De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

H9. Kiezen tussen Durkheim, Weber en Marx?

Verwante presentaties


Presentatie over: "H9. Kiezen tussen Durkheim, Weber en Marx?"— Transcript van de presentatie:

0 Inleiding Sociologie Deel 3
Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

1 H9. Kiezen tussen Durkheim, Weber en Marx?
Verschillende benaderingen van de sociale stratificatie

2 Beoogde leercompetenties
Het sociologische concept sociale stratificatie met eigen woorden kunnen omschrijven. Met voorbeelden kunnen illustreren waarom sociale ongelijkheid ‘eigen’ is een specifieke sociale ruimte en een specifieke sociale tijd. Met voorbeelden kunnen illustreren wat sociale ongelijkheid als verklarende variabele kan verklaren met betrekking tot het sociale handelen. De grote schema’s in de sociologische literatuur i.v.m. sociale ongelijkheid kunnen omschrijven met eigen voorbeelden. Een verband kunnen formuleren tussen de paradigma’s en de invulling van sociale stratificatie / sociale ongelijkheid.

3 Twee typerende sociale relaties (Vranken, 2001)
Relaties van nevenschikking Sociale differentiatie of sociale verscheidenheid Relaties van boven- en onderschikking Sociale ongelijkheid Dus ‘verschillende soorten van verschillen’

4 9.1 Verscheidenheid en ongelijkheid: een raamwerk
Ralf Dahrendorf ( ….), ‘On the social origin of inequality among men’ (1968) Soortverschillen Rangverschillen Natuurlijke verschillen Natuurlijke soortverschillen Natuurlijke rangverschillen Sociale verschillen Sociale differentiatie (Zonder dat daaraan een positieve of negatieve evaluatie) Sociale stratificatie (Sociale posities in termen van rang; evaluatie in termen van reputatie, status of rijkdom)

5 Sociologen Focus op sociale ongelijkheid
Los van een of ander verband met natuurlijke soort- of rangverschillen. Wel mogelijkheid dat natuurlijke verschillen zo maatschappelijk worden gewaardeerd dat ze aanleiding geven tot het anders behandelen van groepen en van de leden ervan. Bv. Etnische verschillen, ‘gender’, leeftijd … bij sollicitaties (discriminatie …)

6 Sociologen Die een hiërarchiserend mechanisme zijn
Wel verscheidenheid tussen posities in de samenleving Die een hiërarchiserend mechanisme zijn Waardoor de ene positie hoger wordt geplaatst dan de andere, die lager scoort Zodra deze verschillen worden 'geverticaliseerd', hiërarchisch gewaardeerd, waargenomen en gedefinieerd bieden zij aanknopingspunten en criteria, op grond waarvan sociale relaties en levenskansen gesloten kunnen worden (Rader & Benschop, 1988: 53)

7 Hoe naar sociale ongelijkheid?
`Uiteenlopende sociale waardering' Hoog Laag Sociale ongelijkheid Verklaringen `Organisatie van het economisch leven‘ Kapitalisten Proletariaat

8 9.2 Nog een stap verder? (Vranken, 1995, 1997, 2001)
Jan Vranken, UA (° 1944) Breuklijnen Onderschikking (hiërarchie) Ja Neen Sociale uitsluiting (9.2.4) Sociale fragmentering (9.2.2) Sociale ongelijkheid (9.2.3) Sociale differentiatie (9.2.1)

9 9.2.1 Sociale differentiatie
Een samenleving is niet denkbaar zonder verscheidenheid Modernisering (‘structurele differentiatie’) Naast: rationalisering, individualisering en domesticering Sociologische onderzoek Beklemtoont de zoektocht naar specifieke combinaties in samenlevingsverbanden, naar variabelen gelijkaardigheden verschillen tussen vertaald naar typologieën

