De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Kindermishandeling Richtlijn

Verwante presentaties


Presentatie over: "Kindermishandeling Richtlijn"— Transcript van de presentatie:

1 Kindermishandeling Richtlijn
Deze powerpointpresentatie gaat over de Richtlijn Kindermishandeling. Op de volgende twee slides lees je waarvoor en hoe je de presentatie kunt gebruiken. Doel van de presentatie: anderen informeren over de achtergrond en inhoud van de Richtlijn Kindermishandeling. Tijdsduur van de presentatie: plusminus 30 minuten (naar eigen wens in te korten of uit te breiden). Onder elke slide is een toelichting geschreven. Deze informatie kun je gebruiken als presentator.

2 Waarom deze powerpoint?
Instructie voor presentator Waarom deze powerpoint? Je wilt jouw collega’s of samenwerkingspartners informeren over deze richtlijn Je bent bijvoorbeeld behandelcoördinator en je wilt je team bijscholen. Of je bent ambulant hulpverlener of pedagogisch medewerker, je werkt met de richtlijn en je wilt jouw ervaringen inbrengen in een teambijeenkomst of werkoverleg. Jij en je collega’s organiseren misschien een organisatiebrede informatiebijeenkomst over de richtlijn. Je hebt binnenkort een afspraak met een gemeenteambtenaar en wilt hem/haar vertellen hoe jullie werken. Gebruik dan deze presentatie! De presentatie start met algemene informatie over richtlijnontwikkeling. Daarna wordt er ingezoomd op deze specifieke richtlijn. Per hoofdstuk van de richtlijn geven we de belangrijkste punten en/of aanbevelingen. Zie deze presentatie als een basis. Maak het van jezelf door slides toe te voegen of weg te laten, het interactief te maken met vragen of opdrachten. Of maak het persoonlijk door eigen ervaringen te verwerken. Instructie (1 van 2) Op deze slide lees je waarvoor je de powerpointpresentatie over de Richtlijn Kindermishandeling kunt gebruiken. Het is belangrijk om te weten dat je de presentatie naar eigen inzicht (verder) kunt vormgeven! Haal deze slide eruit wanneer je gaat presenteren.

3 Tips voor een goede presentatie
Instructie voor presentator Tips voor een goede presentatie Bedenk vooraf wat het doel van je presentatie of bijeenkomst is: wanneer ben je tevreden? Sluit aan bij het niveau van je toehoorders: is het voor jou helder wat mensen al weten over dit onderwerp? Wil je uitwisseling stimuleren? Zorg voor passende werkvormen én neem de tijd. Ken de achtergrond en inhoud van de richtlijn waarover je presenteert. Verdiep je van te voren in de richtlijnproducten. Maak gebruik van de werkkaarten van de richtlijn. De werkkaarten download je op de website. Print ze uit, deel ze rond en verwijs er in de presentatie regelmatig naar. Voeg animaties toe om de presentatie levendiger te maken. << Tot slot: heb je vragen? Ergens hulp bij nodig? Stuur een mail naar Wij denken graag met je mee. Leuke ervaringen opgedaan? Tips voor anderen? Ook die reacties horen we graag. De presentatie begint vanaf de volgende slide: succes! >> Instructie (2 van 2) Wil je aan de slag gaan met deze powerpoint? Super! Nog een paar tips om je op weg te helpen. Haal deze slide eruit wanneer je gaat presenteren.

4 Deze presentatie Richtlijnen voor de jeugdhulp en jeugdbescherming
Richtlijn Kindermishandeling Uitgangsvragen Waar gaat deze richtlijn over? Risicofactoren voor kindermishandeling Beschermende factoren voor kindermishandeling Signalen van kindermishandeling Als je je zorgen maakt Kennis, attitude en vaardigheden (competenties) Organisatorische voorwaarden Interventies voor veiligheid en herstel Deze presentatie De presentatie is als volgt opgebouwd: Kort informatie over de richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming. Wat zijn de 5 dingen die je er over moet weten? Toelichting op de Richtlijn Kindermishandeling. De onderwerpen die op de slide genoemd staan, corresponderen met de hoofdstukken uit de richtlijn.

5 1. Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming
Initiatief van NIP, NVO en BPSW Om jeugdprofessionals te ondersteunen Programma Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming ( ) gefinancierd door VWS Dagelijkse uitvoering berust bij het Nederlands Jeugdinstituut 14 richtlijnen ontwikkeld tussen 2011 en 2015 Autorisatie door de beroepsverenigingen 1. Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming is een initiatief van de beroepsverenigingen Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen (NVO) en de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW). Dat de beroepsverenigingen hierin het initiatief nemen is niet vreemd. Beroepsverenigingen zijn er om professionals te ondersteunen bij de uitoefening van hun beroep, richtlijnen horen daarbij. Richtlijnen zijn bedoeld om jeugdprofessionals te ondersteunen in hun dagelijkse werk. De richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming bieden een overzicht van de laatste kennis: op basis van wetenschap, praktijk én cliëntvoorkeuren. Een richtlijn helpt jeugdprofessionals bij het maken van een goede en professionele afweging. Ook voor cliënten zijn richtlijnen belangrijk. Een cliënt moet in Drenthe dezelfde keuzes voorgelegd krijgen als in Zuid-Holland. En bijvoorbeeld niet in de ene provincie sneller uit huis geplaatst worden dan in de andere. De ontwikkeling en invoering van de richtlijnen (‘Programma Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming’) is gefinancierd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De dagelijkse uitvoering van het programma berust bij het Nederlands Jeugdinstituut. Dat betekent bijvoorbeeld dat medewerkers van het NJi de richtlijnontwikkeling coördineren en organisaties begeleiden bij het invoeren van richtlijnen. Tussen 2011 en 2015 worden er 14 richtlijnen ontwikkeld. Op de volgende slide vind je de onderwerpen van deze richtlijnen. Een richtlijn wordt gepubliceerd zodra deze richtlijn geautoriseerd is door de beroepsverenigingen. De richtlijn kan vanaf dan beschouwd worden als het overeengekomen niveau van verantwoorde zorg voor de beroepsgroep als geheel.

