de verbale communicatie iets bevestigen maar daarbij twijfelend het hoofd schudden of de schouders ophalen Affectieve (gevoelsmatige) ondersteuning van het gesproken woord bezorgde frons of bemoedigend schouderklopje Informatie over de onderlinge relatie glimlachen, oogcontact, aanraken, afstand, lichaamshouding Beklemtonen van de verbale communicatie wijzen met een priemende vinger in de lucht als je een beschuldiging uit of met luide toon verwijten maken en driftig op tafel slaan Structureren en reguleren van de verbale communicatie de punten en komma's van de gesproken zinnen: hummen, aankijken en wegkijken, spreekpauzes en ondersteunende handgebaren

27 55% van de communicatie bestaat uit lichaamstaal, 38% wordt geuit door de stemklank en slechts 7% wordt gecommuniceerd door middel van woorden

28

29 4.3 Sociale relaties en posities, sociale rol en status

30 Sociale relaties en posities, sociale rol en status
Interactie . De structurele neerslag van communicatie en interactie. Sociale relaties Sociaal handelen Communicatie Sociaal adres binnen een sociaal netwerk Positie Rol en status Regieaanduidingen, het scenario dat bij die posities hoort (los concrete individu). Maatschappelijke waardering in termen van hoog en laag, vaak zichtbaar via ‘uiterlijkheden’.

31 4.4 Sociale relaties

32 Geeft waarschijnlijkheid aan de interactie, verwachtbaar gedrag.
Sociale relaties (1) Een relatie is de kans dat mensen op een bepaalde wijze (zinvol ten opzichte van elkaar) zullen handelen. Zo ontstaan vaste patronen interactie en communicatie zich tot min of meer autonome entiteiten met een eigen dynamiek die het sociaal handelen van mensen sturen, binnen sociale relaties sturen. Geeft waarschijnlijkheid aan de interactie, verwachtbaar gedrag. Interactie Sociale relaties Sociaal handelen Communicatie Positie Rol en status

33 Structurele neerslag van communicatie en interactie.
Sociale relaties (2) Structurele neerslag van communicatie en interactie. De kanalen die in de bedding van de sociale werkelijkheid worden gegraven door steeds wederkerende interactie en communicatie (continuïteit) = routines en patronen Sociaal handelen Interactie Communicatie Sociale relaties Positie Rol en status

34 Waarom verlopen interactie en communicatie volgens “vaste patronen” (relaties)?
Paradigma’s Uitgelegd als … Symbolisch interactionisme Doorheen de interactie zelf, in een proces van zoeken en tasten, van “zin” geven en aanpassen Functionalisten De sociale ruil (of sociale goederen) kunnen van materiële en van immateriële aard zijn, zoals hulp en erkenning en bepalend voor de relatie Bestaande ‘consensus’ tussen de mensen Conflictsociologie Conflicten verlopen vaak volgens bepaalde patronen Bv. sociaal overleg binnen arbeidsverhoudingen

35 Typen sociale relaties: korte en lange
Primaire (‘korte’) Sterk Kort ‘Face to face’ Totale persoon Emotioneel Privaat / primair Secundaire (‘lange’) Zwak Lang Functioneel/ rationeel Positie Rationeel Publieke scène Micro, ‘gemeinschaftliche’, associaties … Meso / macro, ‘gesellschaftliche’, ‘organisatie’

36 4.5 Sociale posities

37 Sociale posities Een plaats in een netwerk van sociale relaties of verhoudingen Een knooppunt van sociale relaties Een ‘sociaal adres’ (‘hoog’ of ‘laag’ in het netwerk) Plaats van waaruit we (sociaal) handelen Wij ontmoeten de ‘andere’ niet als een persoon, wel als ‘representant’ van een sociaal netwerk waarbinnen die een positie heeft (Onafhankelijk van de concrete mensen) Dus enkel gedefinieerd door een verwijzing naar andere sociale posities. Bouwsteen van de structuur van het samenlevingsverband. Positiestellen Sets van posities