10 9.2.2 Sociale fragmentering
Sociaal-ruimtelijk Een verzameling van verschillende ‘ruimten’, die van elkaar gescheiden zijn, maar niet noodzakelijk aan elkaar zijn ondergeschikt. Een polycentrische ruimte Zoals bv. een stedelijke ruimte Een perfecte multiculturele samenleving

11 9.2.3 Sociale ongelijkheid (focus sociologie)
Onderscheid naar Individuen Groepen (gezinnen, klassen …) Waarom? Uiteenlopende waardering voor posities (functionalisme) Best gedocumenteerd, zoals: ongelijke inkomensverdeling, ongelijke participatie onderwijs, ongelijke participatie gezondheidszorg of het ongelijk wonen (wie waar en hoe?) Collectieve vormen van ongelijkheid zijn cruciaal De economische organisatie (de economische logica, conflict) “Arbeid” versus “kapitaal”

12 Illustratie van sociale ongelijkheid

13 Om enig idee te krijgen omtrent het ‘ontstaan’ van een “georganiseerde arbeidersbeweging” binnen het kapitalisme, bekijk de fragmenten van de Vlaamse film Daens. Zij geven de sfeer en wantoestanden uit die periode weer! Klik:

14 9.2.4 Sociale uitsluiting Individuen, posities of groepen
Staan in een hiërarchische verhouding tot elkaar Er zijn duidelijke breuklijnen tussen deze ‘eenheden’ ‘In’ en ‘out’ Voorwaarden Dominantie (kapitaal, elite …) ‘Buitenstaanders’ Beschikken niet over middelen Sociale goederen: economisch, sociaal en cultureel kapitaal om kloof met de samenleving op eigen kracht te overbruggen Voorbeeld: Armoede, fysische ontoegankelijkheid van gebouwen (voor gehandicapten), (etnische) discriminatie (arbeidsmarkt bv.) …

15 Sociologische realiteit
Samenleving gekenmerkt door Sociale stratificatie / sociale gelaagdheid Impact? Bewustzijn nodig om tot ‘een’ klasse te behoren of niet Sociale categorieën Sociale klasse = verzameling (aggregaat) van individuen met ervaren gemeenschappelijke omstandigheden en alleen gemeenschappelijke mogelijkheden / uitdagingen om te emanciperen

16 Even in termen van ‘orde’ of ‘conflict’.
Focus Stratificatie Ordevraagstuk (consensus) Hoe konden mensen zich verenigen zodat een maatschappij zou ontstaan waarin zij redelijk onbedreigd konden samenleven? Relaties zijn ‘consensueel’ Klassen zijn geen zelfstandige maatschappelijke eenheden (collectiviteiten in sociologie) Er zijn geen verschillende, noch tegengestelde belangen Conflictvraagstuk (Marx, Weber) Hoe konden mensen, op straffe van revolutie en geweld, een antwoord vinden ‘hoe’ het toch mogelijk was dat geweld, dominantie, conflict en revolutie zich steeds maar bleven voordoen in vooral moderne samenlevingen? Relaties zijn ‘conflictueel’ Klassen zijn zelfstandige maatschappelijke eenheden (collectiviteiten in sociologie) Verschillende én tegengestelde belangen Klassenconflicten houden onze maatschappij (mee) in beweging

17 9.3 ‘Georganiseerde’ vormen van ongelijkheid
Maatschappelijk relevante kenmerken van sociale actoren Collectiviteit (bewust positie) Sociale categorie (niet bewust positie) Positie binnen één van de hiërarchisch geordende lagen Strata (functionalisme) Klassen (conflictsociologie)

18 Zie je ‘vandaag dit fenomeen nog?
Slaven Zie je ‘vandaag dit fenomeen nog?

19 9.4 Standen, kasten en klassen
Alle samenlevingen van enige omvang vertonen één of andere vorm van sociale gelaagdheid. De oudste bekende vorm is de slavernij: de extreemste vorm van ongelijkheid.