6 14 richtlijnen Richtlijnen
Op deze slide zie je welke richtlijnen er zijn. Op de website vind je welke richtlijnen al gepubliceerd zijn (en dus geautoriseerd zijn door de beroepsverenigingen). Waarom juist deze onderwerpen? In veldonderzoek (bijvoorbeeld gesprekken met professionals) is gekeken waar het in de jeugdhulp en jeugdbescherming wringt, waar verschillen in aanpak zitten. De onderwerpen van de richtlijnen zijn gekozen op basis van urgentie en haalbaarheid.

7 De 5 belangrijkste boodschappen
Van en voor professionals Samen met cliënten Gemaakt voor de praktijk Ontwikkeling en invoering samen Pas toe of leg uit De 5 belangrijkste boodschappen Richtlijnen zijn van en voor professionals. Richtlijnen zijn de gezamenlijke body of knowledge om vanuit te werken, om trots op te zijn en om gefundeerd van af te wijken als je daar samen met je cliënt voor kiest. Ze zijn bedoeld voor jeugdprofessionals: alle richtlijnen zijn geschreven voor jeugdzorgwerkers en gedragswetenschappers. De beroepsverenigingen zijn eigenaar van de richtlijnen. Richtlijnen worden gemaakt en gebruikt samen met cliënten (ouders). Er is continu met cliënten samengewerkt in de ontwikkeling en invoering van richtlijnen. Een Cliëntentafel (een werkgroep van ervaringsdeskundigen, voornamelijk ouders) is ingesteld. Zij adviseren richtlijnontwikkelaars, bijvoorbeeld over het taalgebruik in richtlijnen, en denken mee over hoe richtlijnen het beste ingevoerd kunnen worden. Alle gepubliceerde richtlijnen onderschrijven het belang van een goede samenwerking tussen professionals, ouders en het kind of de jongere. Nu kunnen ouders en de jeugdige pas echt als volwaardig partner meedenken en meepraten als zij voldoende geïnformeerd zijn. De richtlijnen kunnen hierbij helpen. Bespreek als professional de richtlijn met ouders en jeugdige en wijs hen op het bestaan van een cliëntversie (info voor ouders). Leg (met behulp van deze informatie voor ouders) uit wat de verschillende opties zijn, om vervolgens samen na te gaan hoe zij tegen deze opties aankijken. Welke voorkeuren hebben ouders en wat willen ze juist niet? Zo komt er een proces van gedeelde besluitvorming (shared decision making) op gang. Meer informatie hierover vind je in elke richtlijn in de inleiding. Richtlijnen zijn gemaakt voor de praktijk. Bij elke richtlijn is gekeken: wat zijn (als het gaat om dit onderwerp) knelpunten en op welke vragen moet de richtlijn antwoord geven? Richtlijnen worden dus niet out of the blue ontwikkeld. Het uitvoeren van knelpuntenanalyses en het opstellen van uitgangsvragen is belangrijk! Ontwikkeling en invoering: het één kan niet zonder het ander. In het Programma Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming is er zowel voor de ontwikkeling als voor de invoering van richtlijnen aandacht. Zo zijn alle conceptrichtlijnen getest in de praktijk (iets wat in andere sectoren nog niet gebruikelijk is bij richtlijnontwikkeling!). In totaal hebben meer dan 400 professionals meegedaan aan zulke proefinvoeringen. In een periode van drie à vier maanden lazen zij de richtlijn, voerden ze aanbevelingen uit en reflecteerden op het werken met de desbetreffende richtlijn. Professionals zijn gevraagd naar hun ervaringen en met behulp van deze informatie konden ontwikkelaars hun richtlijn verder aanscherpen. Het werken met richtlijnen is niet vrijblijvend. Je past de richtlijn toe of je legt uit waarom je van de richtlijn afwijkt. Pas toe of leg uit ben je ten eerste aan jezelf verplicht. Zodat je scherp blijft op je eigen handelen en jezelf blijft ontwikkelen. Werken met richtlijnen ben je aan je werkgever verplicht. Als professional moet je kunnen aangeven wat je nodig hebt om de juiste hulp te kunnen bieden. En je bent het tot slot aan je cliënten verplicht. Zij verdienen de best beschikbare zorg en hebben recht op tekst en uitleg, wanneer je samen verschillende opties bespreekt en uiteindelijk een keuze maakt.

8 2. Richtlijn Kindermishandeling
Alle kinderen en jongeren hebben recht om veilig te zijn en kansen te krijgen Maar ook ouders verdienen naast steun en hulp, respect en mededogen. Kindermishandeling is een complex probleem zonder één duidelijke oorzaak en zonder één duidelijk oplossing. De richtlijn geeft aanbevelingen voor het handelen bij (vermoedens van) kindermishandeling Ontwikkeld door het Trimbos instituut. 2. Richtlijn Kindermishandeling Alle grote thema’s uit de praktijk van jeugdprofessionals die te maken hebben of kunnen krijgen met kindermishandeling komen in deze richtlijn aan bod: kennis over risicofactoren en beschermende factoren, het signaleren van kindermishandeling, het proces van wikken en wegen, beslissen en (be)handelen naar veiligheid en herstel, de attitude en vaardigheden die dit vraagt van de jeugdprofessional, en daardoorheen: de samenwerking met en het respect voor ouders, jeugdigen en sociaal netwerk. De richtlijn Kindermishandeling geeft jeugdprofessionals aanbevelingen voor het handelen bij (vermoedens van) kindermishandeling, op basis van wetenschappelijke inzichten, professionele praktijkkennis en ervaringen van ouders en jeugdigen. De richtlijn is ontwikkeld door het TNO