38 Hoe op een positie terecht komen? (1)
Toewijzing (‘ascription’ / vererving) Op basis van ‘oneigenlijke’ criteria Bv. sociale afkomst, geslacht, ethnische origine, leeftijd. Als individu geen greep op de voorwaarden die nodig zijn voor de toegang tot zo’n positie. Vooral in traditionele, gesloten samenlevingen (beroep van ‘vader’ op ‘zoon’) Gevolgen samenleving: niet de meest geschikte personen komen in een bepaalde positie terecht, wat ook economisch een minder dan optimale toestand is. (zwarten USA of ZA, vrouwen, stemrecht …)           

39 Hoe op een positie terecht komen? (2)
Toewijzing (‘ascription’ / vererving) Verwerving (‘achievement’) Op basis (eigen) inspanning Sociale kwalificaties (een diploma, een sociaal netwerk) om een bepaalde positie te kunnen bekleden. Typerend voor moderne, open samenlevingen. Zogenaamde verworven posities zijn voor een belangrijk deel ook ‘toegewezen’ Sociale afkomst blijft dominante variabele = de sociologische wetmatigheid

40 4.6 De sociale status

41 De sociale status De positie = statusbepalend
Binnen elke verzameling van posities bestaan immers ‘meer’ en ‘minder’ gewaardeerde posities Leidt tot rangorde van posities met een hogere en met een lagere sociale status. Cruciaal bij centrale maatschappelijke posities ‘Hoog' en 'laag' op de denkbeeldige sociale ladder Géén eigenschap van mensen die een bepaalde positie bekleden, maar wel positie zelf Wel ‘sociaal aanzien’ Er is een samenhang tussen sociologische variabelen zoals: Beroepsstatus (diploma, inkomen …) en … bv. studiekeuze, vrijetijdsbesteding … (statuscongruentietheorie)

42 3.7 Statuscongruentie-these

43 De status(in)congruentietheorie (stelling in de sociologie)
Individuen zullen bij het aangaan van min of meer duurzame sociale engagementen rekening houden met de weerslag die dit heeft op hun maatschappelijke status. Zij zullen zich bewegen naar sociale posities met een status die verzoenbaar lijkt met hun globale sociale status. Omgekeerd zullen zij posities mijden waarvan de status maatschappelijk wordt gedefinieerd als onverzoenbaar met hun globale status. In beide bewegingen zullen ze in niet-onbelangrijke mate worden gestuurd door hun sociale omgeving. Statuscongruentie Een toestand in ‘evenwicht’ = voorspelbaarheid en vlot functioneren van het ‘sociaal verkeer’

44 4.8 De sociale rol

45 Rol (functionalistisch) en identiteit
Situering binnen ‘een’ sociaal netwerk Wie ben ‘ik’ binnen het sociale netwerk / samenlevingsverband?

46 De samenleving als een ‘theater’
Komedie Drama Tragedie Horror Rolspelers hebben enige speelruimte.

47 De sociale rol (theater)
Op grond van de posities die we bekleden, worden bepaalde gedragingen van ons verwacht en zijn andere uitgesloten Een collectief geaccepteerd verwachtingspatroon dat sociaal handelen van actoren programmeert / regisseert in een gedragspatroon. Regieaanduidingen, het scenario dat bij die posities hoort en dat losstaat van het concrete individu dat op die plaats terechtkomt. Positiegebonden karakter: sociaal handelen worden min of meer voorspelbaar Sociale norm van de reciprociteit Als ‘ik’ goed wordt behandeld, doe ik dit ook, met de ‘andere’. Gericht op een maatschappelijk evenwicht (functionalisme) Conformisme aan maatschappelijke verplichtingen (verbonden met rol). ‘Het masker’ voor / binnen diverse sociale situaties. Geleerd via ‘socialisatie’ ‘Doordat het individu sociale posities bekleedt, wordt hij deel van het drama dat de samenleving waarin hij leeft, geschreven heeft. Met elke positie overhandigt de samenleving hem een rol, die hij moet spelen’ (Dahrendorf, 1958/1965)

48 mms://video.ua.ac.be/Henderickx_Erik/Dahrendorf.wmv Dahrendorf (1958/1965) Muss-Erwartungen Niet aan te onttrekken, op straffe van juridische sanctionering (afdwingbaar). Wetten, decreten … rode licht … Soll-Erwartungen Afdwingbaar via het sociaal verkeer. Sociale controle is ‘sturend’, sociale sanctionering / uitsluiting (bv. roddel, negatie) Zeden, ‘mores’, tradities, … Kann-Erwartungen Strikt niet verplicht, maar geeft wél een positieve beoordeling. Gewoonten, ‘folkways’ …

49 Een rollenstel (‘role set’)
Rollen niet alle hetzelfde sociale belang. Hiërarchie m.b.t. verwachtingen die aan posities gekoppeld zijn, een hiërarchie die het duidelijkst tot uitdrukking komt in het soort van sancties dat toegepast wordt bij het niet naleven ervan. Afweging tussen verschillende rollen Beoordeeld door ‘anderen’ Elke rol bestaat uit een verschillende mengeling van deze drie soorten van verwachtingen.