20 9.4.1 Is een ongelaagde samenleving mogelijk?
Strikte definitie egalitaire samenleving Alle posities nevengeschikt Alle ermee verbonden statussen gelijkwaardig Onderlinge verschillen tussen leden enkel gebaseerd op gezag Criteria: leeftijd, geslacht of persoonlijke kenmerken Bv. Australische aboriginals Accumulatie van bezit en macht in de handen van enkelen ontbreekt in zo’n georganiseerd samenlevingsverband.

21 Gestratificeerde samenlevingen
Waarin posities en statussen aan de hand van particuliere criteria (bv. bezit productiemiddelen) Verschil naar type sociale gelaagdheid: Standen (middeleeuwse standenmaatschappij Europa) Kasten (kastensysteem India) Klassen (moderne maatschappij)

22 9.4.2 De standensamenleving
Erfelijke ordening (toegewezen, ‘ascribed’) Endogaam Enkel huwelijkspartners uit dezelfde stand Rechten en plichten van de leden van elke stand Nauwkeurig omschreven Juridisch gesanctioneerd

23 9.4.2 De standensamenleving
Adel Rechtspraak, bestuur en oorlogsvoering Geen belastingen Onderdak geven bij oorlog aan de armen Clerus Erediensten en zielenheil Geen belastingen betalen Geen krijgsdienst verrichten Volk Belastingen betalen Krijgsdienst verrichten Onderhoudswerken verrichten

24 9.4.2 De standensamenleving - 2
Ideologische verantwoording `Hier op aarde zijn er sommigen die bidden, anderen die strijden en weer anderen die werken ...‘ `Vanaf het allereerste begin was het menselijke geslacht verdeeld in drieën, (1) de mensen van gebed, (2) de landbouwers en (3) de krijgslieden'. = een “organische” ordening (toen) Religieus verantwoord Verbergt een fundamenteel politiek discours (van machtsongelijkheid) Voorbeeld Europese feodale orde (middeleeuwen)

25 “De door God gegeven orde”

26 9.4.3 De kastensamenleving Een traditionele, religieus voorgeschreven en gesanctioneerde sociale ordening. Endogaam en lidmaatschap kasten geërfd (toegewezen). De kaste bepaalt het leven van haar leden in de hoogste mate: Welk voedsel gegeten kan (moet) worden, met wie men contact heeft, hoe men gekleed gaat, in welke beroepen men terecht kan.

27 9.4.3 De kastensamenleving (Hindoesamenleving)
Ideologie De hogere kasten verantwoorden hun positie door zeer uitvoerige religieuze, psychologische en genetische argumenten, uitgedrukt in rituele voorschriften en ondersteund door vérgaande sancties. Claude Lèvi-Strauss (binaire opposities in kastensamenleving) Rein/ onrein en rituele status/ seculiere macht Brahmanen/ onaanraakbaren en Priesters/ krijgsheren. De kolonisator (Britten) hanteerde bij de grootscheepse volkstellingen vanaf 1872 de ‘kastenidentiteit’ als classificatiecriterium Waardoor de maatschappelijke relevantie ervan groter werd. Of ‘hoe’ het denken in termen van ‘sociale categorieën’ tot ‘sociale collectiviteiten’ kan leiden.

28 9.4.4 De klassensamenleving: een klasse
De georganiseerde ongelijkheid onder de vorm aan van sociale klassen Elke bevolkingsgroep die een gemeenschappelijke positie inneemt ten aanzien van cruciale maatschappelijke variabelen Inkomen, vermogen, beroep, onderwijs en levensstijl waarbinnen aantal gelijkaardige interactiepatronen bestaan gemeenschappelijke opvattingen deelt (cultuur) te onderscheiden is van andere bevolkingsgroepen op (een aantal van) genoemde kenmerken (zoals levensstijl) Niet gevormd of ondersteund door specifieke juridische of religieuze regelingen; evenmin verleent lidmaatschap van een klasse bijzondere burgerlijke of politieke (voor)rechten. Er zijn ontsnappingsmogelijkheden (sociale mobiliteit).