9 Beschikbare materialen
Om online en offline te raadplegen: De richtlijn zelf De onderbouwing Info voor ouders Set werkkaarten Om aan de slag te gaan met deze richtlijn: Werkblad Deze powerpointpresentatie Meer materiaal op komst! Beschikbare materialen Van iedere richtlijn zijn verschillende materialen beschikbaar. Om online en offline te raadplegen en te doorzoeken, is er: De richtlijn zelf uiteraard. Onderbouwing: de deze is niet voor dagelijks gebruik, maar ter referentie en verantwoording van het proces en de daaruit resulterende aanbevelingen. De onderbouwing gebruik je ter verdieping op de richtlijn. Info voor ouders: bij elke richtlijn is een cliëntversie ontwikkeld, om cliënten (ouders) goed te informeren en uit te nodigen tot samenwerking. Werkkaarten: deze zijn gemaakt voor dagelijks gebruik en bevatten vaak de belangrijkste aanbevelingen uit de richtlijn. De richtlijn en de info voor ouders kun je lezen op Via de website kun je daarnaast de richtlijn, onderbouwing, info voor ouders en de werkkaarten downloaden als pdf. Deze materialen zijn tegen kostprijs ook via de website op papier te bestellen. Via vind je ook andere materialen die meer bedoeld zijn om met een richtlijn aan de slag te gaan. Dit zijn materialen die door medewerkers van het NJi ontwikkeld zijn om organisaties en professionals te ondersteunen bij de invoering van richtlijnen. Momenteel zijn de volgende materialen beschikbaar: Werkblad: per gepubliceerde richtlijn is een werkblad beschikbaar waarmee je zelf of samen met je team kennis kunt maken met de richtlijn. Als je het werkblad door werkt krijg je ook een overzicht van hoe je de richtlijn op dit moment al toe past en kom je achter de dingen die nog aandacht vragen. Powerpointpresentatie: die gebruik je nu! Bedoeld om anderen te informeren. Meer materiaal is op komst. Bijvoorbeeld factsheets die in gaan op de geleerde lessen uit de proefinvoering en tips voor invoering van de richtlijn.

10 1. Uitgangsvragen (1 van 3) Knelpunt: signalering
Wat zijn risicofactoren voor (verschillende vormen van) kindermishandeling? Wat zijn beschermende factoren voor kindermishandeling Wat zijn signalen van (verschillende vormen van) kindermishandeling?  Uitgangsvragen De Richtlijn Kindermishandeling is ontwikkeld door een werkgroep. Deze werkgroep heeft een aantal uitgangsvragen geselecteerd waar deze richtlijn een antwoord op geeft.

11 Uitgangsvragen (2 van 3) Knelpunt: handelen, communicatie en samenwerking Hoe kan de jeugdprofessional de situatie in kaart brengen en weten wat er aan de hand is? Wat moeten jeugdprofessionals doen bij signalen van en risicofactoren voor kindermishandeling? Welke instrumenten zijn beschikbaar voor veiligheids- en risicotaxatie? Welke houding en vaardigheden (competenties) heeft de jeugdprofessional nodig om (het risico op) kindermishandeling adequaat te kunnen signaleren en aansluitend te kunnen handelen en beslissen? Uitgangsvragen De Richtlijn Kindermishandeling is ontwikkeld door een werkgroep. Deze werkgroep heeft een aantal uitgangsvragen geselecteerd waar deze richtlijn een antwoord op geeft.

12 Uitgangsvragen (3 van 3) Knelpunt: interventies
Wat zijn (de werkzame componenten van) interventies om kindermishandeling te stoppen en om herhaling te voorkomen? Wat zijn (de werkzame componenten van) interventies om de schadelijke gevolgen van kindermishandeling te beperken? Hoe kan de jeugdprofessional bepalen welke interventie(s) voor een jeugdige en een gezin aangewezen is (zijn)? Hoe kan de jeugdprofessional de veiligheid van de jeugdige en de resultaten van de ingezette interventie(s) monitoren? Uitgangsvragen De Richtlijn Kindermishandeling is ontwikkeld door een werkgroep. Deze werkgroep heeft een aantal uitgangsvragen geselecteerd waar deze richtlijn een antwoord op geeft.

13 Hoofstuk 2 Waar gaat deze richtlijn over?
Definities Kindermishandeling :Kindermishandeling is elke vorm van, voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.’ (Jeugdwet, 2015) Huiselijk geweld: Lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring; huiselijke kring: een familielid, een huisgenoot of een mantelzorger’. (Wet Publieke Gezondheid, 2008 en Wet Maatschappelijke ondersteuning, 2015) Hoofdstuk 2: Waar gaat deze richtlijn over? In de richtlijnen worden de genoemde definities gehanteerd voor kindermishandeling en huiselijk geweld. Kindermishandeling is een vorm van huiselijk geweld.

14 Hoofstuk 2 Waar gaat deze richtlijn over?
Vormen van kindermishandeling lichamelijke (fysieke) mishandeling; emotionele (psychische) mishandeling; lichamelijke (fysieke) verwaarlozing; emotionele (psychische) verwaarlozing; seksueel misbruik; combinaties van lichamelijke en emotionele mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbruik. Hoofdstuk 2: Waar gaat deze richtlijn over? Kindermishandeling kan zich uiten in de volgende vormen. In het vervolg van de richtlijn wordt de algemene term ‘kindermishandeling’ voor de hierboven beschreven worden gebruik. Alleen daar waar nodig wordt de meer specifieke onderscheidende term gebruikt.

