De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Separabele Verba De Regels.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Separabele Verba De Regels."— Transcript van de presentatie:

1 Separabele Verba De Regels

2 Wat zijn separabele Verba?
Voorbeeld: Ik sta om 8 uur op. (Verbum = opstaan) Ik neem ‘s morgens mijn boterhammen mee. (Verbum = meenemen) Een separabel werkwoord is een werkwoord dat uit TWEE STUKKEN bestaat. Soms moet je de twee stukken aan elkaar schrijven, soms niet.

3 Wat zijn separabele verba? (2)
De meeste separabele werkwoorden hebben een prepositie als eerste deel. Voorbeelden: Mark doet zijn jas uit. (Verbum = uitdoen) Kris schrijft de oefening over. (Verbum = overschrijven)

4 Wat zijn separabele verba? (3)
Sommige separabele verba hebben een ander deel als eerste deel. Voorbeelden: Het bad loopt vol. (Verbum = vollopen) Ingrid speelt de hele tijd piano. (Verbum = pianospelen) Zet je even koffie voor me? (Verbum = koffiezetten)

5 Separabele werkwoorden: wanneer scheiden en wanneer niet?
De infinitief en het participium van een scheidbaar werkwoord schrijf je altijd in één woord. Bij het participium zet je ‘ge’ tussen de twee delen. Voorbeelden: Wil je straks koffie meebrengen? Hij heeft koffie meegebracht. (Verbum = meebrengen)

6 Separabele werkwoorden: wanneer scheiden en wanneer niet?: DE HOOFDZIN
In de hoofdzin in het PRESENS schrijf je de twee delen NIET aan elkaar. Voorbeelden: Hij blijft vanavond thuis. (Verbum = thuisblijven) Ik maak nooit het eten klaar. (Verbum = klaarmaken) Ik lees altijd verhaaltjes voor aan m’n kinderen. (Verbum = voorlezen)

7 Separabele werkwoorden: wanneer scheiden en wanneer niet?: DE HOOFDZIN
In de hoofdzin in het IMPERFECTUM schrijf je de twee delen NIET aan elkaar. Voorbeelden: Hij bleef vanavond thuis. (Verbum = thuisblijven) Ik maakte vroeger nooit het eten klaar. (Verbum = klaarmaken) Ik las vroeger altijd verhaaltjes voor aan m’n kinderen. (Verbum = voorlezen)

8 Separabele werkwoorden: wanneer scheiden en wanneer niet?: DE HOOFDZIN
In de hoofdzin met een hulpwerkwoord in het PRESENS of het IMPERFECTUM schrijf je de twee delen NIET aan elkaar. Tip: In een hoofdzin met TWEE VERBA scheid je het separabele verbum niet. Voorbeelden: Kun je de krant meebrengen? (PRESENS) Gisterenavond wilde ik thuisblijven. (IMPERFECTUM)

9 Separabele werkwoorden: wanneer scheiden en wanneer niet?: DE HOOFDZIN
In de hoofdzin waarbij het PERFECTUM wordt gebruikt, schrijf je de twee delen NIET aan elkaar. Je zet ‘ge’ tussen de twee delen. Tip: In een hoofdzin met TWEE VERBA scheid je het separabel verbum niet. Voorbeelden: Gisterenavond heb ik mijn werk afgemaakt. Vorige week heb ik chocolade naar de les meegenomen. Ik heb de auto voor mij niet ingehaald. Ik ben met haar meegegaan.

10 Separabele werkwoorden: wanneer scheiden en wanneer niet?: DE BIJZIN
In de bijzin in het PRESENS schrijf je de twee delen aan elkaar. Tip: In een zin met TWEE OF MEER VERBA scheid je het separabel verbum niet. Voorbeelden: Vraag je even of hij meegaat? (Verbum = meegaan) Ik wist niet dat hij elke dag afdroogt.(Verbum = afdrogen) Hij wil weten of we afspreken of niet. (Verbum = afspreken) Vraag je even of hij alsjeblieft weggaat? (Verbum = weggaan) Onderlijnde gedeelte = DE HOOFDZIN

11 Separabele werkwoorden: wanneer scheiden en wanneer niet?: DE BIJZIN
In de bijzin in het IMPERFECTUM schrijf je de twee delen aan elkaar. Tip: In een zin met TWEE OF MEER VERBA scheid je het separabel verbum niet. Voorbeelden: Hij wist niet of ik thuiskwam of niet. (Verbum = thuiskomen) Mark dacht dat ik het eten altijd klaarmaakte. (Verbum = klaarmaken) Hij deed alsof hij wegreed. (Verbum = wegrijden) Onderlijnde gedeelte = DE HOOFDZIN

12 Separabele werkwoorden: wanneer scheiden en wanneer niet?: DE BIJZIN
In de bijzin in het PERFECTUM schrijf je de twee delen aan elkaar. Je schrijft ‘ge’ tussen de twee delen. Tip: In een zin met TWEE OF MEER VERBA scheid je het separabel verbum niet. Voorbeelden: Hij weet niet dat ik ben thuisgekomen. (Verbum = thuiskomen) Mark denkt dat ik het eten heb klaargemaakt. (Verbum = klaarmaken) Hij doet alsof hij heeft nagedacht. (Verbum = nadenken) Onderlijnde gedeelte = DE HOOFDZIN