29

30 Het verschillend belang van ‘klasse’ in de verschillende modellen: Marx (1818-1883)
Definitie sociale klasse Een gemeenschappelijke positie ten aanzien van de productiemiddelen (binnen kapitalisme) De leden van een klasse Ontwikkelen een eigen klassenbewustzijn De klassen Antagonistische relaties Conflictuele relaties Basis voor het tweeklassenmodel: Burgerij/proletariaat

31 Het verschillend belang van ‘klasse’ in de verschillende modellen: Max Weber (1864-1920)
De vier economische klassen niet noodzakelijk tegenover elkaar ze kunnen relaties van afhankelijkheid en samenwerking hebben. Naast de economische klassentoestand andere dimensies Status (wél een gemeenschappelijk bewustzijn nodig) Macht Dan kan De economische klassenpositie als afhankelijke variabele gehanteerd, ten aanzien van status of macht Verhoogt toepassing voor niet-kapitalistische en laatkapitalistische samenlevingen

32 Het verschillend belang van ‘klasse’ in de verschillende modellen: Davis en Moore
Definitie Strata in termen van ‘meer’ of ‘minder’ ten aanzien van een of andere maatschappelijke karakteristiek ( beroepsstatus) Afwezigheid tegenstellingen tussen verschillende strata Vage grenzen tussen de verschillende strata zijn Een continuüm, waarbij strata enkel gradueel van elkaar verschillen Stratificatie is universeel en noodzakelijk (‘functional’) Een mechanisme, dat de meest getalenteerde en bekwame leden van een samenleving op die posities lokt, hetgeen ook functioneel noodzakelijk zal zijn voor de samenleving.

33 Davis en Moore Kingsley Davis ( ) Wilbert Moore ( )

34 (Bihr & Pfefferkorn, Déchiffrer les inégalités, 2005: 39-52)
Het verschillend belang van ‘klasse’ in de verschillende modellen (synthese) ‘Les classes sociales sont tout’ voor Marx ‘Les classes sociales sont quelque chose’ voor Weber ‘Les classes sociales ne sont rien’ voor de functionalisten (Bihr & Pfefferkorn, Déchiffrer les inégalités, 2005: 39-52)

35 Alain Bihr ( …) Roland Pfefferkorn

36 Een overzicht

37 Standen Kasten Klassen Legitimatie Economie Machtsbasis Bekleding
Theologisch (verbergt ‘politiek discours’) Religieuze, psychologische en genetische argumenten De economische organisatie van de samenleving. Economie Agrarisch Industrieel / kenniseconomie, (globalisering) Machtsbasis Land / grond Godsdienst Kapitaal (en vandaag kennis) Bekleding Vererving (toegewezen) Verwerving Mobiliteit Geen Lidmaatschap levensbepalend, rigide / gesloten Mogelijk via welvaartsstijging. Onderwijs is dominante variabele. Huwen Endogaam (enkel binnen sociale groepering) Exogaam mogelijk (sociale afkomst) Ordening Clerus, adel, volk (organisch) 5 strikt gescheiden groepen = hiërarchie in prestige, macht, rijkdom en politieke macht Tweeklassenmodel ( burgerij en proletariaat) (Marx) of meerdimensioneel: economisch, status en macht (Weber), beroepsstatus (Davis & Moore) Samenleving Feodaal Hindoe (Post-)industrieel

38 9.5.1 Theoretisch kader: Durkheim
9.5 Sociale strata, een kwestie van sociaal prestige? 9.5.1 Theoretisch kader: Durkheim Vragen Welke vormen van sociale ongelijkheid zijn maatschappelijk aanvaardbaar zijn? Welke soorten van ongelijkheid zullen in de loop van de maatschappelijke ontwikkeling verdwijnen? Stelling Alleen die ongelijkheid die gebaseerd is op de verschillende bijdragen van individuen aan het maatschappelijke geheel is relevant voor positionering binnen de samenleving. Dit moet dan wel gelegitimeerd worden door een consensus onder de leden van de samenleving.