15 Hoofstuk 2 Waar gaat deze richtlijn over?
Prevalentie in Nederland naar schatting 3,4 procent. Dit komt overeen met bijna jeugdigen per jaar; van de scholieren in de leeftijd van 12 tot 17 jaar zegt 9,9 procent zich slachtoffer te voelen van kindermishandeling en dit in het voorafgaande jaar te hebben meegemaakt; in 45 procent van de gevallen van kindermishandeling komen combinaties van twee of meer vormen van mishandeling voor; verwaarlozing in alle vormen komt het meeste voor. De jaarprevalentie van lichamelijke verwaarlozing is naar schatting 8,1 procent en van onderwijs- en emotionele verwaarlozing 8,4 procent; de jaarprevalentie (2010) van slachtofferschap van seksueel misbruik is bijna 1 op de 1000 jeugdigen (1 procent). Hoofdstuk 2: Waar gaat deze richtlijn over? Sinds 2005 wordt iedere vijf jaar de omvang van kindermishandeling in ons land gemonitord met de Nederlandse Prevalentiestudie Mishandeling. Seksueel geweld Volgens de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (2014) is de omvang van het aantal slachtoffers van seksueel geweld (zowel binnen als buiten het gezin) veel groter. Volgens de Rapporteur heeft één op de tien meisjes tijdens de minderjarigheid wel eens (dus niet jaarprevalentie maar ‘ooit’), tegen haar wil, manuele seks gehad en 5 tot 10 procent heeft ervaring met ongewilde orale seks of geslachtsgemeenschap. Stijging Het aantal meldingen, adviezen en onderzoeken betreffende kindermishandeling bij Veilig Thuis steeg explosief sinds 2001 tot per jaar, waarschijnlijk door de toegenomen aandacht voor kindermishandeling en meldingsbereidheid bij professionals. Vanaf 2012 lijken deze cijfers zich te stabiliseren (Jeugdzorg Nederland, 2014).

16 Hoofdstuk 3: Risicofactoren
Bij de ouder(s) partnergeweld psychische en psychiatrische problemen zoals depressie; ouder heeft kindermishandeling in de jeugd meegemaakt en/of was getuige van partnergeweld; ongewenste zwangerschap. In en om het gezin geringe samenhang of cohesie in het gezin; veel conflicten in het gezin. In de ouder-kind interactie ouder ziet de jeugdige als een probleem. gebruik van fysieke straf; geen goede gehechtheidsrelatie. Bij de jeugdige erg jonge leeftijd (< 3 jaar). probleem gedrag geringe fysieke gezondheid Lees in de richtlijn meer risicofactoren! Hoofdstuk 3: Risicofactoren Risicofactoren voor kindermishandeling zijn factoren (gedragingen, omstandigheden, kenmerken) die kindermishandeling voorspellen of de kans dat kindermishandeling voorkomt binnen een bepaalde populatie vergroten. Een signaal van kindermishandeling is niet hetzelfde als een risicofactor; omgekeerd kunnen risicofactoren wel een signaalfunctie voor kindermishandeling hebben. Een signaal is een actueel teken of kenmerk bij de jeugdige dat er wat aan de hand is (de verklaring daarvoor kan kindermishandeling zijn maar dit kan ook een aandoening of andere verklaring hebben).  Signalen worden in hoofdstuk 5 besproken.  Risicofactoren die hier worden genoemd zijn de belangrijkste factoren met een middelmatige tot grote voorspellende waarde. Algemeen wordt aangenomen dat kindermishandeling geen eenduidige oorzaak heeft, maar vrijwel altijd het gevolg is van een combinatie en opeenstapeling van risicofactoren. Van sommige (groepen van) risicofactoren kan echter wel gezegd worden dat die zwaarder wegen dan andere factoren. De belangrijkste risicofactoren voor kindermishandeling blijken de factoren te zijn die puur met de ouder(s) of verzorger(s) te maken hebben. Deze factoren vormen bovendien een groter risico wanneer die bij beide ouders worden gevonden

17 Aanbevelingen hoofdstuk 3
Weet wat (wetenschappelijk onderbouwde) risicofactoren van kindermishandeling zijn, maar besef dat deze factoren in ieder individueel geval anders werken en niet per se tot kindermishandeling hoeven te leiden. Weet dat kindermishandeling een breed scala aan oorzaken en beïnvloedende factoren kent, waarbij het vrijwel altijd gaat om een samenspel van meerdere factoren tegelijkertijd. Weet dat de meest zwaarwegende factoren die factoren zijn die met de ouder(s) te maken hebben, en dat het risico op kindermishandeling groter is wanneer risicofactoren bij beide ouders aanwezig zijn. Kijk bij constatering van risicofactoren ook altijd naar de beschermende en (veiligheid) bevorderende factoren. Houd de ontwikkeling van relevante kennis op dit gebied bij via vakliteratuur en scholing. Dit zijn de aanbevelingen bij hoofdstuk 3: risicofactoren voor kindermishandeling ! Overwegingen uit de praktijk Professionals beschouwen in de praktijk meer factoren als een risico voor kindermishandeling, dan die in dit hoofdstuk worden genoemd. Dat die factoren niet uit grootschalige robuuste studies als sterke risicofactoren naar voren komen, betekent niet dat dit over het algemeen of in individuele gevallen geen risicofactoren zijn. Zorgelijke situaties moeten daarom altijd in de context worden beoordeeld