13 Separabele werkwoorden: wanneer scheiden en wanneer niet?: DE BIJZIN
In de bijzin met een hulpwerkwoord MAG JE KIEZEN!!!! Voorbeelden: Ik vraag of jij wil meegaan. Ik vraag of jij mee wil gaan. Ik zei dat je moest opstaan. Ik zei dat je op moest staan. Ik zeg dat ik om 7 uur heb schoongemaakt. Ik zeg dat ik om 7 uur schoon heb gemaakt. Ik vraag of je later had willen afspreken. Ik vraag of je later af had willen spreken. Onderlijnde gedeelte = DE HOOFDZIN

14 Separabele werkwoorden: wanneer scheiden en wanneer niet
Separabele werkwoorden: wanneer scheiden en wanneer niet?: TE + INFINITIEF In constructies met TE + INFINITIEF schrijf je de twee delen NIET aan elkaar. Tip: In een zin met TWEE OF MEER VERBA scheid je het separabel verbum normaal niet. Voorbeelden: Het is nog te vroeg om op te staan. (Verbum = opstaan) Hij heeft de krant vergeten mee te brengen. (Verbum = meebrengen) Je hoeft niet mee te gaan, ik ga wel alleen. (Verbum = meegaan)

15 Separabele werkwoorden met…
AAN- Aanbieden, aankunnen, aankomen, aanraken, aandoen,…

16 Separabele werkwoorden met…
AF- Afdrogen, afvallen, afmaken, afspreken, afwassen,…

17 Separabele werkwoorden met…
BINNEN- Binnengaan, binnenkomen, binnendringen,…

18 Separabele werkwoorden met…
BIJ- Binnengaan, binnenkomen, binnendringen,…

19 Separabele werkwoorden met…
BUITEN- Buitengaan, buitenkomen, buitenlopen,…

20 Separabele werkwoorden met…
DOOR- Doorgaan, doorstapen, doorgeven, doormaken, doorlopen, …

21 Separabele werkwoorden met…
IN- Inhalen, invullen, inkijken, inkomen, …

22 Separabele werkwoorden met…
KLAAR- Klaarmaken, klaarzetten,…

23 Separabele werkwoorden met…
LANGS- Langsgaan, langskomen, langslopen,…

24 Separabele werkwoorden met…
LOS- Losmaken, loslaten, loslopen, losgaan,…

25 Separabele werkwoorden met…
MEE- Meegaan, meebrengen, meenemen, meerijden, meedoen, meelopen, meedragen,…

26 Separabele werkwoorden met…
NA- Nadenken, nadoen, naleven, nastreven,…

27 Separabele werkwoorden met…
NEER- Neerkijken op iemand, neerschieten, neerzetten, …

28 Separabele werkwoorden met…
OM- omdraaien, omkijken, omgooien, ompraten …

29 Separabele werkwoorden met…
OVER- Oversteken, overnemen, overmaken…

30 Separabele werkwoorden met…
ROND- Rondlopen, rondkijken, rondhangen,…

31 Separabele werkwoorden met…
TEGEN- tegenvallen, tegenkomen, tegenwerken,…

32 Separabele werkwoorden met…
TERUG- Teruggaan, terugkomen, terugzien,…

33 Separabele werkwoorden met…
THUIS- Thuisblijven, thuiskomen, thuiszitten,…

34 Separabele werkwoorden met…
TOE- Toelaten, toestaan, toewensen,…

35 Separabele werkwoorden met…
TUSSEN- tussenkomen, tussenplaatsen…

36 Separabele werkwoorden met…
UIT- Uitstappen, uitdoen, uittrekken,…

37 Separabele werkwoorden met…
VAST- Vastmaken, vastdoen, vastlopen,…

38 Separabele werkwoorden met…
VOOR- Voorlezen, voordoen, voorkomen, voorstellen…

39 Separabele werkwoorden met…
VOORT- Voortdoen, voortplanten, voortduren ,…

40 Separabele werkwoorden met…
WEER- weergeven, weerzien,…

41 Separabele werkwoorden met…
WEG- Wegrijden, weglopen, weggaan, wegstappen,…

42 Separabele werkwoorden met…
VANALLES Kennismaken, schoonmaken, stofzuigen, ademhalen, paardrijden, …

43 KLEMTOON BIJ ALLE SEPARABELE WERKWOORDEN LIGT DE KLEMTOON OP HET EERSTE DEEL!!!!

44 Niet zeker??? WOORDENBOEK
Bij de werkwoorden waar je bij twijfelt, gebruik een woordenboek. Er staat altijd bij of een verbum separabel is of niet!!!


Download ppt "Separabele Verba De Regels."

Verwante presentaties


Ads door Google