39 Morele normen (aanvaardbaarheid) veranderen met de samenleving, c. q
Morele normen (aanvaardbaarheid) veranderen met de samenleving, c.q. arbeidsverdeling Mechanische solidariteit Organische solidariteit Basis ongelijkheid Sociale afkomst Religie Ethnische kenmerken Erfrecht Basis ongelijkheid Alleen die criteria die Sociaal functioneel zijn Moreel gedragen

40 Theoretisch kader: Davis en Moore (1945: 242-249)
“(…) an unconsciously evolved device by which societies ensure that the most important positions are conscientiously filled by the most qualified persons.” Teleologische karakter Organicistisch maatschappijbeeld

41 Ultieme focus: Voortbestaan van de samenleving
Juiste man of vrouw wordt naar de juiste plaats geleid of gelokt Ultieme focus: Voortbestaan van de samenleving Beloningen Ongelijkheid Stratificatie Behoeftemechanisme Dat de bekwaamste leden gemeenschap ertoe aanzet om de ‘belangrijke’ en ‘veeleisende’ posities te bekleden Alle positiebekleders zover te brengen dat ze hun rollen opnemen Functionele belangrijkheid posities Ongelijke posities (Inkomen, vermogen, macht, invloed, prestige) Schaarste aan personeel

42 Stratificatie bij functionalisten
De aggregatie van de verschillend gewaardeerde posities tot sociale categorieën. Sociale ongelijkheid Een opeenstapeling van ‘lagen' of ‘strata' van laag naar hoog (samenleving = een ladder met treden/sporten) Sociale mobiliteit: vrij gemakkelijk om van de ene sport naar de andere te klimmen.

43 9.5.2 Yankee City (Warner en Lunt)
Onderzoek van de verschillende ‘klassen’ in Newburyport, onder de schuilnaam ‘Yankee City‘ gepubliceerd. Hogere of lagere status op basis van: Onderwijs Beroep Inkomen Levensstijl Sociale herkomst ‘Individuals were placed by the evaluations of Yankee City itself’.

44 “Yankee City”: gelaagde samenleving
Upper-Upper 1.44 % Lower-Upper 1.56 % Upper-Middle 10.22 % Lower-Middle 28.12 % 32.60 % Upper-Lower 25.22 % Lower-Lower Warner & Lunt (1941, 1942)

45 9.5.3 Beroepsprestigestratificaties
Geneesheer-specialist 80 Manager (kaderlid) 60 Leraar LSO (regent) 57 Industrieel ingenieur 50 Zelfstandig elektricien 48 Bediende-typiste 42 Eigenaar kleine winkel Vrachtwagenbestuurder 33 Ongeschoolde fabrieksarbeider 18 Elchardus (1979)

46 9.5.4 Sociaal-economische status (SES)
De meest gangbare indeling in het internationaal vergelijkend onderzoek over mobiliteit en in studies over de relatie tussen de klassenpositie en attitudes van respondenten is de EGP-indeling (1970). EGP: Erikson Goldthorpe Portocarero

47 Het EGP-model uit 1979 (Bron: Erikson, Goldthorpe, Portocarero, 1979)
De hogere leidinggevende en professionele beroepen (incl. grotere ondernemers) 2 Middelbare leidinggevende en professionele beroepen 3 Routine hoofdarbeid 4 Kleine zelfstandigen 5 Leidinggevende handarbeid 6 Geschoolde handarbeid 7a Halfgeschoolde, geoefende en ongeschoolde handarbeid 7b Landarbeiders Service class ‘Intermediaire’ klasse Arbeiders klasse