18 Hoofdstuk 4: Beschermende factoren
Intrapersoonlijke factoren (bij de jeugdige zelf) gevoel van perspectief, zingeving; eigen effectiviteit beleving (positieve interne ‘locus of control’) vermogen tot zelfregulatie; Oplossingsvermogen & sociale vaardigheden; positieve betrokkenheid bij activiteiten; Interpersoonlijke factoren (bij de ouder(s) of andere volwassenen) opvoedvaardigheden, competenties ouder(s); positieve invloedrijke andere volwassenen (niet-professionals uit eigen netwerk); welzijn van de ouder(s); Omgevingsfactoren positieve schoolomgeving; stabiele woonsituatie. Hoofdstuk 4: Beschermende factoren Beschermende factoren kunnen tegenwicht bieden aan risico’s waaraan jeugdigen worden blootgesteld. De aanwezigheid van beschermende factoren kan de negatieve werking van risicofactoren beperken maar niet per definitie compenseren . Er is weinig onderzoek gedaan naar beschermende en veiligheidsbevorderende factoren voor kindermishandeling maar recentelijk is het Protective Factor Framework ontwikkeld. De belangrijkste beschermende factoren daarin staan op de sheet. Naast de factoren in het Protective Factor Framework worden ook de factoren veerkracht en sociale steun in de literatuur beschreven.

19 Aanbevelingen hoofdstuk 4
Weet wat (wetenschappelijk onderbouwde) beschermende factoren van kindermishandeling zijn, maar besef dat deze factoren in ieder individueel geval anders werken. Weet dat beschermende en (veiligheid)bevorderende factoren van groot belang zijn in relatie tot risicofactoren, en kijk altijd naar beschermende en (veiligheid)bevorderende factoren wanneer je risicofactoren constateert. Houd de ontwikkeling van relevante kennis op dit gebied bij via vakliteratuur en scholing. Op de dia worden de aanbevelingen uit hoofdstuk 4 genoemd.

20 Hoofdstuk 5: Signalen van kindermishandeling
Gedragssignalen en signalen van psychische gesteldheid Voorbeelden: verandering in gedrag of emoties; selectief mutisme (niet spreken); gehechtheidsproblemen; veel onduidelijke buikpijnklachten; slaapproblemen; weglopen; Signalen uit de omgeving Onvoldoende toegang tot onderwijs of zorg; onvoldoende toezicht; onvoldoende lichamelijke verzorging; negatieve interactie tussen ouders Lichamelijke signalen Brandwonden; blauwe plekken; kale plekken in het hoofdhaar; terugkerende urine weginfectie; psychosomatische klachten; veelvuldig medisch bezoek; hyperventilatie  Lees meer signalen in de richtlijn! Hoofdstuk 5: Signalen van kindermishandeling Signalen van kindermishandeling zijn gedragingen of (uiterlijke) kenmerken bij de jeugdige die kunnen wijzen op het vóórkomen van kindermishandeling, nu of in het verleden. Van de in het hoofdstuk genoemde signalen is er voldoende tot sterk wetenschappelijk bewijs of expert-consensus dat dit signalen van kindermishandeling kunnen zijn. De jeugdprofessional zal niet altijd zelf deze signalen kunnen constateren, bijvoorbeeld wanneer het lichamelijke signalen zijn die alleen met medische apparatuur aan het licht kunnen komen. Ze staan hier vermeld omdat deze signalen in het dossier kunnen voorkomen, genoemd kunnen worden door andere professionals of nagevraagd (moeten) worden.

21 Aanbevelingen hoofdstuk 5
Weet wat (wetenschappelijk onderbouwde) signalen van kindermishandeling zijn. Weet dat de meeste signalen van kindermishandeling aspecifiek zijn, en er dus niet één signaal kenmerkend of uniek is voor kindermishandeling; Houd de ontwikkeling van relevante kennis op dit gebied bij via vakliteratuur en scholing. Dit zijn de drie aanbevelingen bij hoofdstuk 5.

22 Hoofdstuk 6: Als je je zorgen maakt
Vijf stappen van de meldcode 1. in kaart brengen van de situatie (signalen, risico- en beschermende factoren); 2. overleggen met Veilig Thuis, collega’s, en interne en externe deskundigen; 3. gesprek met betrokkene(n); 4. wegen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling (bij twijfel: Veilig Thuis raadplegen); 5. beslissen: zelf hulp organiseren of melden. Stap 0 = Overwegen: kàn er sprake zijn van kindermishandeling? In dit hoofdstuk worden algemene handelingsadviezen gegeven bij signalen en vermoedens van kindermishandeling. Als kapstok dient de Wet Verplichte Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling uit Deze wet verplicht professionals die met ouders en/of jeugdigen werken om een meldcode over huiselijk geweld en kindermishandeling vast te stellen en het gebruik daarvan te bevorderen. In de volgende sheets worden de stappen verder toegelicht.

23 Stap 0: kan er sprake zijn van kindermishandeling?
Bij de intake van nieuwe cliënten standaard vragen naar de veiligheid in het gezin – in de brede zin en voor alle gezinsleden Verschil tussen overwegen: kindermishandeling kan een verklaring zijn voor hetgeen geconstateerd is. Op basis van gevonden verklaringen kan de uitkomst zijn dat in het geheel geen sprake is van kindermishandeling of dat een derde – dus niet de (verzorgende) ouders – daarvan de pleger is; vermoeden of – sterker – verdenken: er zijn sterke aanwijzingen voor kindermishandeling maar dit kan (nog) niet aangetoond worden. Deze alertheid op mogelijke signalen van kindermishandeling moet behoren tot de basishouding van iedere jeugdprofessional. 1. De jeugdprofessional overweegt kindermishandeling en vraagt bij de ouders na wat verklaringen kunnen zijn voor hetgeen hij bij de jeugdige of omgeving geconstateerd heeft. Een overweging wordt een vermoeden of verdenking van kindermishandeling wanneer deze verklaringen niet passend zijn; niet aannemelijk zijn; niet consistent zijn 2. Wanneer de jeugdprofessional geen andere passende verklaringen vindt voor hetgeen hij geconstateerd heeft bij de jeugdige, de zorgen blijven bestaan en er om die redenen een vermoeden of verdenking van kindermishandeling ontstaat, treedt de meldcode in werking.