50 Determinanten rol Zeden / moraal Prima verbanden Wetgeving / beleid
14

51 Concept ‘rollen’ en paradigma’s Rolverschillen ‘gender’?
Perspectief Focus Inzichten Functionalisme Verschillende roldefinities ‘man’ en ‘vrouw’, als basis voor sociale ongelijkheid. Mannen vervullen instrumentele rollen, vrouwen expressieve rollen, zodat het gezin (en bij uitbreiding de maatschappij) functioneert. Bv. vroeger éénkostwinnersgezin. Conflict Verlangen van de man om vrouwen ‘uit te buiten’, als basis voor ‘gender’ ongelijkheid. De economische en seksuele uitbuiting door mannen, draagt bij tot ‘gender’-ongelijkheid. Bv. Vrouwenhandel. Symbolisch interactionisme De interacties tussen man en vrouw zijn uitdrukking van ‘gender’ ongelijkheid. Bij interseksuele interacties zijn mannen agressiever en willen zij meer bij een vrouw bekomen, waardoor de ‘gender’ ongelijkheid (her)bevestigd wordt.

52 Van traditioneel, naar moderne en nu postmoderne identiteit?
Gegeven Gedetermineerd en structureel gestuurd Eigen keuze (?) Gewoon als evident aanvaard Gepolariseerd, dichotoom Meervoudig, gefragmenteerd Machtig, maar voorspelbaar Voorspelbaar Chaotisch Essentieel Werd essentieel Niet meer duidelijk

53 Rol en identiteit (functionalisme) (1)
Wie ben ik? Wie zijn wij? … Verwijzing naar ‘verwacht’ rolgedrag binnen sociale verbanden. = Een sociale structuur van gedeelde ervaringen en innerlijke kenmerken. = Een collectief gevoel continuïteit tussen generaties = Gedeelde herinneringen = Een collectief bewustzijn gemeenschappelijke lotsbestemming.

54 Rol en identiteit (functionalisme) (2)
Herbert Mead Personen ontwikkelen zelfbegrip door naar zichzelf zoals de rolbeoordelaars (‘significante anderen’). ‘Taking the role of the other’ geïnternaliseerde publieke verwachtingen ‘Generalized other’ Richt: keuzes, gedachten, gevoelens, handelingen … = Samenleving = de ‘andere’ (= samenleving) is medebepalend Essentieel in identiteitsontwikkeling = Coherent zelfbeeld Mensen hebben een ‘meervoudige’ identiteit ‘Schoonzoon’, ‘overspelig’, ‘student’ …

55 4.8.1 Rolconflicten Bij elke positie horen meerdere rollen Wellicht uiteenlopende of tegenstrijdige verwachtingen Dus hiërarchie (ouders zijn belangrijker dan buren, acceptabel gedrag voor de ‘baas’, eerder dan collega’s … bv.) Geen psychologisch, wel structureel fenomeen tegenstrijdige verwachtingen die met elkaar worden geconfronteerd die op een of andere wijze afdwingbaar zijn via sociale sancties Twee typen Intern rolconflict: divergente verwachtingen tussen rollen binnen één positie Extern rolconflict: conflict tussen rollen bij verschillende posities

56 Typen rolconflict Positieset / role set Positie 1 Positie 2 Rol A1
Rolambiguïteit Stress Positieset / role set Persoon Positie 1 Positie 2 Rol A1 Rol A2 Rol B1 Rol B2 Intern rolconflict Conflict tussen verschillende rollen die bij éénzelfde positie horen Extern rolconflict Conflict tussen rollen die bij verschillende posities horen