48 9.5.5 Bedenkingen bij het functionalistische model
Negatie nefaste gevolgen van ongelijkheid - Ook disfunctioneel Geen verklaring waarom ‘knelpuntberoepen’ niet hoger worden gewaardeerd Bevraging ‘opinie over status’ - Voorgevormd door media, ‘als vanzelfsprekend’ Aanwezigheid van drempels en schotten in het sociale gebeuren is ook een feitelijkheid

49 9.5.5 Bedenkingen bij het functionalistische model (1)
Negatie nefaste gevolgen van ongelijkheid (ook disfunctioneel) Relatie extreme ongelijkheid – zichtbaar via ‘ostentatieve consumptie’ – en vormen van criminaliteit. Het niet-optimaal aanwenden van het aanwezige menselijke kapitaal versus de moeizame doorstroming uit de onderliggende sociale klassen via onderwijs. Geen verklaring waarom een aantal posities laag gerangschikt zijn, ondanks hun belang voor voortbestaan samenlevingsverband. Vuilnisophalers zijn cruciaal voor volksgezondheid Relatieve schaarste: niet alle ‘knelpuntberoepen’ krijgen een vergelijkbaar loon, zeker niet een stelselmatig een hoger loon. De vraag rijst: welke factoren worden hier buitenspel gehouden?

50 9.5.5 Bedenkingen bij het functionalistische model (2)
3. Bevraging opinie over status in de samenleving Voorgevormd door media, donderwijs (gesocialiseerd) Sociaal verwachte antwoorden Als evident ‘geïnternaliseerd’ Niemand heeft even grondige kennis van alle lagen 4. Aanwezigheid van drempels en schotten in het sociale gebeuren Bv. De arbeidsmarkt (gesegmenteerd) Elites maken grenzen om hun bevoorrechte positie te vrijwaren (artsen en numerus clausus)

51 Toepassing van Merton (zie H3) Mogelijke functies van stratificatie als sociale orde
Manifeste (dis)functie Latente (dis)functie Functie Verplicht tot werken om inkomen te verdienen Werkgelegenheid in de sociale sector Disfunctie Verspilling van menselijk kapitaal (schaarse arbeidsmarkt) Bedreiging van sociale cohesie en solidariteit

52 9.6 Sociale klassen, een kwestie van productieverhoudingen?
9.6.1 Theoretisch kader Marx Sociale klassen Antagonistische sociale groepen Door de specifieke plaats die ze in een bepaalde productiewijze innemen. Is bepaald door hun relatie tot de productiemiddelen. In de kapitalistische productiewijze (KPW) Twee hoofdklassen Burgerij de bezitters van de productiemiddelen Proletariaat Degene die bezitloos zijn inzake productiemiddelen Proles = zij, die enkel hun kinderen hebben

53 9.6.1 Theoretisch kader (2) ‘Uitbuiting’? Arbeidswaardeleer (ook economen: Smith en Ricardo) Enkel arbeid produceert waarde = de meerwaarde Meerwaarde Waardevermeerdering die de grondstof ondergaat door het uitoefenen van de arbeid Stelling Meerwaarde (door arbeiders geproduceerd) wordt toegeëigend door de kapitaalbezitters (‘burgerij’) Uitbetaalde loon lager dan de meerwaarde die ze produceren (economische uitbuiting) = ‘zero sum game’ Fundamenteel antagonisme: ‘arbeid’ versus ‘kapitaal’ (bourgeoisie)

54 9. 6. 2 Van Klasse-an-sich naar Klasse-für-sich: wording van klassen
9.6.2 Van Klasse-an-sich naar Klasse-für-sich: wording van klassen? (zie H3) De strijd tussen de Klassen-für-sich De strijd tussen de individuele kapitalist en de individuele arbeider De Klassen-an-sich Begin industrialisatie en kapitalistische klassenstructuur (vandaag globalisering) = afhankelijkheid ten aanzien van de ondernemer Gemeenschappelijke toestand Bezit van de productiemiddelen Gemeenschappelijke sociaal-economische omstandigheden Neiging tot gemeenschappelijke gedragspatronen die zijn bepaald door objectieve belangen Relatie tot de productiefactoren, maatschappelijke functies en status Bewustzijn = verbindend Gemeenschappelijke belangen (deprivatie / belangen) Psychologische band door het gemeenschappelijk beleven van de klassentegenstellingen (eerst bij burgerij)