24 Stap 1: De situatie in kaart brengen (exploratiefase)
Breng de situatie in beginsel altijd in kaart in overleg met en bij voorkeur in het bijzijn van de ouders tenzij er gegronde redenen zijn om daar van af te wijken. Kijk of er in het bestaande dossier of overgedragen gegevens informatie ontbreekt en hoe dit aangevuld kan worden. Voor het succes van de begeleiding en behandeling is het belangrijk om ook te weten wat er wél goed gaat en wat de krachten zijn van het gezin. Alle bevindingen moeten zo concreet en objectief mogelijk worden vastgelegd is het dossier. Kijk naar de veiligheid (met risicotaxatie & veiligheid taxatie) Kijk naar de algehele ontwikkeling van de jeugdige Kijk naar beide ouders Kijk naar de omgeving Informatie kan verkregen worden via: - bestaande dossiers; - navraag bij betrokkenen (ouders en zo mogelijk jeugdige, sociaal netwerk); - andere professionals (mogelijk via de Verwijsindex Risicojongeren, zie paragraaf 6.2); - observaties; vragenlijsten, checklists. In de richtlijn wordt bij elk onderdeel verder ingegaan op de instrumenten die je kunt gebruiken en waar je op moet letten bij het verzamelen van informatie.

25 Stap 2: Overleggen met andere professionals
Handel bij vermoedens of verdenking van kindermishandeling nooit alleen. Ga na welke andere professionals betrokken zijn bij het gezin. Vraag dit allereerst na bij de ouders of jeugdige zelf. Wanneer de jeugdige geregistreerd is in de VIR, zal bij een ‘match’ ook blijken of en welke andere professionals en organisaties betrokken zijn. Soms is het overleg met andere belangrijke instanties verankerd in een multidisciplinair samenwerkingsverband. In het belang van de jeugdige kan het soms nodig zijn om zonder toestemming, maar met medeweten van de ouders en eventueel jeugdige, informatie te vragen bij andere professionals en met hen te overleggen. Jeugdprofessionals moeten dus goed weten onder welke omstandigheden zij wel en niet informatie over gezinnen mogen delen. In de richtlijn wordt bij elk onderdeel verder ingegaan waar je op moet letten bij het overleggen met andere professionals

26 Stap 3: Praat met ouder(s) en jeugdigen
Uitgangspunt is om in openheid de zorgen en te ondernemen stappen te bespreken met de ouders en/of jeugdige. Openheid is van belang voor de stappen die daarna volgen. In het eerste gesprek wordt de toon gezet. Benoem concreet de zorgen en spreek over feiten, zonder oordeel en zonder aannames of interpretaties van die feiten. Stel vooral open vragen die niet alleen met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoord kunnen worden vanuit een oprecht betrokken houding. Bereid een gesprek goed voor. Een veiligheids- en/of risicotaxatie-instrument helpt bij de weging van de ernst van kindermishandeling en/of het risico (van herhaling) voor kindermishandeling. Vraag bij twijfel altijd (opnieuw) advies bij Veilig Thuis. Stap 4: Weeg de ernst en risico’s In de richtlijn wordt bij elk onderdeel verder ingegaan waar je op moet letten bij het praten met ouders en jeugdigen en het wegen van de ernst en risico’s.

27 Stap 5: Beslis: helpen, hulp organiseren en/of melden?
De veiligheid voor de jeugdige steeds leidend. Beslis nooit alleen. Beslis voor hulp (organiseren) en/of voor het doen van een melding bij Veilig Thuis. Spreek expliciet met betrokken professionals en ouders en jeugdige af wie de regie heeft over de hulp rond het gezin. Werk gestructureerd en methodisch naar een beslissing toe (bv. ORBA-werkwijze, Deltamethode) volgens de principes van ‘structured decision making’, waar relevant multidisciplinair, en zoveel mogelijk in dialoog met de ouders (‘shared decision making’). Realiseer je dat het werken met (vermoedens van) kindermishandeling gepaard gaat met onzekerheden; ook voor ouders, jeugdigen en andere betrokkenen is het een onzekere tijd. In deze fase gaat de jeugdprofessional na of hij in voldoende mate zelf effectieve hulp kan bieden of kan organiseren. In de richtlijn wordt bij elk onderdeel verder ingegaan waar je op moet letten bij het beslissen.