57 4.8.2 De stabiliteit van rollenstellen: hoe omgaan met weerstand?
Slechts sprake ‘rol’ wanneer … Zekere mate van collectieve overeenstemming is over de inhoud ervan en wanneer sancties zijn voorzien Mensen pogen om een persoonlijke interpretatie te geven aan de wijze waarop ze de rol spelen binnen bepaalde marges is dat ook mogelijk. Vervolgens biedt de rol de mogelijkheid aan mensen om zich te verbergen; mensen kunnen strategisch gebruik maken van rollen. Sommige rollen geven een duidelijke stempel op de identiteit van mensen, andere rollen dan niet zo veeleisend. Wat zijn de sociale mechanismen, die aan rollenstellen de nodige stabiliteit geven ? (Merton, 1957)

58 Strategieën? Belangrijkste tegenspelers domineren rol
Rollenspeler zal zich dan vooral richten op die tegenspelers voor wie zijn handelen binnen het rollenspel het belangrijkst is (hiërarchie rollen) Verschillen macht en gezag tussen de personen uit het rollenstel Kunnen een vrij grote autonomie voor de positiebekleder garanderen (coalities) Bv. Oprichten van een vakbond (collectieve belangenbehartiging). Rolbetrokken gedrag afgeschermd Minder invloed voor sociale druk. Positiebekleder bevrijd situatie van “één tegen allen” Wanneer de uiteenlopende en soms tegengestelde eisen aan hem/haar worden gesteld. Bekleders van gelijkaardige posities Onderlinge steun zoeken, door het oprichten van verenigingen (solidariteit) Of het afdwingen van statuten Rollenstel ‘inperken’ Waardoor vanzelf een grotere consensus totstandkomt

59 4.9 Rolattributen en statussymbolen

60 Rolattributen en statussymbolen
Waarneembare dimensie rol en status Rolattributen Herkenning van een positiebekleder / voorwerpen die nodig zijn om een rol te kunnen vervullen. Rolattributen = communicatieve functie en een utilitaire functie. = Doorzichtigheid van het sociale leven Statussymbolen Verwijzingen naar een ‘schaars sociaal goed’ dat zich ‘achter’ de sociale positie bevindt Beïnvloeden zo het ‘zelfbeeld’ (identiteit) en het gevoel van eigenwaarde dragers, die “trots” zijn op hun positie Middelen voor sociale controle Dragen ertoe bij dat de sociale afstand tussen ‘hoog’ en ‘laag’ in stand wordt gehouden.

61 Voorbeelden rolattributen

62 De microsociologie (synthese)
Interactie Sociale relaties Sociaal handelen Communicatie Positie Rolattributen en statuskenmerken

63 Volledigheidshalve: twee dimensies binnen sociale handelen
Positionele dimensie / netwerken (dit hoofdstuk) ‘Plaatsen’ binnen samenlevingsverband en verbindingen tussen mensen Zichtbaar via interactie en communicatie, vaak gevolgd door relaties Geheel posities = sociale netwerk (volgend hoofdstuk) Culturele dimensie ‘Zin’ die mensen geven aan sociale handelen en sociale verbanden (‘verstehen’) Uitdrukking cultuurpatronen = (gestructureerde gehelen van waarden, normen, verwachtingen en doelstellingen) Status = waardering voor sociale positie Netwerken en cultuurpatronen zijn altijd met elkaar verbonden.

64 Ter uitleiding microsociologie
Sociale handelen is doelgericht, maar ook in onze (post)moderne samenleving komt nog traditioneel handelen voor, of handelen dat om zichzelf gebeurt. Sociaal handelen Interactie (de handelingscomponent) Communicatie (het (mee)delen). Sociale relaties (primaire en secundaire) Verbindingen tussen knooppunten = sociale posities (verworven of vererfd) Elke positie heeft Waardering (status) Stel verwachtingen omtrent het gedrag van de positiebekleder (rollen). Deze verwachtingen sturen in belangrijke mate het handelen van de positiebekleders; de eigen opvattingen over hoe men zich kàn gedragen, worden erdoor beperkt. Posities worden hoger / lager gewaardeerd in termen van status. Sociale verschillen tussen mensen in de samenleving Sociaal weefsel - netwerken - is een verzameling posities met relaties aan elkaar.


Download ppt "4. Blokken uit de sociologische blokkendoos"

Verwante presentaties


Ads door Google