55 9.6.3 Meervoudige klassenschema’s en sociale lagen

56 9.6.4 Waarom domineert in Marx’ werk de dichotome klassenstructuur?
Dicht bij de industrieel-kapitalistische samenleving Klassenpositie en sociale positie vielen samen Binaire beeld sociale structuur is sprekender of dient beter de belangen van een klasse Identificatie ontwikkelingswetten = identificeren krachten die bij deze ontwikkeling betrokken zijn Hypothese Alle andere klassen, zoals de kleine burgerij en de boeren, zullen opgaan in de twee historisch noodzakelijke klassen, de burgerij en het proletariaat.

57 9.7 Weber: klasse, stand en partij
Domein Criterium Maatschappelijke vorm Economisch Positie op de markt Klasse Sociaal Status Stand Politiek Macht Partij

58 9.7.1 Sociale sluiting: het archimedisch punt van Webers benadering?
“Het proces waardoor sociale groeperingen of collectiviteiten proberen beloningen te verwerven, vergroten of behouden door het beperken van de toegang tot bronnen of kansen tot een beperkte kring van uitverkorenen” (Benschop, 1987: 16). = Strijd om de macht over, ook door anderen begeerde, levenskansen Via het monopoliseren van deze levenskansen of het afsluiten van de toegang voor buitenstaanders. Resultaat Een ongelijke verdeling van deze levenskansen Gesloten sociale verhoudingen en gemeenschappen

59 Klassenschema Weber Positief geprivilegieerd: renteniers Bezitsklassen
Positief geprivilegieerd: ondernemers Negatief geprivilegieerd: de ‘onvrijen’ Verwervingsklassen Negatief geprivilegieerd: arbeiders

60 9.7.2 Klasse (Weber) Het aggregaat van personen die zich in dezelfde ‘klassentoestand’ bevinden. Verwijst naar de typische kans op een positief of negatief monopolie met betrekking tot De voorziening van goederen De uitwendige levenspositie (‘Lebensstellung’) Het innerlijk levenslot (‘inneres Lebensschicksal’). Situatie De dominante klassen hebben een monopolie op lucratieve markten. De minder dominante klassen bezitten slechts gedeeltelijke monopolies of monopolies op minder gewenste markten. Klassen die geen monopolie kunnen verwezenlijken, moeten op de open markt met elkaar concurreren en zijn daarbij onderworpen aan de egaliserende krachten van de markt. Onderscheid tussen Bezitsklassen (‘Besitzklasse’) Verwervingsklassen (‘Erwerbsklasse’).

61 9.7.3 Stand ‘Status’ of ‘prestige’
‘Een specifieke, positieve of negatieve sociale waardering van de eer, die aanknoopt bij een of andere eigenschap die velen gemeenschappelijk hebben’ Cf. moderne definitie van ‘sociale status’ Waardering op basis van de kenmerken van de positie die mensen bekleden. Gebaseerd op: (1) De levensstijl, dat is een geheel van gedragsvoorkeuren inzake consumptie, kleding, taalgebruik en dergelijke. (2) De formele opleiding, die zowel op empirische als op rationele elementen kan slaan en de ermee overeenstemmende levenswijzen. (3) Het prestige dat uit geboorte of uit de uitoefening van een beroep voortvloeit. Leidt tot bepaalde structureringen van de bevolking. Sociale standen. = Is een veelheid van individuen die een gelijkaardig soort prestige genieten uit hoofde van hun positie.