28 Hoofdstuk 7: kennis, attitude en vaardigheden (competenties)
Kennis o.a. van: Signalen, risicofactoren, beschermende factoren en gevolgen van kindermishandeling Hoe te handelen Interventiemogelijkheden Attitude o.a.: Vertrouwen kunnen winnen en onderhouden van het gezin Durf, wees moedig! Reflecteer Wees je bewust van eigen normen en waarden Wees bescheiden Vaardigheden o.a.: De geldende wetgeving, richtlijnen, protocollen en Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling kunnen toepassen. Signalen van en risicofactoren voor kindermishandeling kunnen herkennen, benoemen, en zorgen concreet kunnen onderbouwen. Hoofdstuk 7: kennis, attitudes en vaardigheden (competenties) Besluitvorming in situaties waarin kindermishandeling speelt, vraagt veel van jeugdprofessionals. “Kindermishandeling raakt ouders en kind zo intens, dat het hoge eisen stelt aan de expertise van degene die zich om de jeugdige en de ouders bekommert” (Baartman, 2013).  In de richtlijn worden alle kennisonderdelen, attitude en vaardigheden genoemd. Zowel in het hoofdstuk als in de aanbevelingen Kennis Echter: “Met alleen theoretische kennis red je het niet. Je moet intellectueel en emotioneel volwassen zijn. Het werk is zo uitdagend, zo intens en je bent zo belangrijk voor een kind. Je moet zoveel afwegingen maken, analyseren, logisch redeneren en tegelijk een emotionele intelligentie hebben. Jeugdprofessionals moeten kennis bijhouden. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van elke jeugdprofessional zelf, maar zij moeten hiervoor ook in de gelegenheid gesteld worden. Attitude De jeugdprofessional dient zich ervan bewust te zijn dat kindermishandeling voorkomt en dat hij/zij een verantwoordelijkheid heeft in de aanpak daarvan. De houding van de jeugdprofessional dient daarbij, volgens de werkgroep, gericht te zijn op het aangaan van partnerschap met ouders en jeugdigen. Vaardigheden Hierin zijn vaardigheden specifiek voor kindermishandeling nodig, maar tevens ook algemene vaardigheden.

29 Hoofdstuk 8: organisatorische randvoorwaarden
Vraag bij collega’s en leidinggevenden om randvoorwaarden die genoemde competenties bevorderen: informatie training inter- en supervisie hulp bij persoonlijke onveiligheid of juridische kwesties een realistische ‘caseload’ goede dossiervorming beleids- en samenwerkingsafspraken met andere organisaties en gemeenten. Vraag om ‘practice leadership’: leidinggevenden werken in partnerschap met jeugdprofessionals op eenzelfde manier zoals dat van de jeugdprofessional in de gezinssituatie wordt verwacht. Hoofdstuk 8: organisatorische randvoorwaarden. Goede besluitvorming over kindermishandeling vraagt niet alleen een specifieke attitude, kennis en vaardigheden van professionals. Het is ook belangrijk dat een aantal randvoorwaarden in de organisatie en in het professionele netwerk is gerealiseerd. Wanneer organisaties goede randvoorwaarden weten te realiseren, kunnen hulpverleners zich de benodigde kennis, vaardigheden en attitude eigen maken en in hun dagelijkse praktijk gaan toepassen.

30 Hoofdstuk 9: interventies voor veiligheid en herstel
Het veiligheidsplan vormt de basis voor de verdere begeleiding Kinderbeschermingsmaatregelen Ondertoezichtstelling Machtiging Uithuisplaatsing Gezag beëindigende maatregel Interventies interventies die gericht zijn op het beïnvloeden van risicofactoren in gezinnen waarin mishandeling (nog) niet aan de orde is; interventies die gericht zijn op het bevorderen van veiligheid; interventies die gericht zijn op herstel (na trauma). Hoofdstuk 9: interventies voor veiligheid en herstel Als laatste stap gaat de jeugdprofessional na of hij zelf effectieve hulp kan bieden of organiseren. De centrale vragen zijn nu: wat moet er veranderen om de situatie voor de jeugdige (weer) voldoende veilig te maken, gezinsrelaties waar mogelijk te herstellen, veranderingen effectief en blijvend te realiseren en voor welke mogelijke schade is behandeling van de ouder(s) en/of jeugdige nodig? Veiligheidsplan Ee veiligheidsplan bestaat uit verschillende onderdelen (zie de richtlijn). De hoofddoelen in het plan voor ouders en jeugdige zijn: het creëren van (voldoende) veiligheid in de opvoedsituatie en het verwerken, herstellen of verminderen van de gevolgen voor de jeugdige, zodat die zich (weer) goed kan ontwikkelen. Jeugdbeschermingsmaatregelen De hulp die aan gezinnen geboden wordt staat meestal niet op zichzelf, maar sluit vaak aan bij maatregelen die de kinderrechter kan uitspreken. Interventies Hierna geven we een overzicht van beschikbare programma’s en interventies die ingezet kunnen worden om kindermishandeling te stoppen, herhaling te voorkomen en schadelijke gevolgen te beperken. De interventies zijn ingedeeld in drie groepen. interventies die gericht zijn op het beïnvloeden van 1. risicofactoren in gezinnen waarin mishandeling (nog) niet aan de orde is; 2. interventies die gericht zijn op het bevorderen van veiligheid; 3. interventies die gericht zijn op herstel (na trauma).

31 Preventieve interventies in gezinnen waarin (nog) geen mishandeling speelt
VIPP-SD Gedragsproblemen voorkomen of verminderen. MIM Het zelfvertrouwen (als opvoeder) van moeders met een eerste kind te vergroten en de ervaren steun uit hun sociale netwerk te versterken. Home-Start Voorkomen dat alledaagse problemen van ouders met jonge kinderen uitgroeien tot ernstige en langdurige problemen. Incredible Years Gedragsproblemen bij de jeugdige laten afnemen en sociale vaardigheden verbeteren. Triple-P niveau 4 Psychosociale problemen voorkomen. PMTO Gedragsproblemen voorkomen. PCIT Verbetering van ouder-kindinteractie zodat gehoorzaamheid van de jeugdige erop vooruit gaat. KOPP Voorkomen dat jeugdigen zelf problemen ontwikkelen doordat hun ouder(s) een psychiatrische stoornis heeft/hebben. VoorZorg Voorkomen van kindermishandeling of verwaarlozing. Houvast Kinderen veilig en 'goed genoeg' opvoeden. Preventieve interventies in gezinnen waarin (nog) geen mishandeling speelt De programma’s beogen gedragsproblemen bij de jeugdige te voorkomen of te verminderen door het versterken van opvoedingsvaardigheden van de ouders en het benutten van het sociaal netwerk. Het gaat over het algemeen om jonge kinderen, niet ouder dan twaalf jaar. Meer over de effectiviteit en de doelgroep kun je lezen in de richtlijn

32 Programma’s en methodieken gericht op veiligheid
Ambulante Spoedhulp Het gezin als geheel helpen bij het hanteren van spoedeisende problemen en crisissituaties. Multisysteem Therapie-Child Abuse & Negelect (MST-CAN) Uithuisplaatsing voorkomen en de mishandeling stoppen. Intensieve Ambulante Gezinsbegeleiding (IAG) Het gezinsklimaat verbeteren zodat de jeugdige veilig kan opgroeien en zich kan ontwikkelen. Gezinsleden meer vaardigheden aanleren om gebruik te maken van hun sociale netwerk. Voorwaardelijke Interventie in Gezinnen (VIG) Een veilige opvoedingssituatie creëren zodat hulpverlening in een vrijwillig kader (weer) mogelijk is. Relationele Gezinstherapie (voorheen FFT) Het functioneren van de jongere en het gezin verbeteren en de kans op herhaling van crimineel gedrag verkleinen. Families First Oplossen van crisis en de veiligheid in het gezin vergroten, teneinde een uithuisplaatsing van een of meer van de kinderen te voorkomen. Veilig, Sterk & Verder De veiligheid thuis herstellen zodat de jeugdige zich weer veilig kan voelen in de relatie met zijn ouders. Afname van psychopathologie die het geweld veroorzaakt of het gevolg is van het geweld, daderbehandeling. Deltamethode De ontwikkelingsbedreiging van de jeugdige opheffen doordat gezinsvoogden een samenwerkingsrelatie met ouders en jeugdigen aangaan waarin de ontwikkeling van de jeugdige centraal staat. Signs of SafetyTM Veiligheid voor de jeugdige creëren met inzet van het eigen sociale netwerk; een samenwerkingsrelatie opbouwen met gezinnen waarin (mogelijk) sprake is van kindermishandeling. Eigen Kracht Conferentie Ouders nemen zelf de verantwoordelijkheid om problemen op te lossen met hulp van hun sociale netwerk. Programma’s en methodieken gericht op veiligheid Hier gaat het om brede programma’s of methodieken die ingezet kunnen worden om kindermishandeling te stoppen en/of een veilige opvoedingssituatie te creëren ter voorkoming van een maatregel. Het gaat vrijwel altijd om gezinnen waarin al sprake is (geweest) van mishandeling of onveiligheid. De programma’s worden in de regel aanvullend op een kinderbeschermingsmaatregel aangeboden, of beogen expliciet een uithuisplaatsing te voorkomen. Meer over de effectiviteit en de doelgroep kun je lezen in de richtlijn

33 Interventies gericht op herstel
EMDR Verwerken van herinneringen aan identificeerbare ingrijpende ervaringen die de cliënt hebben getraumatiseerd. Horizon-methodiek Herstellen van vertrouwen en negatieve gevolgen door seksueel misbruik. Steps Verminderen van PTSS-klachten ten gevolge van eenmalig seksueel geweld buiten het gezin en het normaliseren van gedrag. Ondersteuning ouders. Asja Zrogen dat het meisje veilig en beschermd is tegen het loverboy-circuit; zorgen dat het meisje leeftijdsadequaat functioneert en zich fysiek, sociaal-emotioneel, psychisch, cognitief en seksueel goed ontwikkelt. WRITE junior Verdwijnen of laten afnemen van posttraumatische klachten. Trauma Focused Cognitieve Gedragstherapie (TF-CGT) Verminderen of doen verdwijnen van traumatische ervaringen door eerdere mishandeling. Let op de kleintjes Jeugdigen bewust maken van de gevoelens die ze onder druk van de omstandigheden hebben weggestopt. Meer specifieke doelen zijn: zorgen dat de jeugdige zijn ervaringen kan verwerken; zorgen dat de gevolgen van die ervaringen verminderen en de jeugdige zich meer beschermd gaat voelen. moeder ondersteunen in haar ouderrol. Storm en Spetters Posttraumatische stress-symptomen en internaliserend en externaliserend probleemgedrag bij de jeugdigen voorkomen of verminderen. Interventies gericht op herstel Deze interventies zijn gericht op de (therapeutische) behandeling van jeugdigen om de negatieve gevolgen van het (seksueel) misbruik zo veel mogelijk tegen te gaan. De onderste twee interventies zijn gericht op jeugdigen die getuige zijn geweest van geweld in huis Meer over de effectiviteit en de doelgroep kun je lezen in de richtlijn

34 Vragen? Vragen? Het is altijd goed om tijd in te ruimen voor vragen. Wie in de zaal heeft er een vraag? Willen jij en je collega’s gaan werken met deze richtlijn? Bespreek dan hoe jullie na deze presentatie verder gaan. De materialen die online staan (zie slide 9) kunnen je helpen. Start bijvoorbeeld met het werkblad: ga hier in duo’s mee aan de slag en bespreek jullie bevindingen later in een teamoverleg.

35 Meer weten? Bekijk www.richtlijnenjeugdhulp.nl
Volg Richtlijnen op Vragen? Stuur een mail naar

36


Download ppt "Kindermishandeling Richtlijn"

Verwante presentaties


Ads door Google