62 9.7.4 Partij ‘Gemeenschapshandelen van partijen (...) altijd effect voor groepsvorming. Raamwerk ‘politiek’ gemeenschapshandelen. Ruimer dan de ‘enge’ betekenis van politieke partij. ‘Het handelen van partijen is gericht op het beïnvloeden van een gemeenschappelijk handelen, ongeacht de inhoud ervan’. Elke vrijwillige vereniging die tot doel heeft om de controle over de beslissingscentra van een gemeenschap te verwerven Teneinde daarbinnen bepaalde doelstellingen planmatig na te streven. Nationale staat (gerecht, de politie, de belastingontvangers, de hele overheidsadministratie)

63 Samenvattend

64 Naar de paradigma’s (1) Paradigma Focus Inzichten
Symbolisch interactionisme Hoe beïnvloedt stratificatie interacties? In hun interacties, hogerestatusmensen tonen hun macht, terwijl lagerestatusmensen respectvol blijven. Mensen hanteren symbolen om zich te differentiëren van andere sociale groepen (lagen). ‘Lifestyle’ illusteert ‘het’ verschil. Veblen: welvaart wordt daarom prestigieus via een bepaald consumptiepatroon en een vrijetijdsbesteding.

65 Hoe kan stratificatie de samenleving een voordeel geven?
Naar de paradigma’s (2) Paradigma Focus Inzichten Functio-nalisme Hoe kan stratificatie de samenleving een voordeel geven? Ongelijkheid is ontstaan door de noodzaak, fundamentele behoeften in termen van vereiste competenties van de samenleving te realiseren; sommige zijn belangrijker dan andere. Laat een maatschappij functioneren, indien gedeeld. Mensen moeten een motivatie hebben, om daarvoor inspanningen te geven. Is voordeel voor samenleving. Matching van competenties; noodzakelijkheid (stabiliteit op langere termijn). De ene positie is dan belangrijker dan de andere (gelet op de duurzaamheid van een maatschappij. Daarom extra beloning / waardering. En dus een noodzakelijke ongelijkheid.

66 Hoe beschadigt stratificatie de samenleving?
Naar de paradigma’s (3) Paradigma Focus Inzichten Conflict-sociologie Hoe beschadigt stratificatie de samenleving? De geschiedenis is getypeerd door een klassenstrijd, waar elites zich het ‘profijt’ wisten toe te eigenen. Resultaat van het sociaal conflict. Talent wordt niet optimaal gebruikt voor de samenleving. = uitdrukking belang machthebbers De ‘waarden’ zijn maar relevant voor de machthebbers. Bourgeoisie / kapitalisten en het Proletariaat (werkende klasse). Verschil in toegang ‘bronnen’ geeft verschil in toegang, geeft dat de ‘ene’ wel kan, de andere ‘niet’ (uitsluiting) welvaart heeft, dus schade voor de andere; = realiteit, maar niet evident bewust. Stratificatie beperkt de mogelijkheden voor de zwakkeren in de samenleving (zorgt wel voor onrust). Media zijn vaak een instrument voor ‘ruling class’ (elite).

67 Te bekijken en te vertalen naar je sociologie (klik even door)
mms://video.ua.ac.be/Henderickx_Erik/sociology_en_psychologieBA1/ch10_reallife.wmv Of hoe raciale segregatie sociale ongelijkheid vorm gaf in Zuid Afrika ! mms://video.ua.ac.be/Henderickx_Erik/sociology_en_psychologieBA1/ch12_reallife.wmv Of hoe sociale stratificatie globaal is ! Of de ‘echte’ armoede in Afrika ! mms://video.ua.ac.be/Henderickx_Erik/intro_sociologie/Socialeongelijkheid.wmv mms://video.ua.ac.be/Henderickx_Erik/armoedeinVlaanderen.wmv Jan Vranken (UA / OASIS)


Download ppt "H9. Kiezen tussen Durkheim, Weber en Marx?"

Verwante presentaties


Ads door Google